Verbintenissenrecht begrepen - Samenvatting
1. Verbintenissenrecht: plaatsbepaling
1.1 Inleiding
Overeenkomsten en aansprakelijkheid zijn de hoofdonderwerpen van het verbintenissenrecht.
Verbintenis: een vermogensrechtelijke relatie tussen twee (of meer) partijen, waarbij de ene partij
verplicht is tot een prestatie waarop de andere partij recht heeft.
Een verbintenis kan op twee manieren ontstaan: uit de wet of uit een overeenkomst.
1.2 Verbintenis uit overeenkomst
Door het sluiten van overeenkomsten vloeien rechten plichten voort: verbintenissen.
Een overeenkomst is eigenlijk een soort afspraak en moet twee elementen hebben: aanbod en
aanvaarding (art. 6:217 lid 1 BW). Uit het aanbod en de aanvaarding moet blijken dat de wil van de
twee partijen overeenstemt (= wilsovereenstemming).
Een verbintenis bestaat uit een plicht en een recht. Bij de meeste overeenkomsten ontstaan twee
verbintenissen.
Tenietgaan van een verbintenis: als een verbintenis wordt nagekomen, houdt zij op te bestaan.
Prestatie: object van de verbintenis (hetgeen verplicht is te doen of laten).
Rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten. De rechtssubjecten bestaan uit de schuldenaar (of
crediteur) en de schuldeiser (of debiteur).
Wanprestatie: een tekortkoming in de nakoming van een verbintenis.
Het verbintenissenrecht regelt wie er aansprakelijk is voor de schade die één van de partijen lijdt
door een tekortkoming in de nakoming.
Een nakoming van een verbintenis kan in korte tijd worden nagekomen (bijvoorbeeld door het kopen
van snoep in een automaat). Hierbij ontstaan twee verbintenissen, waarvan de een direct met de
aanvaarding ook wordt nagekomen (door de betaling te doen) en de andere direct daarna (het
snoep).
Echter, vooral in het arbeidsrecht en het huurrecht bestaat de nakoming uit ingewikkeldere
prestaties en de overeenkomst kan jarenlang blijven bestaan.
Een prestatie om te doen kan bestaan uit:
- Betaling van een geldsom
- Levering van een goed
- Verrichten van een dienst
- Combinatie van verschillende vormen (een fietsenmaker verricht arbeid, maar zal ook
onderdelen vervangen, zo levert hij een dienst en goederen).
Daarnaast kan het ook zo zijn dat je vanuit een verbintenis iets zult moeten laten, bijvoorbeeld het
concurrentiebeding dat is opgenomen in het arbeidscontract.
1.3 Verbintenissen uit de wet: onrechtmatige daad
Uit een onrechtmatige daad kan ook een verbintenis ontstaan. Er is dan meestal sprake van een het
betalen van een schadevergoeding. Meestal ontstaat er één verbintenis.
Bij een onrechtmatige daad ontstaat altijd een wettelijke aansprakelijkheid en dus de plicht tot het
betalen van een schadevergoeding. Als de schuldeiser het geld niet hoeft is er nog steeds sprake van
wettelijke aansprakelijkheid, maar dan doet hij afstand van het recht op schadevergoeding.
WA-verzekering: een verzekering tegen wettelijke aansprakelijkheid.
1
,In sommige gevallen is het verplicht een verzekering af te sluiten, zoals iedereen met een
gemotoriseerd voertuig die aan het verkeer deelneemt.
Een onrechtmatige daad kan opzettelijk of onopzettelijk zijn veroorzaakt. De schade wordt echter
alleen uitbetaald als deze onopzettelijk is veroorzaakt. Strafrechtelijk gezien maakt dit ook een
verschil, namelijk vernielen (strafbaar) of onopzettelijke vernieling (niet strafbaar).
Bij de onrechtmatige daad ontstaat de verbintenis onafhankelijk van de wil. Dus een verbintenis volgt
bij een onrechtmatige daad direct voort uit de feitelijke handeling. Bij een verbintenis uit een
overeenkomst zijn eerst rechtshandelingen nodig waaruit blijkt dat de betrokken partijen allebei
willen dat de overeenkomst ontstaat.
