Hoorcollege 1, 10 september ’24. Live gevolgd.
Wat is strafprocesrecht/ formeel strafrecht: regels over de realisering van het strafrecht (in
concreto)
‘Procedureregels die aangeven door wie en op welke wijze moet worden vastgesteld dat een
bepaalde burger de strafwet heeft overtreden en wat daarvan de consequenties moeten
zijn.’
Hoofddoel: zorgen voor de juiste toepassing van het materiele strafrecht, dus:
- Zorgen dat schuldigen worden gestraft
- Zorgen dat onschuldigen niet worden bestraft
Kan echter niet voor 100% bereikt worden, ‘beter tien verdachten ten onrechte vrijuit dan
een verdachte onschuldig veroordeeld.’
Andere doelen strafproces:
- Eerbiediging rechten en vrijheden verdachte, maar ook van slachtoffers, getuigen en
andere betrokkenen
- Procedurele rechtvaardigheid: alle betrokkenen die voelen dat zij echt zijn gehoord,
dan wordt de uitkomst toch sneller geaccepteerd
- Demonstratiefunctie
o ‘Not only must justice be done, it must also be seen to be done.’
o Demonstreren dat het recht zijn beloop krijgt.
(Doelen strafproces
Doelen bereiken door:
Bevoegdheden en waarborgen
Instrumentaliteit en rechtsbescherming)
Instrumentaliteit/ rechtsbescherming
- Mr big methode
- Instrumentaliteit: overheid moet de tools in handen hebben om criminaliteit effectief
te bestraffen.
o Zoals bv. een telefoontap.
o Instrumenten om zowel schuldigen te snappen en om onschuldigen vrijuit te
laten.
- Rechtsbescherming
o Machtsuitoefening kan ver gaan en moeten goed zijn ingekaderd.
(On)gelijkheid en het strafprocesrecht
- Gelijkheid wordt nagestreefd
Belang van andere wetenschappen voor het strafprocesrecht
Criminologie en sociale wetenschappen
- Hoe nemen opsporingsambtenaren beslissingen
- Hoe ervaren slachtoffers het strafprocesrecht
- Hoe ontstaan valse bekentenissen
- Wat betekent een DNA-match
1
Strafprocesrecht, week 1 t/m 6
,Kenmerken strafproces:
Accusatoir vs. Inquisitoir
Accusatoir: aanklager en verdachte naast/ tegenover elkaar.
Inquisitoir: OvJ, zit bijna aan tafel van de rechters.
Nederland: oorspronkelijk inquisitoir met veel accusatoir kenmerken.
Gelijkwaardige procespartijen Verdachte als voorwerp van onderzoek
Kan niet zelf dingen aandragen etc.
Lijdelijke rechter Actieve rechter
= rechter kan nog vragen die is handig om te
laten getuigen
Formele waarheid Materiele waarheid
= partijen waarheid = wat is de echte waarheid, als verdachte
bekent is dat niet het einde van het proces.
Mondelinge procedure Dominantie schriftelijke stukken
Geen lekenrechtspraak, in veel andere landen wel.
2
Strafprocesrecht, week 1 t/m 6
,Bronnen van strafprocesrecht:
Europees en internationaal recht
- EVRM
- EU-recht
- IVBPR (BUPO-verdrag)
- Diverse specifieke verdragen, bv. VN-Verdrag tegen foltering en andere wrede,
onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing
- Rechtshulpinstrumenten
Raad van Europa: EVRM
- EVRM, o.a.
o Art 5: recht op vrijheid en gelijkheid
o Art. 6 EVRM: recht op een eerlijk proces
o Art. 8 recht op eerbieding van privé- familie- en gezinsleven
o Art. 14 en Twaalfde Protocol: discriminatieverbod
EU-recht
- Handvest Grondrechten EU
- Richtlijnen procedurele rechten
o Bv. recht op vertolking en vertaling (RL 2010/64)
o Bv. Recht op toegang tot een advocaat (RL 2013/48)
o Slachtofferrichtlijn (2012/29/EU)
EU-recht
Europees Openbaar Ministerie
- Fraude/ corruptie met EU-gelden vervolgen
Handvest grondrechten EU- tenminste zelfde macht als EVRM
Handvest niet van toepassing op ons gehele strafrecht
Bronnen van strafprocesrecht:
- Grondwet (o.a. art. 107; art. 17)
- EVRM, EU-recht en internationale verdragen
- Wetboek van Strafvordering
o Artikel 1 Sv: strafvorderlijk legaliteitsbeginsel
o Grote veranderingen op komst: Modernisering WvSv
- Bijzondere wetten (WWM, WED, WVW, Opiumwet…)
3
Strafprocesrecht, week 1 t/m 6
, - AMvB’s en beleidsregels
- Jurisprudentie
- Beginselen van goede/ behoorlijke procesorde
Beginselen van goede/ behoorlijke procesorde
- Vertrouwensbeginsel
- Gelijkheidsbeginsel
- Verbod van detournement de pouvoir (zuiverheid van oogmerk)
- Behoorlijke en billijke belangenafweging (proportionaliteit en subsidiariteit)
Fasen van het strafproces
4
Strafprocesrecht, week 1 t/m 6
,Werkgroep week 1:
Leerdoelen week 1:
- Mr.-Big methode beschrijven aan de hand van een viertal kenmerken
- Kritiekpunten betrekking tot (wettelijke basis) Mr. Big. Methode en kan aan de hand
daarvan een eigen afweging ontwikkelen.
