,Hoofdstuk 1: Psychische aandoeningen- waar hebben we het over?
1.1 Positieve gezondheid
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) definieerde gezondheid ooit als ‘een toestand van
compleet fysiek, mentaal en sociaal welbevinden, en niet slechts de afwezigheid van ziekte
of gebrek’. In positieve gezondheid staat de mens en niet de ziekte centraal, gaat het niet
om de gebreken of stoornissen maar om wat je wel kunt.
In de uitwerking van deze definitie van positieve gezondheid worden zes dimensies van
gezondheid beschreven:
1. Lichaamsfuncties
2. Mentaal welbevinden (psychische functies)
3. Zingeving (de spirituele en existentiële dimensie)
4. Kwaliteit van leven
5. Meedoen (sociaal-maatschappelijke participatie)
6. Dagelijks functioneren.
Kortom, gezondheid gaat over het totale functioneren in de hele breedte van het leven,
inclusief levensbeschouwing en zingeving. (=positieve gezondheid)
Om meer vat op het begrip gezondheid te krijgen, wordt er vaak onderscheid gemaakt tussen
de
objectieve kant van gezondheid en ziekte, de subjectieve kant en de gedragsmatige kant.
Objectieve kant: gaat over de aanwijsbare aan- of afwezigheid van een ziekteproces in het
lichaam, bijvoorbeeld het hebben van een tumor in de hersenen.
Subjectieve kant: gaat over de beleving van de persoon van zijn ziekte. Gevoelens van pijn,
verdriet, ongemak, angst enzovoort.
Gedragsmatige component: gaat over de manier waarop iemand met zijn klachten omgaat,
hoe hij erover praat, hoe hij er zijn leven door laat beïnvloeden etc.
1.3 De medische benadering van psychische klachten
Het concept positieve gezondheid wordt steeds meer gebruikt in de Nederlandse
gezondheidszorg. Echter is de klassieke medische benadering nog dominant aanwezig. De
klassieke medische benadering is die van de psychische problemen als (hersen)ziekten of
ziekteverschijnselen. Op basis van die verschijnselen wordt een diagnose gesteld, en deze
wordt dan een uitgangspunt voor de passende behandeling (vaak met medicijnen). In de
klassieke benadering staan de stoornissen en problemen centraal.
Classificatiesystemen voor psychische aandoeningen
Voor de diagnostiek van psychische aandoeningen is de Diagnostic and Statistical Manual of
Mental Disorders 5 (DSM-5) een belangrijke leidraad. Hierin zijn van ongeveer 360 diagnoses
de criteria beschreven, op grond waarvan de diagnoses moeten worden gesteld. De DSM-5 is
een lijst met criteria voor diagnoses, en geeft dus geen verklaringen voor ‘ziektebeelden’ en
evenmin aanwijzingen voor de behandeling.
Naast de DSM-5 is er ook de International Classification of Diseases (ICD-11). In dit
classificatiesysteem staan zowel lichamelijke als psychische aandoeningen. In Nederland
wordt vrijwel alleen gewerkt met de DSM-5.
Nadeel: met de diagnose wordt de indruk gewekt dat een welomschreven ziekte is
vastgesteld en dat we nu dus weten wat er aan de hand is. Dit is niet zo. Door een diagnose
uit de DSM-5 creëert dit een beeld en bepaalde verwachtingen bij een cliënt of patiënt, terwijl
dit niet direct aan hun situatie te koppelen is.
, 1.4 Het biopsychosociaal model
Volgens het biopsychosociaal model moeten gezondheidsproblemen worden benaderd
vanuit drie invalshoeken: een biologische, een psychische en een sociale invalshoek.
Als denkmodel helpt het ons om een probleem of hulpvraag van verschillende kanten te
benaderen, om verklaringen te zoeken voor het ontstaan ervan en mogelijkheden voor de
behandeling te vinden. Ook voor de behandeling geeft het biopsychosociaal model
aanknopingspunten. Vanuit de biologische invalshoek is behandeling met psychofarmaca
soms aangewezen. Vanuit de psychologische invalshoek kunnen verschillende vormen
van psychotherapie en traumaverwerking worden aangeboden. De sociale invalshoek kan
zicht bieden op verschillende vormen van gewenste of noodzakelijke ondersteuning,
bijvoorbeeld hulp in de huishouding.
Als werkmodel is het model van positieve gezondheid zeer bruikbaar en kan dit in feite het
biopsychosociaal model vervangen.
Hoofdstuk 3: Hoe ontstaan psychische aandoeningen?
3.1.2 Het kwetsbaarheid-stressmodel
Een relatief eenvoudig model om het ontstaan van psychische aandoeningen te verklaren is
het kwetsbaarheid-stressmodel. Dit model zegt dat een psychische aandoen ontstaat door
een combinatie van enerzijds de kwetsbaarheid van het individu en anderzijds allerlei
vormen van stress die hij in zijn leefomgeving ervaart. Veel jongeren hebben te maken met
liefdesverdriet (stress), dit is normaal. Maar bij iemand die psychosegevoelig
(kwetsbaarheid) kan zo’n gebeurtenis lijden tot een psychose. Hetzelfde geldt voor iemand
met verslavingsgevoeligheid, dit kan ervoor zorgen dat iemand na een relatiebreuk terugvalt
in alcoholgebruik.
Kwetsbaarheid is niet alleen een kwestie van aanleg, maar dit wordt ook ontwikkelt in de
kinderjaren onder invloed van ongunstige of zelfs zeer schadelijke ervaringen. Het is dus het
resultaat van nature en nurture, aanleg en omgevingsinvloeden.
3.2.1 De rol van erfelijke aanleg
DNA: In iedere cel van je lichaam zitten chromosomen. Chromosomen zijn een soort
strengen. Ze bestaan uit een stof die we DNA noemen. In dit DNA zit een soort 'code' waarin
al onze erfelijke eigenschappen zijn vastgelegd.
Gen: Een gen is een stukje DNA. Elk gen beschrijft de code van een kenmerk, die
(mee)bepaalt hoe je er uit ziet, hoe je lichaam werkt of hoe je bent. Er zijn in totaal zo'n
20.000 genen.
Genotype: De erfelijke informatie van iemand noemen we genotype. Het is niet zichtbaar,
maar geeft het lichaam bijvoorbeeld de informatie of iemand een donkere of lichte haarkleur
heeft.
Fenotype: Het fenotype is hoe je er van de buitenkant uitziet, of wat merkbaar is van je
genotype, zoals iemands haarkleur. Als je je haar blond verft, verandert je fenotype, maar je
genotype blijft hetzelfde.
Kader 3.1
Genen kunnen worden aan- en uitgezet onder invloed van omstandigheden.
Omgevingsinvloeden kunnen een chemisch proces in gang zetten waardoor bepaalde
delen van het DNA geactiveerd of geïnactiveerd worden. Dit kan een rol spelen bij het
ontstaan van psychische aandoeningen.
3.2.2 Het brein