lOMoARcPSD|2668334
,eenvoudig te begrijpen versie uit studiegroep
1. Inleiding
Dorothy E. Johnson werd geboren op 21 augustus 1919. Haar professionele ervaring als
verpleegkundige lag vooral op het niveau van de opleiding en verpleegkundige staffuncties
(Vanderbilt - U.C.L.A.). Haar publicaties omvatten hoofdstukken in een viertal boeken, meer dan
dertig artikels in tijdschriften, rapporten, verslagen en monografieën. Zij ontving meerdere
onderscheidingen, en bleef actief tot 1978. Haar vreugde ligt vooral in het feit dat het
Gedragssysteemmodel voor verpleegkunde zeer nuttig bevonden is in het verder uitdiepen van de
theoretische basis van verpleegkunde en wat praktische uitwerking betreft, als één der enige
modellen, op vele verpleegkundige terreinen operationeel is. Dorothy Johnson had eveneens het
genoegen meerdere succesvolle verpleegkundigen te kunnen opleiden. Wij vernoemen hier o.a.
Callista Roy (Adaptation model) en Evelyn Adam (Conceptual model for nursing).
Dorothy Johnson ontwikkelde het gedragssysteemmodel en benoemde het een model voor
verpleegkundige praktijk, opleiding en research. Binnen de evolutie en de ontwikkeling van
verpleegkundige theorie situeert het Johnsonsysteem zich thv. de systeemtheoretische modellen.
Fig. 1. Evolutie van verpleegkundige
theorieën
Filosofie
Nightingale (1860) Interpers.relaties
Energieveld
Abdellah (60-70)
Peplau (50)
Wiedenbach (60) Orlande (60) Levine (60-70)
Fi tzpatuch (70-80)
Hall (60) Travelbee (70)
King (70-80) Rogus (70-80)
Henderson (60) Newman (79-80)
Barnard (70-80)
Leiningen (70-80) Riehi (80)
Systemen
Erickson, Swain,
Orem (70-80) Tainlin(80)
Neuman (70-80)
Watson (79-80)
Roy (70-80)
Adam (80) Parse Johnson (80)
(80)
, 2. Theoretische grondslag
Johnson’s gedragsysteemtheorie start met de overtuiging van Nightingale dat het doel van verplegen is :
het individu te vrijwaren of te helpen herstellen van ziekte of letsel. De verpleegkunde en de
verplegingswetenschap moet de patiënt als een individu focussen en niet een specifieke ziekte-entiteit.
Johnson baseert zich op gedragswetenschappen in de psychologie, de sociologie en de etnologie om
haar theorie te ontwikkelen. Zij leunt sterk aan bij, en ontleent concepten en definities van systeem-
theoretici (Rapoport, Chin, Buckley).
De structuur van het gedragssysteem is gevormd naar een systeemmodel. Dit systeem wordt
gedefinieerd als een samenhang van onderling met elkaar verbonden gedachten die samen functioneren
om een geheel te vormen. In haar publicaties conceptualiseert (concept = vereenvoudigde vorm van
meer complexe ideeën) de mens als een gedragssysteem waarvan het actief zijn ervan (het
functioneren) een observeerbaar gedrag als eindresultaat geeft. Analoog aan het gedragssysteem is de
biologische systeemtheorie die de mens beschouwt als een biologisch systeem. Hier is lichamelijke
ziekte het resultaat van een stoornis in dit systeem.
Johnson schrijft dat de verpleegkunde bijdraagt om effectief gedrag mogelijk te maken voor, tijdens en na
ziekte. Zij gebruikt hierbij ook concepten uit andere disciplines zoals sociaal leergedrag, initiatie,
zintuiglijke stimulatie, aanpassing, gedragsmodificatie, dit om haar theorie uit te breiden.
3. Hoofdgedachten
Gedrag
Essentieel voor het model is het gedragsconcept. Gedrag wordt gedefinieerd
als die observeerbare trekken en handelingen die een persoon vertoont als
antwoord op uitwendige en inwendige prikkels of stimuli. Gedrag heeft vooral te
maken met sociaal gedrag (in relatie met). De focus ervan is hoe men interacties
aangaat met andere mensen. Het gedragssysteem wordt hier het georganiseerde,
onderling verbonden complex van subsystemen elk met gedragspatronen die
bepalen en aflijnen hoe een persoon interacties aangaat met zijn omgeving.
Gedragspatronen ontwikkelen zich over een tijdsverloop en worden beïnvloed
door fysische, psychische, sociale en biologische factoren.
Evenwicht — stabiliteit