TENTAMEN Bestuursrecht: DEEL 1
Woensdag 30 juni 2021
Tijd: 8.30 – 9.45 uur. Alleen studenten die toestemming van de examencommissie hebben voor
tentamentijdverlenging hebben 15 minuten extra bij deel 1.
LEES DIT EERST!
Dit tentamen bestaat uit twee delen. Deel 1 bevat de vragen 1 t/m 5 (totaal deel 1: 35 punten). Deel 2
bevat de vragen 6 t/m 11 (totaal deel 2: 35 punten). Bij iedere vraag is aangegeven hoeveel punten
kunnen worden behaald. In totaal kunnen maximaal 70 punten worden behaald. Voor een voldoende
moeten ten minste 39 punten worden behaald.
Dit document bevat deel 1 van de tentamenvragen (vragen 1 t/m 5) en hierin typt u uw antwoorden.
Vermeld bovenaan op het eerste blad uw naam en studentnummer. Deel 2 wordt opengesteld om 10.15
uur.
Hieronder volgen (ter herinnering) de voornaamste instructies voor het maken van het tentamen:
- Zorg ervoor dat u op het voorblad uw naam en studentnummer invult.
- Het tentamen is open boek. U kunt tijdens het tentamen gebruik maken van notities, slides,
handboek etc.
- Het beantwoorden van de vragen dient te geschieden in eigen bewoordingen: geen letterlijk
overgeschreven teksten, met uitzondering van parafrasering van de wet of jurisprudentie, en geen met
een medestudent overeenkomende bewoordingen. Het wordt daarom sterk afgeraden om te knippen en
plakken uit de literatuur, rechtspraak of uit behandelde stof uit hoorcolleges en werkgroepen, teksten
van medestudenten of andere (online-) bronnen. Op het naleven van deze voorwaarde wordt toegezien
door middel van plagiaatsoftware. De examinator kan besluiten om na afloop van het tentamen
steekproefsgewijs de student nader online te bevragen teneinde vast te stellen of de betreffende student
zelf tot het antwoord is gekomen. De examinator stuurt daartoe binnen 15 minuten na afloop van het
tentamen een e-mail.
Rijst bij de examinator bij het nakijken van de ingeleverde antwoorden een vermoeden van plagiaat of
fraude dan kan ook een nadere online bevraging door de examinator plaatsvinden.
Bij een concreet vermoeden van plagiaat of fraude wordt de examencommissie ingelicht. Wordt door
de examencommissie fraude of plagiaat vastgesteld, dan wordt het cijfer 0 toegekend en kan de
student uitgesloten worden van deelname aan tentamens voor maximaal een jaar. Bij een zeer ernstige
vorm van fraude of plagiaat kan de examencommissie aan het College van Bestuur voorstellen de
inschrijving van de student aan de opleiding definitief te beëindigen (zie Regels en Richtlijnen
Examencommissie).
- Bij alle vragen geldt dat u - zo nodig - geacht wordt de relevante wetsbepalingen en/of
toepasselijke jurisprudentie in uw antwoord te vermelden.
- Wanneer u klaar bent met dit deel van het tentamen slaat u het tentamen op als Word-document en
upload u dat document op Canvas.
,Vraag 1. (5 punten)
Op het ministerie van Defensie berusten documenten met betrekking tot de aanschaf van
nieuwe tanks voor het leger. Omdat er sterke geruchten zijn dat er bij de totstandkoming van
de contracten voor de aanschaf van de tanks corruptie heeft plaatsgevonden, wil journalist
Aarddraaier de stukken inzien, en hij vraagt ze op met een beroep op de Wet openbaarheid
van bestuur. De minister van Defensie wijst het verzoek van Aarddraaier af, omdat
verstrekking van de documenten een gevaar kan zijn voor de veiligheid van de Staat. Nadat
zijn bezwaar ongegrond is verklaard, gaat Aarddraaier in beroep bij de bestuursrechter. Deze
overweegt dat verstrekking van de documenten inderdaad de veiligheid van de Staat zou
kunnen schaden, maar dat het belang van openbaarheid in dit geval toch zwaarder moet
wegen: het publiek heeft een recht te weten of er corruptie plaatsvindt bij
overheidscontracten.
