Makbule Aslan
,·
1. V Cytologie, celleer
2. ~ Histologie, weefselleer
3. ~ Embryologie
4. ~ Respiratie
5.
~ Immuunsysteem
6. V Neurologie
7. ~ Circulatie
8. v Huid en Thermobalans
9. v Motorisch Systeem
10. ~ Tractus Digestivus
11. ~ Vochtbalans
,m
Cytologie, celleer
Richt zich op losse cellen. Door individuele cellen te analyseren, kan inzicht worden verkregen in hun structuur, functie en eventuele afwijkingen die kunnen
wijzen up aandoeningen (infectie/kanker)
Cellen en organellen
Cellen bestaan uit cytoplasma en een celkern, omgeven door een celmembraan. Cytoplasma is het binnenste gedeelte van de cel hier bevinden de organellen
zich. Het celmembraan omkapseld alle functionele componenten, beschermt en isoleert het milieu tegen externe factoren.
Organellen zijn gespecialiseerde structuren binnen een cel die specifieke functies
vervullen,
• Nucleus (Celkern): opslag van al het erfelijk materiaal (DNA).
• Nucleolus (kernlichaampje): organel waarin het RNA wordt aangemaakt
• Mitochondriën: leveren energie door stoffen uit voeding en zuurstof om te
zetten in kooldioxide en water (verbranding). Locatie van citroenzuurcyclus,
omzetting van vetten, glucose zuurstof naar ATP (energie)
• Endoplasmatisch reticulum: eiwitproductie aan de hand van de informatie uit
de celkern. Zorgt voor transport van eiwitten naar Golgicomplex.
• Golgi-complex: De eiwitten uit het endoplasmatisch reticulum worden
omgebouwd en opgeslagen waarna bepaald wordt waar ze heen moeten
• Lysosomen: Verteren van eiwitten en van buiten afkomstig afval. Hier komen
aminozuren vrij die eventueel kunnen worden hergebruikt
• Peroxisomen: Verwijderen van schadelijke producten en in het bijzonder
waterstofperoxide (H2O) een soort vrije radicalen
• Ribosomen: is een complex aan eiwitten en RNA ketens in de cel dat een heel
belangrijke functie heeft bij de opbouw van eiwitten.
DNA
Menselijke cellen zijn diploïd, bevatten twee sets of chromosomen (behalve geslachtscellen) elk cel bevat 46 chromosomen verdeeld over 23 paren. Van deze
paren zijn 22 autosomen en 1 paar geslachts chromosomen. Vrouw = XX Man = XY.
X-chromosoom
&
bevat hormonale informatie en genetische informatie die betrokken zijn bij de aanmaak van onder andere bloedstollingseiwitten en spiervezels
Y-chromosoom is verantwoordelijk van productie testosteron en zorgt voor de ontwikkeling van de mannelijke kenmerken.
Eiwitten (albumine, hemoglobine, immunoglobine, Collageen, insuline en (verterings)enzymen)
Zijn lange ketens van aminozuren, waarvan de volgorde hun uiteindelijke functie bepaalt. Een belangrijke groep eiwitten zijn enzymen. Deze binden stoffen en laten
ze met elkaar reageren
Eiwitsynthese
DNA-structuur: DNA bestaat uit twee ketens die een spiraalvormige structuur (een
dubbele helix) vormen, vergelijkbaar met een gedraaide ladder. De “treden” van de
ladder zijn basenparen:
• Adenosine (A) bindt met Thymine (T) (Apple in the Three)
• Cytosine (C) bindt met Guanine (G) (Car in the Garage)
Genetische code: de volgorde van drie basenparen in het DNA (bijvoorbeeld ATG,
CGA, enz.) vormt een codon, en elk codon codeert voor een specifiek aminozuur.
Een reeks van deze aminozuren vormt een eiwit
Om een eiwit te maken, moet de informatie uit een gen worden gekopieerd. Dit proces
heet transcriptie.
, Transcriptie
• 1 Gen codeert voor 1 eiwit. Een gen wordt gekopieerd in een proces dat transcriptie heet.
• Tijdens transcriptie wordt RNA gemaakt als een kopie van het gen. In dit proces wordt
Thymine (T) vervangen door Uracil (U), dus waar in DNA een T zou staan, wordt het bij
het kopiëren een U in het RNA. (Appel Under the three)
• Het gekopieerde RNA heet mRNA (messenger RNA).
• Iedere groep van 3 letters (codon) in het mRNA vormt een code voor een specifiek
aminozuur.
mRNA is een kopie van DNA: Je kunt het mRNA zien als een tijdelijke kopie van een stukje DNA dat
de instructies bevat voor het maken van een eiwit. Het DNA blijft veilig opgeslagen in de celkern,
terwijl mRNA de benodigde informatie buiten de kern brengt, naar de plaats waar de eiwitten worden
gemaakt
Transport naar ribosomen: Het mRNA verlaat de celkern en gaat naar de ribosomen (de eiwitfabriekjes van
de cel). Daar wordt de informatie in het mRNA “gelezen” en gebruikt om een eiwit op te bouwen door
aminozuren aan elkaar te rijgen. tRNA (transfer RNA): Brengt de juiste aminozuren naar de ribosomen om
aan het groeiende eiwit te worden toegevoegd.
Celdeling,
Groei en herstel van weefselverlies vindt plaats door mitose. Mitose is het proces van celdeling waarbij één cel zich
splitst in twee genetisch identieke dochtercellen. DNA is al vermenigvuldigd: voordat mitose plaatsvindt, heeft
de cel al een exacte kopie van al zijn DNA gemaakt. Mitose gebeurt is fases,
• Profase
• Metafase De celcyclus is het proces waardoor een cel groeit, zich voorbereidt op deling.
• Anafase Het zorgt ervoor dat elk van de dochtercellen de juiste hoeveelheid genetisch
• Telofase materiaal ontvangt.
Levenscyclus van een cel,
- G1: toename eiwit en cytoplasma
- S: replicatie DNA
- G2: eiwitten voor celdeling
- G0: rust
Profase, Vorming van spoelfiguur (micortibuli), het kernmembraan verdwijnt (DNA komt los in de cel).
Spiralisatie (DNA wordt opgerold tot X vormig chromosoom) en aanhechting middels centromeer (X
vorm).
Metafase, Microtibuli slepen de chromosomen naar het midden. Alle centromeren liggen in het
evenaarsvlak (midden verticaal).
Anafase, Centromeren breken. Microtibuli trekken de chromatiden uit elkaar en worden
zusterchromosomen
Telofase, De cel strekt nog verder en er wordt een celkern gevormd rond chromosomen. de
chromosomen de-spiraliseren