- Gemiddeld complexe casus de rechtmatigheid van de Mr. Big methode beoordelen.
Analysevraag algemeen:
3 vaste componenten: (wel een vloeiende tekst)
1- Schets stand van zaken/ het positieve recht, mede a.d.h.v. beginselen van het
strafprocesrecht en/ of jurisprudentie.
2- Schets van het wetenschappelijke debat
3- Een eigen, beredeneerd standpunt
a. Afweging (2 elementen) in de weegschaal en conclusie (‘en dus vind ik dat’)
Analyse vraag:
- Gaat altijd over een bepaald juridisch kader.
- Maar ook laten zien dat je weet dat er over de recht discussie wordt gevormd.
o Discussie uit voorgeschreven verdiepingsartikelen.
- Eigen mening, o.b.v. juridisch kader en eigen mening.
Analysevraag:
Element 1: typering geldende recht
1a typering Mr. Big methode – 1b wettelijke basis
Element 2: schets van het debat omtrent het geldende recht
2. kritiek uit literatuur
Element 3: beredeneer standpunt
3a afweging – 3b conclusie.
Analysevraag toegepast:
1a- typering van de Mr. Big methode
- ‘befriending-operatie’ -> undercover
- Gefingeerde criminele organisatie
- Mr. Big -> staat aan het hoofd van die criminele organisatie. Gebruikt om een
verklaring van de verdachte te ontfutselen. (vaak cold-cases)
- Tegenprestatie bij toetreding tegenover Mr Big: openheid van zaken; veel voordelen
(en/of nadelen) in het vooruitzicht.
1b- wettelijke basis voor de toepassing van deze methode
- Art. 126j Sv. -> stelselmatige inwinning over de verdachte
- Uit Postbank volgt dat Mr. Big wordt geschaald onder art. 126j Sv.
2- schets van het debat omtrent geldend recht: (tenminste) twee kritiekpunten op grondslag
- Relatieve lichtheid voorwaarden 126j vs. ingrijpendheid Mr. Big.
o Infiltratie niet perse zoveel ingrijpender maar wel veel meer waarborgen.
- Toepassing methode jegens derde; weinig waarborgen
- 126j bevat weinig waarborgen voor integriteit van de opsporing
5
Strafprocesrecht, week 1 t/m 6
, - Bedoeling van de wetgever
126j moet je begrijpen als een opsporingsambtenaar klein beetje
rondneust. Dat was het doel van deze wet.
Grote discrepantie met Mr Big methode.
3—beredeneerd standpunt
a. afweging van argumenten + standpunt innemen
b. eindconclusie: wel/ geen afdoende wettelijke grondslag
vb. ‘dus vind ik onvoldoende wettelijke basis want te veel risico voor integriteit en te
weinig voorwaarden.’
Casusvragen:
IRAC: rechtsvraag, juridische kader, analyse/toepassing, conclusie
1- Wat is het juridische probleem in de casus?
2- Wat is het (relevante) juridische kader?
a. Rechtsbronnen en inhoud daarvan weergeven.
3- Wat zijn, gelet op het juridische toetsingskader, de relevante feiten en
omstandigheden? En, hoe verhoudt dit zich tot het geldende recht?
4- Geef daadwerkelijk een onderbouwd antwoord op de vraag.
Casusvragen rol specifiek:
- Verdediging:
o Behartigt enkel het belang van de verdachte
o Focus op onrechtmatigheden of problematische aspecten in de opsporing
o Legt nadruk op uitzonderingsmogelijkheden, maar ga niet te ver: geen aperte
onjuistheden
- Rechter:
o Onafhankelijke en onpartijdige toepassing van het recht
- OvJ
o Enerzijds belang bij opsporing
o Anderzijds ook magistratelijk, niet alleen een ‘crimefighter’ maar mag ook
gewoon vrijspreken.
Casusvraag:
1a, wettelijke grondslag- art. 126j, stelselmatig inwinnen van informatie over de verdachte.
1b, verweer-
Rechtsvraag: is de Mr. Big- methode rechtmatig toegepast in het onderzoek naar Dylans
betrokkenheid bij de verdwijning van Radovan? (Rol advocaat)
Juridisch kader:
- Toetsing aan de toepassingsvoorwaarde van art. 126j Sv.
o Voldaan aan de opsporingsbevoegdheden?
- Eisen proportionaliteit en subsidiariteit (zie Rb. R.o. 5.3.3.(niet deze) (Postbank))
o Zijn er minder indringende opsporingsmogelijkheden voorhanden
o Verhoudt het middel tot de ernst van het misdrijf.
- Verslaglegging, verbaliseringsplicht (art. 152 Sv)
o Tijdens Mr. Big moet hele goede verslaglegging zijn. Rechter moet kunnen
toetsen niet te veel druk op slachtoffer.
o Is de verslaglegging wel goed genoeg?
6
Strafprocesrecht, week 1 t/m 6