Samenvatting MK jaar 2 periode 2
Week 1 (veroudering)
Anatomie & fysiologie van de mens: H18 (§4)
Klinische pathologie: H15 (§3 en 4)
Farmacologie: H3
Gerontologie: tak van de wetenschap die het ouder worden bestudeert (biologisch,
biomedisch, sociaal of psychisch)
Kwetsbare ouderen
Geriatrie: medisch specialisme voor kwetsbare ouderen gericht op lichamelijke
problematiek
Psychogeriatrie gericht op psychische problematiek bij ouderen (zoals depressie,
delier, dementie en andere cognitieve stoornissen)
Geriatrische spiraal: incontinentie schaamte verlies van contacten
vereenzaming depressie verwaarlozing bedlegerigheid decubitus
delier algemeen verval bijkomende infectie dood
Ouderen: senioren (58-82 jaar) en bejaarden (83 jaar en ouder)
Kwetsbare ouderen: ouderen met meerdere aandoeningen tegelijk, met kenmerken als:
- Hoge leeftijd
- Kwetsbaarheid (minder fysiologische reserves en minder compensaties)
- Multimorbiditeit ( 2 bijkomende ziektes)
- Geriatrische syndromen: het klinisch beeld kan verklaard worden door veel
verschillende oorzaken (zoals dementie, depressie, delier, duizeligheid, incontinentie,
decubitus, verminderde mobiliteit, vallen, etc.)
- Polyfarmacie: meerdere medicijnen (in theorie: 2 medicijnen, in praktijk: 5)
- Hoge zorgbehoefte
Kwetsbaarheid (frailty): een toestand van leeftijd-gerelateerde fysiologische kwetsbaarheid
die voortkomt uit verstoorde homeostatische reserves en een verminderd vermogen om
weerstand te bieden aan belasting
Gevolgen van kwetsbaarheid kunnen zijn:
Vallen
Lichamelijke achteruitgang
Opnames specifieke kwetsbaarheidsindicatoren voor opname in zorginstelling zijn:
o Gewichtsverlies
o Cognitieve beperkingen/achteruitgang
o Incontinentie
o Relevante depressieve symptomen
o Lichamelijke inactiviteit
Afname kwaliteit van leven
Sterfte
,Methoden om kwetsbaarheid te bepalen:
Kwetsbaarheidscriteria van Fries en Walston:
1. Gewichtsverlies
2. Uitputting
3. Lichamelijke inactiviteit
4. Loopsnelheid
5. Handknijpkracht
Een oudere is kwetsbaar wanneer 3 van de 5 criteria aanwezig zijn.
Groningen Frailty Indicator (GFI): vragenlijst om mate van kwetsbaarheid/frailty van
een persoon te bepalen, o.b.v. 4 domeinen van functioneren:
1. Lichamelijk mobiliteit, lichamelijke fitheid, voeding en comorbiditeit
2. Cognitief zicht, gehoor en geheugen
3. Sociaal sociale contacten
4. Psychologisch evt. somber, nerveus of angstig gevoel
Er is sprake van frailty/kwetsbaarheid bij een score van 4 of hoger
Dementie
Dementie is een neurodegeneratieve ziekte: een ziekte van het zenuwstelsel waarbij in de
loop der jaren zenuwcellen afsterven
Kenmerken: cognitieve achteruitgang bij een helder bewustzijn (i.t.t. delier:
verminder bewustzijn) problemen met o.a. het geheugen, oriëntatie en plannen
Belangrijkste vormen:
1. Ziekte van Alzheimer (60-70%)
2. Vasculaire dementie (15%)
3. Combinaties van beide
4. Ziekte van Pick (frontotemporale dementie)
5. Lewy body dementie
6. De ziekte van Parkinson
7. Het Korsakov-syndroom
8. Ziekte van Creutzfeldt-Jakob
Oorzaken veroudering
Voorbeelden van degeneratieve theorieën (theorieën over de achteruitgang van weefsels)
over de oorzaken van veroudering zijn:
Vrije zuurstofradicalentheorie: vrije zuurstofradicalen ontstaan als bijproduct van de
energievoorziening van alle lichaamscellen deze vrije zuurstofradicalen kunnen
DNA, eiwitten en vetten beschadigen schade aan eiwitten en vetten kan niet
worden hersteld en zorgt voor functieachteruitgang van de weefsels
Slijtagetheorie; essentiële weefsels en orgaanonderdelen raken defect de functies
van de organen gaan achteruit
Instabiliteit erfelijk materiaal: een mutatie (beschadiging) van het DNA zorgt ervoor
