Inleiding Onderwijswetenschappen
Artikelen en hoorcolleges
2024/2025
WEEK 1
Onderwijskunde: een gestructureerd kijk op actoren, processen
en variabelen - Thema 1
Martin Valcke
Als er wordt gesproken over leren gaat dit niet alleen over leren op school. Leren kan ook
gebeuren in andere contexten, zoals tijdens het beoefenen van een bepaalde sport.
Onderwijskundig referentiekader: ordening van actoren, processen en variabelen. →
evidence-based: onderbouwd met wetenschappelijk onderzoek (plaatje staat bij hoorcollege
1)
Actoren: concrete personen of naar organisaties die ze vertegenwoordigen of naar
organisaties zelf. - zijn niet neutraal. Ze hebben kenmerken (bijv. interesse en beliefs) die
impact kunnen hebben op hun rol.
Processen: verwijst naar zaken die over de tijd heen verlopen, zoals leer- en
instructieprocessen.
Variabelen: zijn kenmerken die verschillende waarden kunnen hebben.
De visie op actoren, processen en variabelen kunnen verschillen, dit komt door het belang
dat zij hebben bij het gesprek.
Aggregatieniveaus:
- micro: klas/groep of specifieke lerende
- meso: organisatie-eenheid zoals school, instelling, universiteit, trainingsinstituut,
vormingsinstelling, enzovoort. Hier speelt context een grote rol.
- macro: maatschappij, politiek, etc. → heeft invloed op micro en meso
Didactisch handelen: activiteiten die instructieverantwoordelijken doen om leeractiviteiten te
stimuleren - ook wel instructieactiviteiten
Componenten van didactisch handelen:
- Doelstellingen / leerdoelen = welk gedrag wordt verwacht van lerende(n)
- Leerstof = de informatie waardoor geleerd wordt. Informatie die door
instructieverantwoordelijke(n) wordt gebruikt in hun leeractiviteiten. - Wordt weinig
geëvalueerd.
- Didactische werkvormen / instructiestrategieën = acties van een
instructieverantwoordelijke om leeractiviteiten te stimuleren bij lerende(n). - Hangt af
van de beliefs van de instructieverantwoordelijke.
1
, - Media = gematerialiseerde vormen van leerstof. Voorbeelden zijn boeken,
digiborden, computers en websites. - Biedt veel kansen.
- Toetsing = testen van de leerdoelen. - Neemt een centrale plaats in.
Effect size (d) = hoe relevant een resultaat is. Vanaf een d van 0.40 wordt het als relevant
gezien. Hoe groter d is, hoe relevanter. d kan gebruikt worden om verschillende studies te
vergelijken.
P = significantie; de kans dat het gevonden resultaat toeval kan zijn
Leeractiviteiten = gedrag van lerenden. Gevolg van instructieactiviteiten - hier moet een
goede samenhang zijn.
Onderwijswetenschap is een jonge wetenschap. Onderwijs blijft zich steeds verder
ontwikkelen.
‘Onderwijskunde wordt geacht het brede veld van onderwijs (instructie) te bestuderen vanuit
verschillende gezichtspunten. Om dit doel te bereiken zijn de opleidingen interdisciplinair
opgezet. Kenmerkend voor interdisciplinaire opleidingen is dat de integratie tot stand wordt
gebracht tussen kennis, inzichten en benaderingswijzen uit verschillende disciplines.’ (de
Klerk, 1996)
Hoorcollege 1
Seductive details = details die afleiden van waar de tekst echt over gaat (bijv om de tekst
leuker te maken)
3 veelvoorkomende begrippen in onderwijs nieuws:
- micro: over het leren zelf; in de klas/thuis/sportvereniging enz
- meso: organisatie
- macro: beleid en samenleving
→ bij onderwijswetenschappen gaat het om alle 3 de niveaus.
Valcke: verschillende actoren zijn betrokken bij onderwijs en leren. De rol die jij inneemt
bepaalt ook de reactie.
Referentiekader Valcke:
2
,De lijnen staan voor wisselwerkingen.
Actoren = individuen, of soms groepen. Stakeholders/belanghebbenden. 2 belangrijke
actoren zijn: instructieverantwoordelijke(n) = degene(n) die instructie bieden en de
lerende(n) = degene(n) die iets leren.
