,-
1 ~ Afweer
Z v Ontsteking
3 v Allergie
4 V Tumorleer
5 ~ Pneumonie en UWI
6 ~ Schock, Circulatie
7 v Pijn, Neurologische Pijn en Cerebrale Uitval
8 v Anemie en Diep Veneuze Trombose (DVT)
9 ~ Diabetes Mellitus
10 ~ Peritonitis en ileus
11 ~ Fracturen, Motorisch Systeem
12 v Verbranding en Wonden
, Afweer
Micro-organismen komen 3 vormen van afweer tegen in het menselijk lichaam:
1. Lokale barrières: aan het lichaamsoppervlak
2. Fagocytose: algemene afweer, aspecifiek
3. Immunoglobulinen: Specifieke afweereiwitten
Locale barrières, zijn de eerste verdedigingslinie van het lichaam tegen infecties en schadelijke stoffen. O.a trilharen in de luchtwegen, zure milieu in de maag. Als
pathogenen (ziekteverwekkende micro-organismen) toch door de eerste barrière heen breken, komen ze in het inwendige milieu terecht, daar worden ze aangevallen door
leukocyten.
Fagocytose, ook aspecifieke afweer genoemd. De granulocyten of monocyten/macrofagen kunnen uit vaten komen en naar de ontstoken plekken gaan. Hier wordt de micro-
organisme opgenomen in de afweercel en met behulp van enzymen afgebroken. Het is niet specifiek omdat ze alles uitschakelen en opruimen. Als het niet genoeg is, sterven
zodanig veel leukocyten af waardoor er pus ontstaat. Het aantal granulocyten in je bloed zegt dit iets over je fagocytose, te kort aan granulocyten (agranulocyten) betekent dat
je aspecifieke weerstand is afgenomen.
Specifieke weerstand, immunoglobulinen. Lymfocyten vallen een soort antigeen aan, dit kunnen bacteriën, virussen of abnormale lichaamscellen (kankercellen) zijn. Ze
circuleren constant door het lichaam en kunnen uit de bloedvaten treden. → De lymfocyten reageren middels een immuunrespons op de antigenen. Bij eerste contact komt dit
pas na dagen op gang. Hier staat tegenover dat een lymfocyten of een kloon duizenden micro-organismen kan aanvallen. Ze kunnen massaal de ziekteverwekker aanvallen. 2
type lymfocyten zijn er, T-lymfocyten en B-lymfocyten.
T-lymfocyten, Elke T-lymfocyt kan specifiek één antigeen herkennen. De verschillende soorten T-cellen:
Functie
T-helpercellen Stimuleren van immuunrespons, ze helpen andere immuuncellen om in actie te komen
Onderdrukken van immuunrespons, ze zorgen ervoor dat de immuunreactie niet te sterk wordt en schade aan het eigen
T-suppressors
lichaam voorkomt
Nadat het lichaam in contact is gekomen met een antigeen (vreemd stof wat het lichaam niet herkent) → wanneer het
T-geheugencellen
antigeen weer het lichaam binnenkomt wordt het herkent en uitgeschakeld
Cytotoxische T-cellen, type T-lymfocyten (witte bloedcellen) die specifiek gericht zijn op het doden van lichaamscellen die geïnfecteerd zijn met virussen of die abnormaal
zijn, zoals kankercellen.
B-lymfocyten, bevinden zich extracellulair terwijl de T-cellen zich richten op het cellulaire deel (bedreigingen buiten de cellen). De B- lymfocyten worden wel
gestimuleerd door de T-helpercellen. deze geven signalen af om de B-lymfocyt te stimuleren Bij detectie van een antigeen, produceren ze klonen die dezelfde
immunoglobulinen produceren: plasmacellen. Er worden afweereiwitten gemaakt en ze vallen bijpassende antigenen aan. B-cellen maken ook geheugencellen
Vier vormen van immuniteit
1. Natuurlijk passief: wat via een natuurlijke weg in het lichaam, Dit gebeurt wanneer een persoon immuniteit krijgt zonder zelf een immuunrespons te ontwikkelen.
2. Natuurlijk actief: In aanraking komen met pathogenen om vervolgens zelf de lymfocyten immunoglobulinen te laten maken. Hier ontwikkelt het lichaam zelf immuniteit
doordat het in contact komt met een ziekteverwekker.