Is deze overweging van de rechtbank juridisch juist?
Antwoord:
Nee. Het gaat hier om een absolute weigeringsgrond, waarbij een afweging tegen het
belang van openbaarheid niet aan de orde is (art. 10 lid 1 onder b, Wob).
Zo belangrijk is het niet.
Vraag 2. (10 punten)
De stichting Cultuur Zundert verstrekt financiële bijdragen aan instanties en personen die de
cultuur in de gemeente Zundert bevorderen. Daartoe kan een verzoek bij het bestuur van de
stichting worden ingediend. Er is geen wettelijk voorschrift dat in de mogelijkheid van het
verstrekken van deze financiële bijdragen voorziet.
De stichting Cultuur Zundert kent een financiële bijdrage toe als voldaan is aan de
voorwaarden zoals die door de gemeenteraad van Zundert zijn neergelegd in het document
‘Kaders culturele bloei Zundert’. De gemeenteraad kan echter niet bepalen wat in een
concreet geval de beslissing moet zijn. Het is juist de bedoeling dat een onafhankelijke
stichting objectieve, niet-politieke keuzes kan maken.
De gemeenteraad stelt 3 miljoen Euro beschikbaar voor de te verstrekken financiële
bijdragen. Een welgestelde Zundertse cultuurconnaisseur stelt hiervoor nog eens 750.000
Euro extra beschikbaar.
Is (het bestuur van) de stichting Cultuur Zundert aan te merken als een bestuursorgaan?
Antwoord:
- De stichting is een rechtspersoon naar privaatrecht (art. 2:3 BW) en zodoende geen
bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1 lid 1 onder a Awb (a-orgaan).
- Bekeken moet worden of de stichting is aan te merken als bestuursorgaan in de zin
van artikel 1:1 lid 1 onder b Awb (b-orgaan). Het moet dan gaan om een persoon of
college met enig openbaar gezag bekleed.
- Openbaar gezag wordt normaliter verkregen door de toekenning bij wettelijk
voorschrift van een publiekrechtelijke bevoegdheid. Uit de casus blijkt dat hiervan
geen sprake is.
, - Openbaar gezag kan door instanties die geldelijke uitkeringen doen ook verkregen
worden indien aan twee cumulatieve vereisten is voldaan: het inhoudelijke vereiste en
het financiële vereiste (Stichting Silicose Oud-Mijnwerkers).
- Als eerste voorwaarde geldt dat de inhoudelijke criteria voor het verstrekken van de
geldelijke uitkeringen of voorzieningen in beslissende mate worden bepaald door een
a-orgaan. Beslissing door dit a-orgaan in een individueel geval behoeft niet mogelijk
te zijn.
Uit de casus blijkt dat de gemeenteraad de voorwaarden in beslissende mate bepaalt.
De gemeenteraad is een orgaan van de gemeente, welke een krachtens publiekrecht
ingestelde rechtspersoon is, en daarmee een a-orgaan (art. 1:1 lid 1 Awb jo. art. 2:1
lid 1 BW).
- Het tweede vereiste is dat de verstrekking van de uitkering of voorzieningen in
overwegende mate, dat wil zeggen voor in beginsel tweederde of meer, wordt
gefinancierd door een of meer a-organen.
Het a-orgaan dat de inhoudelijke criteria bepaalt hoeft niet noodzakelijkerwijs het a-
orgaan te zijn dat ook de middelen ter beschikking stelt.
Uit de casus blijkt dat er in totaal 3.75 miljoen in de pot zit. EUR 3 miljoen wordt
daarvan betaald door de gemeenteraad (een a-orgaan). 750.000 Euro wordt betaald
door private financiers. Vereist is dat ten minste 2/3 door a-organen wordt betaald.
Daaraan wordt voldaan
De stichting is dus een bestuursorgaan. Gwn gif silicose toepasssen en die vereisten
afgaan en zelf bepalen. Zo moeilijk is het niet.