1.4 Andere verbintenissen uit de wet: rechtmatige daad
Op grond van een rechtmatige daad kan ook een verbintenis ontstaan:
1) Onverschuldigde betaling (6:203 BW)
Ook bij een onverschuldigde betaling ontstaat een verbintenis uit de wet. Dit kan gebeuren
doordat er per ongeluk geld op de verkeerde rekening wordt gestort. Dit is dan
onverschuldigd betaalt en moet worden terugbetaald.
2) Ongerechtvaardigde verrijking (6:212 BW)
Door bijvoorbeeld de rente die je ontvangt voor het geld dat onverschuldigd aan je is
betaald, word je ongerechtvaardigd verrijkt. Deze rente zal dus ook moeten worden
terugbetaald.
3) Zaakwaarneming (6:198 BW)
Door bijvoorbeeld een ruitje dat kapot is gegaan, welke is gerepareerd door een buurman
tijdens de vakantie van de eigenaar. Er ontstaat de verplichting de kosten terug te betalen.
1.5 Verbintenissenrecht: onderdeel van het privaatrecht
Privaatrecht (ook wel burgerlijk of civiel recht): het recht dat de betrekkingen tussen
(rechts)personen onderling regelt, alsmede de verhouding van (rechts)personen tot hun vermogen.
Publiekrecht: het recht dat de betrekkingen tussen (rechts)personen en overheid regelt.
1.6 Privaatrecht: vermogensrecht en personenrecht
Het privaatrecht kan worden onderverdeeld in het vermogensrecht en het personenrecht.
Personenrecht: de regels voor de rechtssubjecten van het privaatrecht, namelijk de mogelijke
dragers van rechten en plichten. Bestaande uit personen- en familierecht en rechtspersonenrecht.
Vermogensrecht: het vermogen staat centraal, dus alles wat een (rechts)persoon bezit en op geld
waardeerbaar is. Bestaande uit goederenrecht en verbintenissenrecht.
Goederenrecht: het recht over de omvang van het vermogen (de relatie van een persoon tot zijn
goederen).
Vermogen: alle goederen tezamen.
Verbintenissenrecht: het recht over hoe het vermogen verhandelbaar is en de situatie rondom
schade.
2
,1.7 Overheid en privaatrecht
In het privaatrecht zijn het de initiatieven van de (rechts)personen zelf en heeft iedereen dezelfde
bevoegdheden.
De handhaving van het publiek wordt gedaan door de overheid. Bij de handhaving van het
privaatrecht ligt het initiatief bij de (rechts)personen zelf. Je kunt geen aangifte doen van het niet
nakomen van een overeenkomst, wel kun je desnoods de nakoming afdwingen bij de rechter.
Publiekrechtelijke bevoegdheden zijn alleen aan de overheid toegekend (zoals het verstrekken van
een uitkering of gevangenisstraf toekennen). Toch kan de overheid ook privaatrechtelijk handelen.
Gemeenten, provincies en uitkeringsorganisaties hebben rechtspersoonlijkheid en kunnen
bijvoorbeeld ook overeenkomsten sluiten, waarbij ze geen gebruikmaken van hun publiekrechtelijke
bevoegdheden.
1.8 Privaatrecht: wetgeving
Het verbintenissenrecht is grotendeels geregeld in het Burgerlijk Wetboek.
1.9 Opbouw en structuur van het Burgerlijk Wetboek
Boek 1: Personen- en familierecht
Boek 2: Rechtspersonen
Boek 3: Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4: Erfrecht
Boek 5: Zakelijke rechter
Boek 6: Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7: Bijzondere overeenkomsten
Boek 7A: Bijzondere overeenkomsten: gevolg
Boek 8: Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10: Internationaal privaatrecht
Boek 3 en 6 regelen het algemene gedeelte van het verbintenissenrecht en zijn dus erg belangrijk.
1.10 Gelaagde opbouw van het BW
Het Burgerlijk Wetboek gaat van algemene naar bijzondere wetgeving. Des gedetailleerder de regels
worden, des te verder kom je dus in het BW, dus een gelaagde opbouw.
