Leerdoelen Wonen Conceptueel
Je kunt aangeven waarom het relevant is om als
veiligheidskundige kennis te hebben over het thema wonen, en
kunt hier eigen voorbeelden bij geven
Ook in de woonomgeving speelt veiligheid een rol, een van de
belangrijkste zelfs, volgens de piramide van Maslow staat veiligheid op de
tweede plaats in zijn behoeftes piramide. Deze theorie beschrijft hoe
mensen pas ontwikkelen, en groeien naar hogere behoeftes in de
piramide als de eerste behoeftes zijn bevredigd. Voor een
veiligheidskundige de taak om na te denken hoe de wijk zo veilig mogelijk
kan worden gemaakt, dit kan op zowel fysiek als sociaal gebied. Dit wordt
verder uitgelegd in de komende leerdoelen!
Je kunt uitleggen wat steden zijn en bent bekend met de opkomst
van de stadssociologie
Kenmerken van steden:
1. Menselijke nederzetting: het gaat voornamelijk over mensen
2. Duurzaamheid: de stad moet permanent bestaan
3. Grootte en uitgestrektheid
4. Compactheid: veel bewoners per m2
5. Heterogeen: Allerlei soorten bevolkingsgroepen
6. Complex: complexiteit van de stad. Kijkend naar de toekomst
7. Multifunctioneel: een stad heeft terrassen, studeergelegenheden
(hbo,mbo, universitair), musea, concerten etc
8. Stedelijkheid als vorm van samenleven en mentaliteit
Opkomst van steden (stadssociologie) in vier fases:
1. Agrarische revolutie
Drie functies:
Economisch: zoals de handel, de gildes
Politiek-militair: stadsbestuur, op basis van politieke en militaire voorkeur
Religieus: kerken in de steden, bisschoppen hadden enorme invloed
(bisschopszetels)
,Surplusproductie (voedselproductie) is een absolute voorwaarde:
Dat was hoe er op een gegeven moment genoeg aan voedsel
mogelijkheden waren om een stad te voorzien van voedsel.
Ook was er een arbeidsdeling te zien: deze zorgde voor de verstedelijking.
Arbeidsdeling: zoals boeren op het land, maar ook de boek en
kleermakers in de stad.
Steden waren vaak klein: hoe er nu honderdduizenden inwoners leven in
sommige steden, lag de max in de agrarische revolutie vaak op
tienduizend (in west Europa).
Bouwen: Hout werd gebruikt voor het bouwen van de meeste gebouwen
in de steden, na een grote brand in 1232 kwam de brandverordening, of
te wel een brandveilige inrichting van de stad.
2. Industriële revolutie
Opkomst van grootschalige fabrieken: door de automatisering.
Migratie: vanaf het platteland naar de stad: dit kwam door bijvoorbeeld de
misoogsten, ze kwamen voor de werkgelegenheid.
Expansiedrift: steden werden steeds groter, dit bracht ook grote sociale
problemen met zich mee.
Netwerken: economische handel werd groter, dit kwam mede door de
uitbreiding van de wegen en het wegverkeer, maar ook door het
aanleggen van de spoorwegen. Deze herstructurering van de stad ging
ten koste van vele gebouwen.
Woningwet 1901: zeer noodzakelijk vanwege de baggere omstandigheden
waar mensen in leefden. Dit was de eerste wet omtrent huisvestiging. Zo
kwamen er minimumnormen voor de woningkwaliteit (zoals sanitaire
voorzieningen, licht en lucht). Maar ook creeërde dit een balans in het
vraag en aanbod van particuliere en gesubsidieerde bouw.
3. Surburbanisatie
Vanaf 1950: De Tweede wereldoorlog was net achter de rug, en er
ontstond een enorme woningnood door de gebombardeerde steden.
Daardoor ontstonden er woningen buiten de binnenstad, ook wel
tuintjesteden genoemd. Zoals Nieuwegein en Aalsmeer. De midden- en
hogere klas verdieners gingen wonen buiten de stad.
Herwaardering van de stad
Vanaf 1980: De steden moesten weer aantrekkelijk en mooi worden voor
de midden en hogere klas verdieners, om ze terug te trekken in de eens
, bruisende binnenstad, die redelijk begon te verwateren. Dit werd
gerealiseerd door subsidies. Er moesten meer winkelcentrums komen,
denk bijvoorbeeld aan Hoog Catharijne. Maar ook moesten de huizen weer
worden opgeknapt zowel van binnen als van buiten, hier kregen bewoners
geld voor.
Je kunt de complexiteit van hedendaagse steden duiden en deze
kennis koppelen aan de actualiteit:
Een stad is complex en bestaat uit lokale gemeenschappen en
subculturen. Deze lokale gemeenschappen kunnen voor een wijk heel veel
positief maar ook negatiefs betekenen. (Denk casus sterrenwijk).
Een stad is een ‘intergratiemachine’. Er is een grote mate van diversiteit.
De stad trekt mensen van andere culturen en afkomsten aan (toeristen
ook).
De stad is een publieke ruimte. Doordat de stad een publieke ruimte is,
maakt dit de stad ook complex. Binnen de publieke ruimte kan je elkaar
ontmoeten d.m.v. bijvoorbeeld een pleintje, een café, ect. Ook heb je het
vermeiden. Gedeeltes van de stad waar je liever niet komt omdat er geen
veilig gevoel heerst. Dit kan zijn doordat het slecht onderhouden is, slecht
is ingericht.
In de stad heb je ook sociale bewegingen. Voorbeelden hier van zijn de
krakers en de LHBTI beweging
Al deze factoren maakt een stad complex.
Je kunt aangeven welke ontwikkelingen van belang zijn op het
gebied van woonbeleid, woonregelgeving en milieu.
Milleu van de stad:
Internationaal: