Samenvatting Basisboek Integrale veiligheid, Stol, druk 3
Hoofdstukken 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 26,
27, 28, 29, 30
,H2
Veiligheid betekent dat mensen effectief beschermd zijn tegen persoonlijk leed (tegen de
aantasting van hun lichamelijke en geestelijke integriteit) met uitzondering van leed door ziektes
waarvan geen directe uitwendige oorzaak bekend is.
De veiligheidskwestie van goederen en maatschappelijke structuren hangt af van de vraag of
mensen daardoor leed ondervinden.
Veiligheidszorg is alles wat mensen doen om hun lichamelijke en geestelijke integriteit te
beschermen.
Risico (R risk) is de kans op een gebeurtenis die de veiligheid bedreigt (p probability) maal de
schadelijke effecten (E effects) die daarvan het gevolg zijn. R= p x E
Integrale veiligheid, breed perspectief langs 4 lijnen,
1. tijd,
2. ruimte,
3. sociale netwerken,
4. kennisgebied.
1. Veiligheidsprobleem is een onderdeel van een proces, oorzaak-gevolgketen.
Veiligheidsketen 5 schakels of fasen; proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.
2. Welke ruimtelijke dimensie kent een probleem. Niet alleen de plek van probleem is belangrijk
maar ook de vraag naar belang voor een oplossing. Verplaatsingseffecten bij maatregelingen
tegen overlast en criminaliteit.
3. Veiligheidsprobleem vindt zich niet op 1 moment plaats of op 1 locatie af. Veiligheidsproblemen
moeten worden aangepakt door samenwerkende personen en organisaties. Integrale veiligheid is
informatie-uitwisseling, samenwerken.
4. Veiligheidsprobleem bekijken vanuit verschillende kennisgebieden of disciplines,
multidisciplinaire aanpak. Veiligheidsproblemen zijn zelden monodisciplinair.
Objectieve en subjectieve veiligheid
Objectief; een gemeten niveau op een vooraf vastgestelde schaal van veiligheid. Uiterlijk
waarneembare verschijnselen.
Subjectief; de mate waarin mensen zich veilig voelen. De persoonlijke beleving van veiligheid.
Sociale en fysieke veiligheid
Sociale veiligheid verwijst naar de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen
tegen persoonlijk leed door misdrijven, overtredingen en overlast door anderen. Met een
objectieve en subjectieve zijde.
Fysieke veiligheid is de mate waarin mensen beschermd zijn en zich beschermd voelen tegen
persoonlijk leed door ongevallen en tegen onheil van niet-menselijke oorsprong. Fysieke
onveiligheid met niet-menselijke oorsprong zijn o.a. natuurrampen, falende machines,
epidemieën. Fysieke veiligheid heeft een objectieve en subjectieve zijde.
Risicoperceptie: de voorstelling die iemand zich maakt van een risico. Het gaat hier om
ongevallen maar de grens tussen ongevallen en een misdrijf is niet altijd scherp.
Sociale veiligheid draait om criminaliteit en leefbaarheid. De bestrijding van criminaliteit is
georganiseerd in de zogenoemde justitiële keten. Wetten veranderen doorgaans niet snel
waardoor ze kunnen achterlopen op de maatschappelijke ontwikkelingen. Criminaliteit is niet per
definitie een kwestie die de veiligheid aangaat, (belastingfraude, delicten kunnen economisch van
aard zijn).
De grens tussen leefbaarheid en veiligheid is niet scherp, wat voor de 1 nog enkel onprettig is, is
voor de ander al beangstigend en dus een aantasting van zijn of haar veiligheid.
,Bedrijven,
Externe veiligheid, interne veiligheid en bedrijfsveiligheid.
Externe en interne veiligheid zijn vormen van fysieke veiligheid. In beide gevallen gaat het om
bedrijven en bedrijvigheid als bron van onveiligheid.