3. Kunstmatig passief: Immunoglobulinen inspuiten bij bijvoorbeeld hepatitis B blootstelling of een val waarna antitetanus nodig is. Hierbij krijg je kant-en-klare antilichamen
toegediend via een injectie. Je lichaam hoeft zelf geen antilichamen te maken.
4. Kunstmatig actief: Vaccinatie. Contact met verzwakte ziekteverwekker, maar het lichaam maakt wel immunoglobulinen aan, ook hier worden geheugencellen
aangemaakt.
Comensalen, zijn micro-organismen die onder anderen op de huid en in de darmen (slijmvliezen) leven zonder dit te shaden. afweersysteem zorgt ervoor dat
deze niet binnen kunnen dringen. Eenmaal als ze binnen gedrongen zijn kunnen ze wel schade aanbrengen.
Zie Anatomie, immuunsysteem voor uitgebreide uitleg…
, Ontsteking
Reactie van het lichaam op een schadelijke prikkels. verwekkers hiervan zijn:
• Infectie: gisten, schimmels, virussen, wormen, protozoën
• Sterile ontsteking
• Onsteking (anders dan een infectie)
Besmettingsroutes,
• Aerogene besmetting: via luchtwegen, hoesten etc.
• (Faeco)orale besmetting: via rivierwater in ontwikkelingslanden en via voorwerpen. Na toilet gebruik zitten handen vol met poepbacteriën
• Seksuele besmetting: via geslachtsgemeenschap of slijmvliescontact
• Hematogene besmetting: via bloed, gebruikte naalden en mesjes
• Cutane besmetting: via de huid, veelal bij wonden of erg vochtige huid
Steriele ontstekingen komen doordat weefsels op schadelijke prikkels reageren,
• Mechanisch letsel: vallen, verkeersongelukken
• Fysische schade: hitte, kou, straling. Verbranding
• Chemische schade: alcohol, rook, schoonmaakmiddel
• Allergenen: penicilline, jodium, medicatie, pollen
• Auto-immuniteit: diabetes mellitus, reuma. Hierbij valt het lichaam de eigen eiwitten aan. Mogelijk ontstaat dit doordat de eiwitten die aangevallen worden, lijken op
antigenen waar het lichaam mee in contact is geweest. Ze worden van behandeld met corticosteroïden om de reactie te onderdrukken, maar dit onderdrukt ook de
natuurlijke immuniteit.
Het lichaam reageert op schadelijke prikkels met allerlei ontstekingsverschijnselen. Lokale ontstekingsverschijnselen,
Rubor: Roodheid (Histsmine)
Calor: warmte (Histamine)
Dolor: pijn (Prostaglandine)
Tumor: Zwelling van de plek (Histamine)
Functio Laesie: Functieverlies
Algehele verschijnselen,
• Malaise, vermoeidheid
• Koorts
• Verhoogde Leukocyten, CRP en BSE
Deze reacties zijn veelal het gevolg van de ontstekingsmediatoren prostaglandine en histamine. Dit wordt door beschadigd weefsel afgegeven en geven verandering aan het
zenuwstelsel en de bloedvaten.
• Prostaglandinen maken de pijnzenuwuiteinden gevoeliger en geven een koortsreactie via de hypothalamus
• =
Histamine verwijdt de vaten (vasodilatatie) en maakt de vaten permeabel voor eiwitten (wat van pas komt bij afweer)
Rubor, er onstaat vasodilatatie (vaatverwijding). dit ontstaat door de afgifte van histamine door mestcellen. hoe meer bloed er naar een beplaade punt gaat hoe roder het wordt
Tumor, door toename van de capillaire permeabiliteit (weer door histamine) treed er meer vocht uit de vaten. dit met de doel om meer leucocyten naar de juiste plaats te
krijgen, maar ze lekken eiwitten naar buiten en wordt minder goed terug gezogen. ............
Dolor, doot het vrijkomen van prostaglandinen worden de zenuwuiteinden gevoeliger en er worden meer prikkels naar de hersenen doorgegeven.
Functio lease, functie verlies. kan gevolg van pijn, weefselschade en opzwelling komen.
Calor, verhoging kom doordat de prostaglandiden het tempratuurcentrum hoger instelt. dit vernauwt