Verdiepend Materieel Strafrecht
Deel I
1
, Inhoudsopgave
Verdiepend Materieel Strafrecht 1
Inhoudsopgave 1
Literatuur hoorcollege 1 4
Hoofdstuk 1: Een kader voor materieel strafrecht 4
Hoofdstuk 4: De subjectieve zijde van een strafbaar feit 10
E. van de Wetering, S.A. Eckhardt & S.R. Bakker, ‘De rol van het achterliggende
rechtsgoed van strafbepalingen bij de beoordeling van strafwaardigheid van gedrag’, DD
2018/13, afl. 2, p. 138-167. 25
Hoorcollege 1 30
Literatuur hoorcollege 2 35
Hoofdstuk 6 (VI) :Strafbare poging en voorbereiding 35
Hoofdstuk 7 (VII): Deelneming aan strafbare feiten 43
C.L. van der Vis, ‘Poging tot een bepaald misdrijf: enkele implicaties van de
accessoriteit', DD 2021/21, afl. 3, p. 238-261. 52
Albers e.a., ‘Medeplegen: van wezenlijke bijdrage naar planverwezenlijking?’, DD
2020/23, afl. 4, p. 314-335. 57
HR 30 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:389, NJ 2021/228, m.nt. A.J. Machielse
(Helikopter-zaak). 62
HR 9 februari 2021, ECLI:NL:HR:2021:190, NJ 2021/171 (Coronaspuger) 63
HR 17 december 2013, ECLI:NL:HR:2013:1964 (Nijmeegse scooterzaak) 64
Hoorcollege 2 65
Casusvragen hoorcollege 2 70
Literatuur hoorcollege 3 77
P.P.J. van der Meij, ‘Voorkomen door bestraffen. De paradox van een repressieve
aanpak van het fenomeen uithalers’, Boom Strafblad 2023-3, p. 130-137. 77
P.H.P.H.M.C. van Kempen, ‘Van overcriminalisering naar een strafwaardigheidsbeginsel.
Over onder meer doxing, seksuele misdrijven, euthanasie en verbodenbezitdelicten,’ DD
2022/28, afl. 5, p. 381-405. 79
L.R. Goudsmit, ‘What makes a sex crime?’, BSb 2021, nr. 2, p. 67-73. 86
Hoofdstuk 2 (II): Strafwetgeving 88
Hoofdstuk 3 (III): De objectieve zijde van een strafbaar feit 94
Hoorcollege 3 102
Casusvragen hoorcollege 3 106
Literatuur hoorcollege 4 111
Th.W. van Veen, ‘Het stelsel der excepties’, in: J.P. Balkema e.a. (red.), Gedenkboek
Honderd jaar Wetboek van Strafrecht, Arnhem: Gouda Quint 1986, p. 349-361. 111
S.R. Bakker & L.R.I.G. Ondracek, ‘Rechtvaardigende zwaailichten en sirenes? Over de
grondslag van straffeloosheid in geval van ongevallen waarbij voorrangsvoertuigen zijn
betrokken’, VR 2023/58 112
S.R. Bakker, ‘Toestemming als rechtvaardiging: zelfbeschikking in het strafrecht?’, AA
2017, afl. 3, p. 177-187 117
HR 26 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:1003, NJ 2019/214 m.nt. E.J. Dommering 119
HR 20 februari 1933, ECLI:NL:HR:1933:229, NJ 1993, p. 918 m.nt. B.M. Taverne 120
Hoorcollege 4 122
2
,Casusvragen hoorcollege 4 127
Literatuur hoorcollege 5 133
A.N. Kesteloo, Deelneming aan een criminele organisatie. Een onderzoek naar de
strafbaarstelling in artikel 140 Sr (diss. Heerlen), Nijmegen: Wolf Legal Publishers 2011,
p. 33-66. 133
J. van der Hoeven, ‘Een nieuwe wet voor het verbieden van rechtspersonen’, AA
2021/1123. 138
Wet ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen, Stb.