Vraag 3. (5 punten)
De vluchtelinge Maria B. heeft bij het bevoegde bestuursorgaan een aanvraag ingediend voor
een verblijfsvergunning, die na enkele weken wordt afgewezen. Deze afwijzing is in strijd
met de betrokken wettelijke voorschriften. Maria dient tegen de afwijzing dan ook een
bezwaarschrift in. Na enkele weken, voordat op het bezwaar is beslist, laat de gemachtigde
van Maria weten dat Maria naar een onbekend buitenland is verhuisd. Het bestuursorgaan
moet nu op het bezwaar beslissen.
Is het bezwaar gegrond, ongegrond of niet-ontvankelijk?
Antwoord:
Het bezwaar is niet-ontvankelijk: Maria heeft geen procesbelang (meer), nu zij
kennelijk geen prijs stelt op de verblijfsvergunning.
Bij ongegrondverklaring gaat het erom dat de aangevoerde gronden niet sterk zijn om
tot je doel te komen. Als er geen procesbelang, niet aan regels van proces zijn
gehouden dan is het niet-ontvankelijk.
Een bezwaar wordt niet-ontvankelijk verklaard, als er procedureel iets niet in orde is.
Het gaat daarbij om procesbelang of om overschrijding van de termijn voor het
indienen van een bezwaarschrift. Een bezwaard wordt ongegrond verklaard, als de
door u aangevoerde bezwaren inhoudelijk niet tot een ander oordeel leiden.
Vraag 4. (5 punten)
, Max en Mo hebben een innovatief idee: zij willen een kapperszaak, indoorspeeltuin en café
combineren in één groot pand. Er is echter net een Algemene Plaatselijke Verordening in
werking getreden die het verbiedt om in indoorspeeltuinen alcohol te schenken. Bij deze APV
zit geen motivering. Max en Mo stellen dat het ontbreken van een motivering in strijd is met
de Awb.
Hebben Max en Mo gelijk?
Antwoord:
Nee, op grond van artikel 3:1, eerste lid onder b Awb is afdeling 3.7 Awb waar artikel
3:48 (en 3:46) Awb in is opgenomen niet van toepassing op algemeen verbindende
voorschriften. Een APV is een algemeen verbindend voorschrift.
Pak de vraag erbij en merk gelijk op dat het gaat om een motiveringsbeginsel en of
deze regels daar van toepassing op zijn.
Vraag 5. (10 punten)
In artikel 5 van de (fictieve) Dronewet is bepaald dat het verboden is met Drones te vliegen
zonder vergunning van de minister van Infrastructuur en Waterstaat. De grootste vereniging
van dronevliegers organiseert regelmatig demonstraties van dronevluchten, maar heeft
daarvoor geen vergunning. De minister heeft in de Dronewet de bevoegdheid gekregen een
last onder bestuursdwang op te leggen bij overtreding van artikel 5.
De minister legt de vereniging, na haar te hebben gehoord, een last onder dwangsom
op waarin is bepaald dat als de vereniging een dronedemonstratie organiseert, zij een
dwangsom van € 10.000,- per georganiseerde demonstratie verbeurt.
De vereniging is het hier niet mee eens, en wendt zich tot haar advocaat. Deze meent
dat de vereniging gelijk heeft. Zijn argumenten:
- de minister heeft geen bevoegdheid om een dwangsom op te leggen, en
- aan het besluit kleeft een inhoudelijk gebrek.
a. Hoe beoordeelt u de argumenten van de advocaat? (5 punten)
Antwoord:
Het eerste argument van de advocaat is onjuist (zie artikel 5:32 lid 1 Awb: het
bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in
plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen. Het tweede is
juist: er ontbreekt een maximum waarboven geen dwangsom is verschuldigd (5:32b
lid 2 Awb).
Stel dat de minister geen bevoegdheid had om het verbod van artikel 5 met een herstelsanctie
te handhaven en stel dat in de (fictieve) Dronewet niets staat over handhaving via de
burgerlijke rechter.
b. Kan de minister met een actie bij de burgerlijke rechter bewerkstelligen dat de vereniging
op straffe van een dwangsom wordt verboden de wedstrijd te organiseren, of stuit dat af op de
doorkruisingsleer? (5 punten)
Antwoord: