Oefententamen
HANDBOEK PRESENTIE
Vraag 1: (1p)
Casus: Miriam begint haar diensten altijd met een gesprek. Ze vraagt mevrouw De Vries hoe
haar dag is geweest en toont oprechte belangstelling voor haar gevoelens en ervaringen.
Door aandachtig te luisteren, leert Miriam meer over de persoonlijke geschiedenis,
interesses en zorgen van mevrouw De Vries.
Welk kenmerk van presentie past het beste bij deze casus?
A. Tempo aanpassen
B. Verlaat de ander niet
C. Sluit aan en stem af op wat de ander aandraagt
D. Werken vanuit relatie
Vraag 2: (1p)
Wat kan iemands kwetsbaarheid vergroten, volgens het Handboek Presentie?
A. Reacties van anderen op de gegeven zorg.
B. Eigen negatieve interpretaties op de gegeven zorg.
C. Veranderlijke politieke en/of bestuurlijke situaties (binnen de zorg).
D. Negatieve rapporten over de gegeven zorg.
Vraag 3: (2p)
Welke uitspraken over het resultaat van ‘presente zorg’ zijn onjuist?
Twee antwoorden dienen te worden omcirkeld.
A. “Voor zorgbehoevenden levert presente zorg op dat men zich gehoord voelt, en dus
niet als een ‘nummer’ behandeld wordt.”
B. “Zorgverleners ervaren dat ze meer tijd overhouden, die ze kunnen steken in eigen
zaken, zoals administratie van de geleverde zorg.”
C. “Voor zorgbehoevenden levert presente zorg op dat ze de zorg uiteindelijk niet meer
nodig hebben, en sneller op zichzelf kunnen vertrouwen”
D. “Zorgverleners ervaren in mindere mate dat ze een ‘productiemachine’ zijn, en dat ze
er echt kunnen zijn voor de cliënt.”
,Vraag 4: (1p)
Welk gebied – waar presente, goede zorg samenhang mee heeft – ontbreekt hier?
De cliënt - … - Het systeem: de instanties, gemeentes, etc.
A. De kennisinstanties van de cliënt
B. De naaste kring van de client
C. De hulpverlener; sociaal werker
Vraag 5: (1p)
Een casus: Willemijn, een tweedejaars sociaal werk-studente aan de hogeschool Rotterdam,
begeleidt mensen met een lichtverstandelijke beperking. Ondanks dat het voor stage is en ze
er geen geld voor krijgt, loopt ze meer uren dan ‘verplicht’. Ze geeft bij haar SLC’er aan dat ze
enorm veel voldoening krijgt uit het werk, en dat het niet als werk voelt.
Welk begrip past het beste bij werkwijze van Willemijn?
A. Willemijn werkt aandachtig.
B. Willemijn werkt toegewijd.
C. Willemijn werkt met bekommernis.
Vraag 6: (2p)
Welke twee begrippen helpen een sociaal werker om te bepalen welke zorg hij moet
leveren (lees: “Wat moet ik doen?”), zoals genoemd staat in hoofdstuk 2?
Er zijn twee antwoorden juist.
A. Je levert zorg vanuit relatie
B. Je levert zorg vanuit een zelfreferentieel principe.
C. Je levert zorg vanuit beraadslaging.
D. Je levert zorg vanuit het ‘ubunu’-principe.
Vraag 7: (1p)
Casus: Ernst leert tijdens het langere tijd verzorgen van meneer Willems vanwege psychische
problemen, dat hij met name behoefte heeft aan gezelschap, en besluit daarop om een
maatje voor hem te regen. Daarnaast schrijft hij meneer Willems in voor activiteiten gericht
op eenzaamheid bij ouderen.
Welke twee kenmerken van relationeel zorg geven passen hier het beste bij?
A. Zorg geven vanuit relatie
B. Zorg geven als relatie
C. Zorg geven in relaties
D. Zorg geven met het oog op relaties
, Vraag 8: (1p)
Twee definities:
1. Een georganiseerde manier van werken om een bepaald doel te bereiken, vaak
bestaande uit een reeks systematische stappen of procedures.
2. Dit behelst een benaderingswijze, waarbij minder gericht is op systematische stappen
of procedures.
Wat is de juiste koppeling?
A. 1: Benadering, 2: Methode
B. 1: Methode, 2: Benadering
Vraag 9: (1p)
Waar neigt ‘presentie’ eerder naar?
A. Een benadering
B. Een methode
Vraag 10: (1p)
Mohammed is de broer van Fatima en heeft geen diploma. Hij weet veel over zijn zusje en
haar gedrag, maar deze kennis wordt door de zorginstanties en sociaal werkers als ‘niet
valide’ bestempeld.
Welk begrip past het beste bij de situatie van Mohammed, volgens de tekst?
A. Mohammed is onderzoekend, daarom weet hij veel van Fatima.
B. Mohammed beraadslaagt veel met zijn ouders, waardoor de kennis valide is.
C. Mohammed voert een perspectiefwissel uit, om zo de situatie van zijn zusje beter te
begrijpen.
D. Mohammed ondervindt kennisonrecht; zijn kennis wordt te niet gedaan door zijn
achtergrond.