Kinder- en Jeugdpsychiatrie
Hoofdstuk 1: Diagnostiek
Het diagnostische proces bestaat uit twee componenten:
1. Het verkrijgen van informatie die nodig is om klachten en symptomen van een individu te
begrijpenHet diagnostisch onderzoek.
2. Het formuleren van een samenvattende conclusieHet stellen van de diagnose.
Diagnostiek in de kinder- en jeugdpsychiatrie wijkt enigszins af van diagnostiek in de
volwassenenpsychiatrie, dit komt onder andere door:
1. Bij kinderen, en vaak ook bij adolescenten, andere informatiebronnen nodig zijn dan alleen
het kind of de jeugdige zelf;
2. De ontwikkelingsfase van kinderen of jeugdigen specifieke eisen stelt aan het diagnostisch
onderzoek;
3. Een kind of jeugdige zelden zelf het initiatief neemt tot het zoeken van hulp.
Om een goed beeld te krijgen van de problemen van een kind of jeugdige is het nodig om informatie
uit verschillende bronnen te krijgen. De belangrijkste vier zijn:
1. Ouders;
2. Leerkrachten;
3. Kinderen en jeugdigen zelf;
4. Clinici.
Het verzamelen van diagnostische gegevens is een proces van opsporen van kenmerken die het ene
individu onderscheiden van anderen individuen. Er zijn drie manieren waarmee diagnostische
gegevens vastgesteld kunnen worden in de kinder- en jeugdpsychiatrie:
1. Ongestructureerd klinische methoden: Bijv. observaties of gesprek met jeugdige.
2. Gestructureerde methoden: Bijv. vragenlijsten invullen, afnemen gestandaardiseerde
interviews/observaties.
3. Gestandaardiseerde tests of onderzoeken: Bijv. algemeen lichamelijk en neurologisch
onderzoek, psychologische test en technisch onderzoek.
Het psychiatrisch diagnostisch onderzoek van kinderen en jeugdigen bestaat uit vijf componenten
verdeeld over drie informatiebronnen:
1. Informatie van ouders:1) reden hulp zoeken, hoofdklacht, ontwikkelingsanamnese, gezins- en
familieanamnese en gegevens over het huidige functioneren van het kind of de jeugdige.
2. Informatie van de leerkracht: 2) leerprestaties, gedrag, relatie tot leerkracht en medeleerlingen
in schoolklimaat.
1
, 3. Informatie van het kind of de jeugdige: 3) cognitief onderzoek; onderzoek naar de cognitieve
functies en het sociaal-emotioneel functioneren. 4) lichamelijk onderzoek; lichamelijke en
technisch onderzoek. 5) psychiatrisch onderzoek; het gesprek met het kind of de jeugdige.
Aanmelding: Diagnostisch onderzoek: Diagnostische formulering:
- Reden hulp - Ouders - Vergelijken info
- Vragenlijst
voorgeschiedenis (ontwikkelingsanamnese, - Integratief beeld v/h
Demografische huidig functioneren, functioneren kind/jeugdige
gegevens
gezins-familieanamnese - Diagnose in ergere zin
-Gesprek kind/jeugdige (classificatie)
-Gesprek leerkracht - Etiologische en prognotische
- Psychodiagnostisch, hypothesen.
lichamelijk en technisch -Diagnose in ruimere zin
onderzoek
Behandeling: Evalueren behandeling: Uitkomst evaluatie:
- Selectie van doelen - Vergelijken van huidig Vergelijken van huidig
en behandeling. functioneren voor functioneren met gegevens over
- Keuze en starten behandeling. functioneren voor behandeling
behandeling - Eventueel aanpassen
behandeling
In het eerste contact wordt de basis gelegd voor het verdere diagnostisch onderzoek en de behandeling.
Samengevat komen in het eerste contact de volgende aspecten aan de orde:
Nagaan van de aanleiding voor het zoeken van hulp;
Schatten van de aard en ernst van de problemen;
Nagaan hoe acuut de problemen zijn;
Nagaan wat het effect is van de problemen op het functioneren van het kind op school, in het
gezin en met leeftijdsgenoten;
Nagaan van de reactie van de omgeving op het probleemgedrag;
Nagaan van het beloop van de problemen in de tijd;
Nagaan van de aanwezigheid van eventuele oorzakelijke, luxerende of in standhoudende of
bevorderende factoren;
Nagaan wat ouders of school al aan de problemen hebben gedaan;
Vragen naar eerdere hulpverleningscontacten;
Nagaan wat de verwachtingen zijn van de hulpverlening;
2
, Inwinnen van informatie bij eerdere hulpverleners of de leerkracht;
Uitleg geven over de volgende gesprekken of onderzoeken.
Vragenlijsten zijn een nuttig hulpmiddel in het totale diagnostische proces, maar zijn niet bedoeld om
dat te vervangen. Er zijn twee soorten:
1. Generieke vragenlijsten: daarmee kan een breed scala van problemen worden vastgesteld.
2. Specifieke vragenlijsten: om bijv. ADHD, autisme of een depressie uit te vragen.
Voorbeelden vragenlijsten:
Child behavior Checklist (CBL); voor ouders of verzorgers van kinderen van 1,5 tot 5 en van
6 tot 18 jaar.
Teacher’s Report Form (TRF): voor leerkrachten.
Youth Self-report (YSR): zelfbeoordelingsversie voor adolescenten van 11 tot 18 jaar.
ASEBA: brengen vaardigheden van een kind of jeugdige in kaart en bevatten daarnaast vragen
over emotionele en gedragsproblemen.
Strengths and Difficulties Questionnaire: versie ouders en leerkrachten van kinderen en
jeugdigen van 4 tot 16 jaar. En zelfbeoordelingsversie voor 11 tot 16 jaar.
Ontwikkelingsanamnese bestaat uit:
Zwangerschap/geboorte
Eerste levensmaanden
Motorische ontwikkeling
Slapen/eten
Taal- en spraakontwikkeling
Ontwikkeling gehechtheid en sociale relaties
Schoolverloop
Levensgebeurtenissen en eerdere gedragsproblemen of emotionele problemen.
Uitvragen huidige functioneren van kind of jeugdige:
Lichamelijke gezondheid
Prestatieniveau (schoolprestaties, taal/spraak, motoriek, concentratie/afleidbaarheid,
intelligentie, hobby/spel)
Gedrag (antisociaal gedrag, hanteerbaarheid, gewoonten, eten, zindelijkheid)
Activiteiten (activiteit, slapen)
Stemming (stemming, angsten, zenuwachtigheid/tics)
Contact (met ouders, broers/zussen, leeftijdsgenoten, afhankelijkheid)
Gewetensfunctie
3