Overzichten wetenschapsfilosofie
Empirisch-analytische Geesteswetenschappelijke Kritische Postacademische
wetenschapsopvatting opvatting wetenschapsopvatting wetenschapsopvatting
UITLEG: P.34
Ontstaan Vanuit mechanisering wereldbeeld
17e eeuw; precies
beschrijven/rekenen
Methode Experimenteren/observeren Hermeneutiek (zie C4 p.8)
Empirisch; observeer maar Fenomenologie
structuur/kwanti. Zoek wetmatigheid
Analytisch; macro uit elkaar in micro;
begrijp wereld in variabelen (in
gedrag lastig)
Waarden en Waarden geen rol in wetenschap Waarden rol in wetenschap; Waarden rol in wetenschap; Waarden rol in wetenschap;
wetenschap (HC2) schrijver is subjectief juist gebruiken! Wetenschap in nou eenmaal in contact,
mag niet neutraal blijven theoriekeuze bepaald door
waarden
Activiteit Erklaren Duiden Bekritiseren
(causaal/natuurwetenschappen,
Weber)
Doel Voorspellen/beheersen Verstehen (begrijpen maar Veranderen
luisteren/inleven)
Onderzoeker Observator Mede-subject Politiek actor
Onderzoeksobject Gedrag Cultuur, uitingen Sociale praktijken
Onderzoekspersoon Object/participant Subject Mede-actor
Interesse Oorzaken, correlaties, wetmatigheden Betekenis, beleving Sociale belangen,
machtsrelaties
Mens- en In elkaars verlengde Gescheiden werelden Door elkaar heen
natuurwetenschap
Attitude Waardeneutraal Normatief Geëngageerd
Epistemologie Empirisme/realisme Cultuurrelativisme Sociaal-constructivisme
Folk psychology? Nee Ja Ja
Uit HC 10; overzicht hoofdstuk 4/12/14/15/16/17
- Koster
1
, o Koster 13/17; (lichaam en geest; waarnemen is duiden; gelaagde wereld)
Dualisme versus monisme
In medische wereld: lichaam los gezien van psychische verschijnselen (dualistische visie), tot uiting bij onverklaarde
lichamelijke klachten (‘help waar hoort het bij’)
Van Gijn: Reguliere geneeskunde:
o Biomedische dimensie (lichamelijk onderzoek naar oorzaak klacht); materieel uitgangspunt
o Onderzoekende dimensie (patiëntgebonden wetenschappelijk onderzoek); materieel uitgangspunt
o Psychologische dimensie (kennis psychische verschijnselen); ondergewaardeerd
Entiteitsmodel van ziekte dominant: lichaam als object dat lijdt aan ziekte vanwege onderliggend substraat (afwijking bv.).
Materiele kader geneeskunde:
o Niet alleen behandeling op lichamelijke zorg, ook GGZ
o Niet direct reductie subjectieve beleving
o Vruchtbaar gebleken, als het niet reductionistisch is.
Renckens: onverklaarbare lichamelijke klachten zijn modeziektes
o Klachten tijdelijk en lokaal karakter, geen anatomisch substraat of past niet bij klachten, is uitvergroting.
o Maar patiënten bedenken klachten niet uit eigenbelang; maar suggestibiliteit
o Echter, herleiding klachten tot organische afwijking is noodzakelijk, bij ontbreken is medicalisering overbodig;
monisme (slechts werkelijkheid van lichaam)
o Geen wisselwerking lichaam–geest (1 of ander); dualisme
Van Doornen; fysiologische is niet meer echt dan iets psychologisch, gaat over de taal. Matige relatie lichaam-geest.
Functionalisme: subjectieve beleving identificeren met rol in wereld en functie voor ons gedrag, niet dualisme/
reductionisme
Vingerhoets: BPS-model; inzicht ontstaan en behouden/genezen onverklaarbare lichamelijke klachten door integratie 3
componenten (bio-psycho-sociaal) in;
o Voorbeschikkende factoren
o Uitlokkende factoren, aanleiding
o Klachtbestendige factoren, in stand houden
o Therapie belemmerende factoren
Model heeft alleen geen methode voor interactie odnerzoeken, meerduidig en geen voorspelling of directe
invloed tonen
Van dualisme naar holisme
o Bullington: mind/body continuüm.
o O.b.v. Merleau-Ponty: lichamelijkheid
Wereld waarnemen via lichamelijkheid (via zintuigen); lichaam als:
Object: fysiologisch organisme
Subject: perspectief van waaruit wereld waarnemen
2
, Realisme versus de rest (sociaal-constructivisme, relativisme, solipsisme)
Cognitivisme versus belichaamde cognitie
Reductionisme, materialisme, emergentie, holisme, zelforganisatie
o Koster 4/14/15/16/17
Wat is een stoornis/pathologie
Biopsychosociaal model versus medisch model
Fysiologisch model vaak overhand en ‘objectiveerbaar maken subjectieve beleving’, probleem: matige samenhang
subjectieve beleving en fysiologische maat, vanwege 4 factoren:
o Reactiviteit fysiologische maten verschilt p.p.
o Personen verschillen in fysiologische reactievormen op symptoom
o Index moeilijk te interpreteren
o In de praktijk vooral perifere metingen aan lichaam; uitkomst is vage afspiegeling subjectieve beleving.