- Instructieverantwoordelijke(n): bepaalde kenmerken zoals geslacht en leeftijd kunnen
van invloed zijn. Hiernaast ook de mate van begeleiding die de verantwoordelijke
ontvangt.
→ Welke kenmerken van de instructieverantwoordelijke hebben invloed op het leren
van de lerende(n)? Voorbereiding & organisatie, duidelijkheid, interesse, vragen en
discussie, progressie monitoren.
→ Didactisch handelen/instructieactiviteiten = wat voor keuzes/beslissingen de
instructieverantwoordelijke maakt: toetsing, doelen, leerstof, werkvorm, media. Al
deze beslissingen hebben invloed op de leeractiviteiten van de lerende(n).
Verschillende soorten leeractiviteiten (Vermunt): 1. Cognitief: “cognitieve
leeractiviteiten leiden direct tot leerresultaten op het mentale vlak” - Vermunt. 2.
Affectief: "affectieve activiteiten gebruiken leerlingen om gevoelens te verwerken die
zich bij het leren voordoen” - Vermunt. 3. Metacognitief: dingen die je doet als je na
aan het denken bent over hoe je het beste kan studeren (bijv. plannen).
3
, “metacognition refers to one’s knowledge concerning one’s own cognitive process” -
Flavell.
Het samenspel van deze 3 soorten leeractiviteiten maakt hoe het leren verloopt.
- Lerende(n): leert iets op een systematische manier.
→ Welke kenmerken van de lerende hebben invloed op hoe het leerproces verloopt?
Performance self-efficacy, gesteld doel, aanwezigheid, gemiddeld cijfer VO, regulatie
van inspanning (doorzettingsvermogen bijv.). Ook kan er sprake zijn van een
negatieve invloed. Dit is bijvoorbeeld het geval bij de kenmerken uitstelgedrag en
toetsangst. Aan sommige kenmerken valt iets te doen, maar aan sommige ook niet.
Op alle 3 de niveaus zijn beide actoren aanwezig.
Processen = hebben met veranderingen te maken, lopen door de tijd heen. Bijv: leerproces;
soms wel motivatie en soms niet.
Variabelen = kenmerken van actoren die verschillende waarden kunnen hebben, zoals
man/vrouw.
Hoe verhoudt dit model zich tegenover wetenschappelijk onderzoek?
→ Sommige onderdelen van het referentiekader zijn meer onderzocht dan andere, maar het
gehele model kan ons alsnog inzichten bieden, over bepaalde relaties bijvoorbeeld.
Effect size (d) is een maat voor relevantie. Hoe groter d, hoe relevanter. Iets wordt als
betekenisvol/relevant gezien als d 0.40 of groter is. De sizes mogen met elkaar vergeleken
worden. Het aantal effectgroottes (= hoeveel studies over het desbetreffende onderwerp) is
ook belangrijk om mee te nemen. Dit moet minstens ongeveer boven de 10 liggen.
WEEK 2
The Psychology of Great Teaching
Pedro De Bruyckere, Casper Hulshof & Liese Missinne
Leren is zonder twijfel een van de centrale elementen in de menselijke psychologie. Toch
krijgt dit onderwerp in veel algemene naslagwerken over psychologie zelden een apart
hoofdstuk, omdat veel verschillende aspecten van psychologie in meer of mindere mate
verbonden zijn met leren. Leren is een voorwaarde voor overleven, maar wat is leren
precies? Voor alle levende organismen is het vermogen om te leren essentieel voor het
overleven, en geen ander organisme is hier beter toe in staat dan de mens, zowel in termen
van aanpassing aan de omgeving als het bevorderen van onze culturele en
wetenschappelijke vooruitgang. Er zijn talloze definities van leren, maar in het algemeen
spreken we van leren wanneer iemand een nieuw gedragspatroon beheerst of een bestaand
gedrag aanpast. Dit moet waarneembaar zijn om zeker te kunnen stellen dat er iets is
geleerd.
Leren betekent dus verandering; het omvat geen reflexmatig gedrag. Een van de centrale
kwesties in de psychologie is welke aspecten van menselijk gedrag aangeboren zijn en
4