2021, 310. 141
L.J.J. Peters, Italiaanse toestanden. Interne en externe deelneming aan een criminele
(maffia-)organisatie, NTS 2020/107. 142
Hoge Raad 29 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1764 147
Hoge Raad 5 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:969 147
Hoge Raad 23 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:387 148
CAG (conclusie Advocaat- Generaal) voor Hoge Raad 1 december 2020,
ECLI:NL:PHR:2020:946 149
Hoge Raad 20 maart 2018, ECLI:NL:HR:2018:378 150
Hoge Raad 5 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1612 150
L.A. van Noorloos, 'Een nieuw licht op het verbieden van ‘radicale’ organisaties en de
democratische paradox', NTS 2022/3, p. 153-166. 151
Hoorcollege 5 155
Casusvragen hoorcollege 5 167
Literatuur hoorcollege 6 171
Groothoff, S. Bakker en N. Bosma, ‘Drillrap en strafrecht: mogelijkheden en grenzen’, AA
2022/0441, p. 441-451. 171
L. Postma, ‘Grenzen aan de vrijheid van meningsuiting. Uitingsdelicten in de rechtspraak
na HR 6 juli 2021’, DD 2023/18. 174
EU Kaderbesluit racisme en vreemdelingenhaat (2008/913/JBZ) 178
Rapport OM Strafbare Discriminatie in Beeld 2022 (facultatief). 179
J. Nieuwenhuis & A.L.J. Janssens, Uitingsdelicten, Deventer: Kluwer 2019 (vierde druk),
par. 3.10 t/m 4.2. 179
P.C. Velleman & S.J. de Ruiter, ‘Het babylonische artikel 137c’, Boom Strafblad 2023-4,
p. 142-148. 192
OM Richtlijn voor strafvordering discriminatie 195
HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1036 (Wilders II) 197
Hof Den Haag 4 september 2020, ECLI:NL:GHDHA:2020:1606 (Wilders II) 197
HR 18 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1468 198
HR 15-12-2020, ECLI:NL:HR:2020:2020 (Blokkeerfriezen) 199
Hoorcollege 6 200
Casusvragen hoorcollege 6 212
3
, Literatuur hoorcollege 1
○ De Hullu, Materieel strafrecht. Over algemene leerstukken van strafrechtelijke
aansprakelijkheid naar Nederlands recht, Deventer: Wolters Kluwer 2021, achtste
druk, hfst. I en IV.
○ E. van de Wetering, S.A. Eckhardt & S.R. Bakker, ‘De rol van het achterliggende
rechtsgoed van strafbepalingen bij de beoordeling van strafwaardigheid van gedrag’,
DD 2018/13, afl. 2, p. 138-167.
Hoofdstuk 1: Een kader voor materieel strafrecht
1.1 Onderwerp, opbouw, doelstellingen en beperkingen van dit boek
Bij strafrechtelijke aansprakelijkheid gaat het om ‘het in beginsel in aanmerking komen
voor een strafrechtelijke sanctie’, om het fundament voor bestraffing door de overheid.
1.2 Dynamische uitgangspunten voor materieel strafrecht
2.2 Strafdoeleinden
Met het strafrecht worden bepaalde doeleinden nagestreefd. Er wordt veel gewicht
toegekend aan vergelding, generale preventie en speciale preventie en tegenwoordig geldt
dat ook voor reparatie. De consensus is echter globaal, mede omdat deze verschillende
strafdoeleinden geen scherpe begrippen zijn.
Dat in Nederland tegenwoordig waarschijnlijk in brede kring de zogenoemde
verenigingstheorie wordt aangehangen (waarin zowel de vergelding als de andere
strafdoeleinden belangrijk worden geacht), geeft dan ook eigenlijk niet veel richting aan. De
absolute theorieën (waarin vergelding dé rechtsgrond is voor bestraffing, de straf niet alleen
beoogd maar ook vooral verdiend leed is en het wezen van de straf uit vergelding bestaat)
wordt niet meer als volwaardig gezien. Hetzelfde geldt voor de relatieve theorieën, waarin
bestraffing uitsluitend door het doel wordt bepaald (vooral preventie), voldoen alleen al niet
doordat een begrenzing ontbreekt, bijvoorbeeld door een maatstaf van proportionele
vergelding.
Ook de vooral vroeger relevante indeling in de klassieke en de moderne richting in het
strafrecht hangt samen met de strafrechtheorieën. In de klassieke richting (Beccaria en
Montesquieu) staat mede voorop dat de nadere regulering van het strafrecht het individu
beschermt tegen te grote willekeur van de overheid, vooral tegen inhumane straffen,
rechtsonzekerheid door te vage regels en rechtsongelijkheid.
In de moderne richting wordt meer accent gelegd op maatschappijbescherming door
doelmatige bestrijding van de criminaliteit en op de persoon van de dader (speciale
preventie onder meer in de vorm van resocialisatie). Deze richtingen sluiten elkaar niet per
se uit.
Tegenwoordig wordt aan het strafrecht onmiskenbaar een belangrijke maatschappelijke rol
toegekend. Die bijdrage - en daarmee de legitimiteit van strafrechtelijke handhaving - is
gelegen in een viertal functies:
○ Het strafrecht drukt op de meest pregnante wijze de maatschappelijke afkeuring van
crimineel gedrag uit; > expressieve functie van het strafrecht
○ Het strafrecht biedt ruimte aan gereguleerde genoegdoening voor slachtoffers van
delicten en aan de maatschappelijke behoefte aan retributie;
○ Ter beheersing van de criminaliteit bestaat er behoefte in het leven van burgers in te
grijpen om ze tot ander gedrag te brengen. Het strafrecht legitimeert tot dit ingrijpen;
○ De zichtbare werking en toepassing van het strafrecht moet mensen in het algemeen
weerhouden van het plegen van misdrijven, terwijl gestraften in het bijzonder moeten
worden weerhouden van het opnieuw plegen van misdrijven.
4