PROBLEEM 3
Leerdoelen:
1. Wat houdt … in?
• Zorgvuldigheidsbeginsel
• Motiveringsbeginsel
• Gelijkheidsbeginsel
• Vertrouwensbeginsel
2. Wat gebeurt er bij strijd tussen abbb’s en wet?
Bronnen:
- H.E. Bröring e.a., Bestuursrecht Deel I: H7.3.1-7.3.3 + H8.2-8.3 + H9
- Vertrouwensbeginsel
- Mevrouw Cupido
LEERDOEL 1: WAT HOUDEN DE ONDERSTAANDE BEGRIPPEN IN?
Inleiding
Normen kunnen voortvloeien uit algemene rechtsbeginselen en uit de (meer specifieke)
algemene beginselen van behoorlijk bestuur. De verhouding tussen algemene rechtsbeginselen
en abbb’s kan men beschouwen als een relatie tussen algemene en specifieke beginselen.
De abbb’s hebben betrekking op de bestuursrechtelijke relatie tussen bestuur en burger. Daaraan
vallen normen voor de verhouding en contacten tussen bestuur en burger te ontlenen en normen
die betrekking hebben op de uitoefening van een bestuursrechtelijke bevoegdheden. Bij de
‘invulling’ van beginselen van behoorlijk bestuur zullen de algemene rechtsbeginselen een
fundament kunnen bieden.
Omdat het bestuursrechtelijke verkeer zich over het algemeen concretiseert in de uitoefening van
een bestuursrechtelijke bevoegdheid door een bestuursorgaan (hierna: BO), omvatten de abbb’s
vooral normen die betrekking hebben op de behoorlijkheid van de bestuu rsrechtelijke
bevoegdheidsuitoefening.
De abbb’s die betrekking hebben op de bestuursrechtelijke bevoegdheidsuitoefening, kunnen
worden gerubriceerd naar de verschillende aspecten van de bevoegdheidsuitoefening.
Onderscheiden kunnen worden:
• De voorbereiding van een besluit
• De besluitvorming
• De argumentatie die aan een besluit ten grondslag wordt gelegd Procedureel
• Het resultaat van de belangenafweging
• De kennisgeving van een besluit en van de motivering ervan
Een onderscheid tussen procedurele en materiële abbb’s is relevant bij de rechtsbescherming.
Indien strijd met procedurele norm: dan zal het BO opnieuw een besluit moeten nemen,
volgens de juiste procedurele behoorlijkheidsnormen. Besluit kan dan tot een ander dictum
leiden, maar ook tot hetzelfde.
Indien strijd met materiële norm: BO moet tot een besluit met een ander dictum komen,
wegens verkeerde belangenafweging.
Zorgvuldigheidsbeginsel (materieel/formeel)
Vereist dat een besluit met de nodige zorgvuldigheid wordt voorbereid en genomen. Uit dat beginsel
vloeit voort:
• Eisen betreffende een correcte bejegening van de burger
o Mededelingsplicht, waarschuwingsplicht, gelegenheid tot herstel van verzuimen,
fatsoenlijke behandeling, plicht tot het voeren van overleg, hoorplicht, inspraak
• Eisen betreffende het zorgvuldig onderzoek van de feiten
1
, o Onderzoeksplicht, plicht tot het vragen van advies, wijze van onderzoek en methode
van bewijsvergaring, diepgang van het onderzoek
• Eisen betreffende een zorgvuldige beslissingsprocedure
o Keuze beslissingsmoment, vervanging van ‘partijdige’ bestuurders/ambtenaren,
procedure bij collegiale besluitvorming
• Eisen betreffende een deugdelijke besluitvorming
o Verplichte besluitvorming over wat is verzocht, onderzoek van alle wettelijke
mogelijkheden, onderzoek naar de minst bezwarende oplossing, etc.
Drie aspecten:
1. Proportionaliteits- of evenredigheidsbeginsel
2. Beginsel van minste pijn (subsidiariteit)
3. Égalité devant les charges publiques → gelijkheid voor openbare lasten
Zorgvuldig onderzoek
Het voorbereidend onderzoek (art. 3:2 Awb)
Volgens art. 3:2 Awb is uitgangspunt dat een BO uit eigen beweging de kennis vergaart die nodig is
voor de uitoefening van zijn bevoegdheid.
• Veronderstelt een (actieve) onderzoeksplicht van het bestuur, maar betekent niet dat het BO
zelf alle relevante gegeven moet ‘produceren’.
• Dit betekent dat het BO zelf bewijzen vergaart, maar ook dat het ervoor zorgdraagt, dat de
burger zo veel mogelijk de vereiste gegevens en bewijzen verschaft.
Welke verplichting in concreto uit art. 3:2 Awb voortvloeit, zal afhangen van:
a. De aard van de uit te oefenen bevoegdheid, waarbij o.m. van belang is of het gaat om het
nemen van besluit op aanvraag of een ambtshalve te nemen besluit
b. De vraag welke feiten en belangen relevant zijn voor het besluit
c. De vraag welk deel van de gegevensvergaring voor rekening komt van de burger (vgl. art. 4:2
lid 2 Awb)
Onderzoeksplicht en bewijs(voerings)last
Een aanvrager heeft belang bij inwilliging van zijn beschikkingsaanvraag en moet over het algemeen
zelf de gegevens en bescheiden overleggen die naar zijn oordeel inwilliging rechtvaardigen en
waarover hij redelijkerwijs kan beschikken.
Dat uitgangspunt, die mede ten grondslag ligt aan art. 4:2 lid 2 Awb, wordt ook in de
rechtspraak gehanteerd.
Bij een belastend besluit dat ambtshalve wordt genomen, berust de bewijslast op het BO. Een verdeling
van de onderzoeks- en bewijslast, inhoudende dat de burger die een begunstigende beschikking
aanvraagt, daartoe zelf de feiten moet aandragen, en dat een BO dat voornemens is een belastende
beschikking te nemen, daarvoor altijd zelf de bewijzen moet verzamelen, kan echter niet uit art. 4:2 lid 2
Awb worden afgeleid en is ook in de jurisprudentie niet ontwikkeld.
Ook in gevallen waarbij niet op een verzoek van de burger wordt beslist, maar een BO op eigen
initiatief, ‘ambtshalve’ handelt, mag soms van een burger de verstrekking van gegevens worden
verlangd en hoeft het BO vaak niet geheel op eigen kracht de noodzakelijke gegevens boven tafel
zien te krijgen.
• Het BO heeft dus niet de volledige bewijsvoeringslast.
• Daarbij is van belang dat in veel bijzondere wetten informatie- en medewerkingsplichten staan
voor burgers die een langdurige rechtsbetrekking met het bestuur hebben, zoals bij uitkeringen.
Als in beginsel een BO de feiten moet aantonen die een voor een burger belastende beschikking
kunnen rechtvaardigen, dan kan dat tot problemen leiden als het BO, bijv. uit respect voor privacy van
de burger, bij het vergaren van het bewijs een zodanige terughoudendheid moet betrachten, dat
geen zekerheid over de gestelde feiten kan worden verkregen. In zulke gevallen mag som met een
vermoeden worden volstaan.
Als de onderzoekslast bij het BO en dit bewijs heeft vergaard op een wijze die onrechtmatig is, geldt
dan dat zulk onrechtmatig verkregen bewijs niet mag worden gebruikt.
De wijze en diepgang van het onderzoek
Bij de vaststelling of bepaalde feiten zich hebben voorgedaan, zal in principe de methode van
onderzoek moeten worden gehanteerd die tot een zo objectief mogelijke vaststelling kan leiden.
2