Voordelen fysiologische metingen: voor stappen tussen fenomeen en gevolgen begrijpen en snappen mate/type
ontregeling aan iemands systeem bij ene fenomeen.
Medisch onverklaarbare klachten vaak toegekend aan psychologie
Bij veel functionele klachten wordt stress als een ontstaansfactor gezien
Psychotherapie verandert iemands appraisal->situatie minder bedreigend gezien->verandering functioneren in
prefrontaakwab. DUS psychologische: fysiologische basis (functionele klachten te modificeren/aanvullen door fysiologische
kennis)
o De meetresultaten van psychologische en fysiologische stressmaten correleren slechts zwak.
o Veel medisch onverklaarbare klachten hebben overlappende symptomen
o Het fysiologische domein is niet echter dan het psychologische
HOOFDVRAAG VAK; Hoe kunnen we zo objectief mogelijk zijn t.o.v. alle aspecten van wetenschappelijke kennis [in de sociale wetenschappen]?
HC1 positivisme: Overzicht ontstaan mainstream gedragswetenschap (HC1/Koster 1); volgens allemaal=wetenschap oordeelvrij; allemaal samen geleid
tot E-A
Traditionele visie (Dyson); Wereld verschillende vormen kennis, ook wetenschap. Onverklaarbaar kan reëel zijn
Scientistische visie: Enige vorm kennis, moet verklaarbaar zijn
Koster: wetenschap heeft neutrale visie; alleen over feiten.
Common- Epistemologie Fundering Rationalisme Empirisme Logisch positivisme Positivisme (strenge
sense/ sdenken (radicale vorm vorm E-A)
standaard empirisme)
beeld
Over Strikt Kenleer, waar Kennis is a priori; Kennis a posteriori; eerst Rigoreuze Naivie houding; wereld
3
, wetensc feitelijk, kom kennis Eerst axioma (zekerheid via observatie – dan inductief afbakening is zoals ik het zie en
hap/ken neutraal, vandaan, hoe intuitie) – deductief kennis uit kennis afleiden: algemene wetenschap en niet- ervaar en dit is
nis waardevri mogelijk/rechtv afleiden: premisse conclusie uit beperkt aantal w. kennisfundament objectief, blind eigen
jautonoo aardigen waar=conclusie waar waarnemingen. Conclusie is data (stimuli van bril (anders onzeker)
mniet- Aanname; logische structuur alleen waarschijnlijker door zintuigen), dus MAAR opponent
normatief geest en feitelijke structuur premissen alleen sense data, benadrukt.
. Logische wereld overeen. Aanname; natuurlijke theoretisch neutraal Gemiddelde/evidence-
gevolgtre Modus ponens (raven: zwart, regelmaat/wetmatigheid geformuleerd. based/kwanti/genen
kking, x zwart=x raaf/als x raaf is x bestaat Van fundament naar In
empirisch zwart, x raaf=x raaf) NIET theorie vis formele gedragswetenschap?
e feiten bevestiging consequens logica en inductie Wetenschap in
(alle raven: zwart, x zwart dus x interactie wederzijds
raaf) met omgeving, dus
Modus tollens (alle raven: WEL door externe
zwart, x niet zwart=x geen raaf invloeden beïnvloedt
of als x raaf is x zwart, x niet en doet dit zelf ook:
zwart=x geen raaf) NIET Bronfenbrenner
ontkenning antecedent (alle extern, Gottlieb intern
raven zwart, x geen raaf=x niet
zwart)
Wetensc Waarden spelen geen rol in Wetenschap moet
hap en de wetenschap. oordeelvrij, objectief.
waarde Externe factoren weg,
n bril neutraliseren.
Alleen over feiten en
waarden maken
wetenschapper
subjectief/bevooroorde
eld
Hume’s guillotine:
scherpe grens feiten
en normen, geen
waarden/normatieve
uitspraak uit feitelijke
observatie.
Voorsta Hume; inductie levert geen Voor vormen
nder zekerheid. Veroorzaking hypothese;
neem je niet waar, alleen verificatieprincipe
regular succession (Carnap); Voor
(zelfgemaakte causaliteit) waarneming moet
Kant; Dus kennis= het verschil maken
waarneming (zintuigen) en of hypothese waar
constructie (geest), binnen is, anders
4