dat een lichaamscel die niet meer deelt, sterft (apoptose)
Exogene theorieën: veroudering door straling (meest bekend)
o Uv-straling beschadigt de huid; vezels van de huid worden verzwakt en kans
op huidkanker neemt toe
o Röntgen- en gammastraling kan interne organen beschadigen
Verschijnselen veroudering
,Circulatiestelsel Verminderde elasticiteit vaatwanden
verstijving slagaderwanden hogere
bloeddruk (170/90)
Kwetsbaardere bloedvaten beschadiging
bloedstolling plaque vorming
bloedvatvernauwing atherosclerose
(aderverkalking)
Spijsverteringsstelsel -
Gebit Veel ouderen die geboren zijn voor 1940
hebben geen eigen tanden en kiezen meer
en dragen een kunstgebit
Urinewegstelsel Vrouwen moeten veel vaker plassen
Bij mannen een minder krachtige
urinelozing
Op hoge leeftijd zelfs incontinentie
Ademhalingsstelsel Verkleining van thoraxvolume,
achteruitgang van de kracht van de
ademhalingsspieren en afname elasticiteit
van longweefsel afname vitale capaciteit
(van gemiddeld 20 – 30 ml)
Achteruitgang van ademhalingsstelsel is
sterk afhankelijk van hoe actief een oudere
is
Huid Verminderde hoeveelheid elastische vezels
in lederhuid en verminderde hoeveelheid
intracellulair vocht verminderde
veerkracht van de huid rimpels
Dunnere haren, grijze haren (door minder
haarfollikels) en (gedeeltelijk) kaal
wordende hoofdhuid
Hormoonstelsel Afname productie oestrogeen en progesteron
menopauze/overgang (bij vrouwen na 50e jaar)
Zenuwstelsel Afname aantal neuronen vermindering
herinneringsvermogen (maar bepaalde
(jeugd)herinneringen worden juist sterker),
vermindering van vermogen om te leren en te
associëren
Sensorisch stelsel Verschuiving van nabijheidspunt van de
ogen niet meer goed kunnen
accommoderen ouderdomsverziendheid
(dikkere lens)
Lenseiwitten worden ondoorzichtiger
lichte vertroebeling van de lens
Afname soepelheid van basaalmembraan
minder goed hoge tonen kunnen horen
Verslechterd evenwichtsvermogen
Motorisch stelsel Verslechtering van botten,
gewrichten, spieren en pezen
, Vermindering elasticiteit botweefsel
(door afname collageen) en
poreuzere botten (door
demineralisatie substantia
compacta) osteoporose (afname
botmassa)
Voortplantingsstelsel Bij vrouwen: menopauze kleinere en
slappere borsten, minder elastische vagina,
minder slijmproductie vagina, opvliegers,
onvruchtbaar
Bij mannen: vermindering zaadproductie
(maar man blijft vruchtbaar) en verminderd
erectievermogen
De laatste levensfase (sterven)
Advanced care planning: zorg die aansluit bij wat belangrijk is voor de patiënt
geen onnodige handelingen, handelingen zijn gericht op wat de patiënt wil
Euthanasie (leven beëindigen) vs. palliatieve sedatie (sedatie om lijden te verlichten
verlichten)
Versterven: overlijden als gevolg van het niet meer toedienen van vocht en voedsel
wanneer de patiënt dit zelf niet meer wil
Voor overlijden Na overlijden
Verdwijnen van pijngewaarwording van de Ophopingen van (deels gestold) bloed lijkvlekken:
huid bruine/paarse verkleuringen van de huid (kwartier
tot halfuur na de dood)
Verdwijnen van traanvocht hoornvlies wordt dof Doffe, troebele ogen
en troebel verminderd zicht Geen pupilreflex
Afname oogboldruk (kwartier na de
dood) hoekige pupillen
Slechtere circulatie koude handen, voeten en Geen circulatie
neus en dalende bloeddruk
Onregelmatige en snelle hartslag Geen hartslag
Trage, onregelmatige en moeizame Geen ademhaling
ademhaling
Slijm kan niet meer opgehoest
worden slijm hoopt zich op in de
luchtwegen reutelende
ademhaling
Verslappend spierweefsel hoofd zakt op de borst, Verstijving dwarsgestreepte spieren rigor mortis:
mond en ogen zijn half geopend, verminderde lijkstijfheid (8-12 uur na de dood, verdwijnt na 30