Externe veiligheid; kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een
ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Hier is externe
veiligheid dus beperkt tot de kans op overlijden door een voorval met een gevaarlijke stof, welk
voorval afspeelt binnen een inrichting. Vuurwerkramp Enschede was een ramp op gebied van
externe veiligheid. Ook risico’s voor buitenstaanders als gevolg van transport van gevaarlijke
stoffen over weg of door buisleiding is externe veiligheid.
Externe veiligheid: de veiligheid (bescherming tegen persoonlijk leed) van personen die zich
bevinden buiten het systeem van het bedrijf waar het ongeval zich voordoet.
Interne veiligheid: de veiligheid van personen die zich binnen het systeem van het bedrijf bevinden
waar het ongeval zich voordoet. Brand cafe waaronder jeugd omkwamen is een ramp op gebied
van interne veiligheid. Interne veiligheid: bezoekers, klanten, gasten en leveranciers maar ook de
werknemers (arbeidsveiligheid); de interne veiligheid voor werknemers.
Bedrijfsveiligheid, gevaren vanuit de omgeving voor werknemers. De zorg voor bedrijfsveiligheid is
bedrijfsbeveiliging. Dat bevat bescherming tegen fysieke en sociale onveiligheid.
H3
De veiligheidsketen bestaat uit 5 fasen of schakels; proactie, preventie, preparatie, repressie en
nazorg.
Proactie; is het wegnemen van structurele oorzaken van onveiligheid (mogen huizen bij kans op
hoogwater worden gebouwd op die plaats etc). Proactie lijkt eenvoudig maar is in de praktijk een
moeizaam proces. Proactieve veiligheidsmaatregelen kosten veel geld terwijl ze pas hun nut
bewijzen bij calamiteiten.
Preventie; is het nemen van maatregelen om onveiligheid die zich kan voordoen te voorkomen of
vroegtijdig te stoppen en daarmee ongewenste gevolgen te beperken (monteren van brandmelder,
vergunningen; bestuurlijke preventie). Voorlichtingen geven kan een belangrijke
preventiemaatregel zijn.
Preparatie; wil zeggen dat men zich voorbereidt om effectief op te treden wanneer er ondanks de
proactie en preventie toch iets misgaat. (ontruimingsplannen).
Repressie of respons; is het optreden om de onveilige situatie te beëindigen, hulp te verlenen n de
schade te beperken.
Nazorg; omvat activiteiten die tot het doel hebben om terug te keren naar een normale situatie.
Nazorg omvat 4 elementen;
1 Het menselijke element; opvang slachtoffers en hulpverleners.
2 Het economisch element; omvat de schadereductie en bereddering.
3 Het juridisch element; verwijst naar het verantwoordingstraject.
4 Het leerelement; verwijst naar het evalueren van de gebeurtenissen.
Borgen wil zeggen; maatregelen nemen die ervoor zorgen dat een geslaagde werkwijze bij een
volglende gelegenheid als vanzelfsprekend weer wordt toegepast.
Bij proactie is nog geen sprake van een bron van onveiligheid, bij preventie is er wel een bron van
onveiligheid.
Beleidscyclus; plan, do, check, act.
Veiligheidsketen is een cyclus dus een continu proces.
Risicoreductie; het met de opeenvolgende schakels van de veiligheidsketen verkleinen van een
risico, te beginnen met proactie.
Restrisico’s zijn risico’s die men wel kan vermoeden maar waartegen redelijkerwijs geen sluitende
maatregelen konden worden genomen.
Een punt van kritiek op de veiligheidsketen is de suggestie dat de schakels alleen na elkaar
kunnen bestaan (serieel systeem). De schakels kunnen beter te zien zijn als activiteiten die ook
, tegelijk kunnen plaatsvinden (parallel systeem). In elke fase kan iets geleerd worden over hoe het
in een andere fase moet. Daarom kunnen er dwarsverbanden tussen schakels ontstaan het wordt
dan een veiligheidspentagram.