Elk Boek in het BW is onderverdeeld in titels, welke weer is onderverdeeld in afdelingen, welke weer
kan worden onderverdeeld in paragrafen. Deze onderverdelingen vormen de context waarin
wetsartikelen in het BW moeten worden gelezen.
1.11 Notatie van wetsartikelen
-
1.12 Beginselen en uitgangspunten van het privaatrecht
De rechtswetenschap van het privaatrecht kent meerdere beginselen:
- Contractsvrijheid
Alles mag worden afgesproken, zolang dit niet verboden of in strijd met de openbare order
of de goede zede is.
- Pacta sunt servunda
Overeenkomsten moeten worden nagekomen.
- Vormvrijheid
3
, Zolang de wetgever niet expliciet anders bepaalt, geldt er geen speciale vorm waarin
handelingen verricht moeten worden. Hier bestaan wel uitzonderingen op ten behoeve van
rechtszekerheid.
- De redelijkheid en billijkheid
Partijen zijn verplicht zich naar elkaar redelijk en billijk te gedragen (art. 6:2 BW). De
redelijkheid verwijst naar het verstand en de billijkheid meer naar ons rechtsgevoel.
Dit wordt gebruikt als één begrip en is aanvullend recht.
Derogerende werking van de redelijkheid en billijkheid: als een situatie zo onredelijk uitpakt
dat de redelijkheid en billijkheid de gevolgen van een overeenkomst kan beperken of
wijzigen.
- Bijzonder gaat voor algemeen
1.13 Procederen in het privaatrecht: materieel en formeel recht
Materieel recht: inhoudelijk (wie in welke situatie waarop recht op heeft).
Formeel recht: procedure waarmee iemand zijn recht kan verwezenlijken.
Hoofdregel: ‘wie stelt, bewijst’. De belangrijkste uitzondering daarop is als de tegenpartij niet betwist
dat hetgeen dat wordt gesteld gebeurd is.
De rechter is vrij in zijn waardering van het bewijs, waarbij hij zelf bepaalt hoeveel waarde hij hecht
aan bewijsmiddelen. Hij zal dit wel moeten beargumenteren. Als de rechter op grond van één of
meer bewijsmiddelen van mening is dat wat een partij stelt, waarschijnlijk ook echt gebeurd is, kan
hij de bewijslast omkeren. Hij geeft dan een bewijsopdracht. Deze partij wordt opgezadeld met de
taak om te bewijzen dat het toch niet gebeurd is, anders bepaalt de rechter in het voordeel van de
andere.
Er zijn ook vele juristen binnen bedrijven en organisaties werkzaam om conflicten te voorkomen door
vooraf duidelijk afspraken te maken over problemen die mogelijk kunnen ontstaan. Overigens zijn
sommige juristen hierdoor te risicomijdend: dr. No’s of deal blockers.
Als er een conflict ontstaat, kunnen juristen eerst in der minne schikken: de zaak in onderling overleg
oplossen.
1.14 Jurisprudentie
Elke rechtbank in Nederland behoort tot een gebied: arrondissement. Wat betreft het privaatrecht is
deze onderverdeel in een sector civiel en een sector kanton.
Kanton: alle geschillen tot €25.000 en huur- en arbeidszaken en de meeste consumentenzaken.
Civiel: overige zaken.
Na de rechtbank kan een partij in hoger beroep bij een gerechtshof, welke als gebied een ressort
heeft.
Tegen een uitspraak van het gerechtshof is de mogelijkheid om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad,
welke de zaak niet inhoudelijk meer behandeld.
Vonnissen: uitspraken van rechtbanken
Arresten: uitspraken van gerechtshoven en de Hoge Raad
ECLI: European Case Law Identifier (notatie van gepubliceerde uitspraken)
2. Rechtsfeiten
2.1 Inleiding: rechtsfeitenschema
Feiten zonder rechtgevolg: zaken waar het recht geen gevolgen aan verbindt.
Handelingen zonder rechtgevolg: handelingen die voor het recht niet relevant zijn.
Rechtsfeiten: feiten waar het recht gevolgen aan verbindt.
4