Kolomdenken; elke partij allereerst voor eigen belangen opkomt en de samenwerking vooral
bekijkt vanuit het standpunt van de eigen organisatie.
H4
Veiligheidsvraagstukken kunnen niet door 1 actor worden opgelost, maar vragen om
samenwerking tussen actoren uit verschillende disciplines; een integrale aanpak.
Probleemsituaties waarmee integrale veiligheidskundigen mee worden geconfronteerd:
- Er zijn verschillende perspectieven op het aan te pakken probleem (meerduidigheid).
- Er zijn verschillende actoren die met elkaar dienen samen te werken om het probleem zo goed
mogelijk aan te pakken (wederzijdse afhankelijkheid of interdependentie).
Integrale veiligheidskundige concentreert zich vooral op de samenhang tussen de verschillende
schakels. Daarbij betrekt hij de relevante actoren. Als een integrale veiligheidskundige zich
verricht binnen 1 schakel is dat vooral in ; proactie, preventie, preparatie en nazorg.
Actorbenadering; richten op onderliggende patronen in een probleemsituatie en de relaties tussen
de betrokken actoren.
Voordelen actorbenadering;
- kan een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de besluitvorming door het mobiliseren van
kennis en informatie uit een breed bestand van actoren.
- kan een gemeenschappelijk beeld over de probleemsituatie helpen creëren.
- kan bijdragen aan draagvlak voor de uitvoering van beleid
- kan de participatie van alle betrokkenen in de veiligheidsketen stimuleren, en daarmee de
legitimiteit van het beleid helpen versterken
- kan bijdragen aan het ontwikkelen van strategieën voor het oplossen of aanpakken van
problemen.
Beleid: alle voornemens, keuzen en acties van min of meer bestuurlijke instanties gericht op de
sturing van een bepaalde maatschappelijke ontwikkeling. Het betreft de concretisering van sturing
op specifieke maatschappelijke terreinen. Beleid is een poging tot het uitoefenen van invloed,
daarbij kan een actorbenadering van dienst zijn.
Beleidsprocesmodel: in dit model worden besluiten in een reeks opeenvolgende stappen
genomen; van het analyseren van een probleem of vraagstuk op de beleidsagenda, via het
ontwikkelen en vaststellen van beleid, tot en met de invoering van concrete maatregelen om het
probleem op te lossen.
Draagvlak creëren; bij personen en instanties steun zoeken voor een voorgenomen besluit.
- Participatie bij de voorbereiding van een besluit, door mensen te informeren, inspraak te geven,
te laten deelnemen aan projecten of werkconferenties, door belangenorganisaties te consulten,
en door besluit of plan vroegtijdig te agenderen.
- Een beroep doen op het eigen belang van anderen, hen te overtuigen van de voordelen die het
besluit of het plan voor hen heeft.
- Het overbruggen of temperen van tegenstellingen, preciezer gezegd; het uitonderhandelen van
verschillend, vaak tegenstrijdige percepties van een probleemsituatie (probleempercepties) in
een besluitvormingsproces.
Een beleidsnetwerk: is een netwerk waarin diverse actoren trachten de koers op een bepaald
beleidsveld te beïnvloeden, zonder dat 1 van die actoren kan opreden als centrale actor waarvan
alle andere partijen afhankelijk zijn. Er is een zekere mate van wederzijdse afhankelijkheid
(interdependentie). In een beleidsnetwerk treedt altijd een zekere spanning op tussen
relatievorming (samenwerken) en autonomie (geheel zelfstandig blijven). De onderlinge
betrekkingen in een netwerk zijn ‘loosely coupled’, dat wil zeggen tamelijk los, horizontaal en niet
hiërarchisch. Vaak is er sprake van een informeel afstem- of overlegorgaan waar de partijen elkaar
treffen. De besluit- of standpuntsvorming is een beleidsnetwerk verloopt onregelmatig en er is