LEERDOELEN NBS 4 VERBINTENISSENRECHT
Literatuur:
・ Verbintenissenrecht algemeen, nrs: 95, 128-136, 171-203, 224-256
・ Compendium van het Nederlands vermogensrecht, nrs: 378-385
Jurisprudentie:
HR 4 februari 2000, Kinheim/Pelders
HR 5 januari 2001, Plazagebouw
HR 27 april 2001, m.nt. T. Hartlief, Oerlemans/Driessen
HR 28 september 2018, m.nt. H.N. Schelhaas, Eigen Haard
HR 11 oktober 2019, m.nt. H.N. Schelhaas, Fraanje/Alukon
HR 19 juni 2020, m.nt. W.H. van Boom, Miragelplombe
HR 19 juni 2020, m.nt. W.H. van Boom, PIP
1. Wanneer kan de schadevergoeding worden gevorderd op grond van wanprestatie?
Verbintenissenrecht algemeen, hs. 3 niet-nakoming, nrs. 95 + 128-136
Vordering tot nakoming
Wie jegens een ander verplicht is iets te geven, te doen of na te laten, wordt daartoe op
vordering van de gerechtigde veroordeeld, tenzij uit de wet, de aard der verplichting of uit
een rechtshandeling anders volgt (art. 3:296).
De vordering tot nakoming kan alleen worden toegewezen als de betreffende verplichting
afdwingbaar is. Bovendien moet die verplichting opeisbaar zijn, dan is verzuim en
ingebrekestelling niet nodig. Waar het verbintenissen uit een overeenkomst betreft, is het
recht op nakoming rechtstreeks gebaseerd op de overeenkomst, het recht op nakoming
ontstaat niet pas indien er niet wordt gepresteerd. Toerekenbaarheid is evenmin nodig.
Het recht op nakoming kent ook grenzen; de schuldenaar van een natuurlijke verbintenis,
welke krachtens de wet (art. 6:3) niet afdwingbaar is, kan niet tot nakoming worden
veroordeeld.
Niet-nakoming
Een schuldeiser heeft meerdere mogelijkheden om te reageren op niet-nakoming:
Het vorderen van nakoming, evt in combinatie met een schadevordering voor de
geleden schade
Het eisen van vervangende schadevergoeding
Wanneer hij zelf ook schuldenaar is, het opschorten van de eigen prestatie
Wanneer beide verplichtingen voortvloeien uit een wederkerige overeenkomst, het
verbreken van de overeenkomst dmv ontbinding
Voor deze opties stelt de wet nadere vereisten:
Toerekenbaarheid; de schuldenaar hoeft slechts schadevergoeding te betalen als er
sprake is van een toerekenbare niet-nakoming (= wanprestatie), als deze niet-
nakoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend is er sprake van
overmacht (art. 6:78)
, Ingebrekestelling; hierdoor krijgt de schuldenaar alsnog de kans te presteren voordat
hij met een schadevordering of een ontbindingsverklaring wordt geconfronteerd.
Wanneer hij niet presteert binnen de in de ingebrekestelling gestelde termijn, raakt
hij in verzuim
Niet-nakoming = alle gevallen waarin de schuldeiser de hem verschuldigde prestatie niet
ontvangt, zowel wanneer dit wel aan de schuldenaar kan worden toegerekend als wanneer
dit niet het geval is
Tekortkoming = alle gevallen waarin de prestatie achterblijft bij hetgeen de verbintenis vergt,
dit impliceert dat de verbintenis opeisbaar is en heeft daarom betrekking op een beperkter
gebied dan niet-nakoming.
Verzuim = bepaalde gevallen van toerekenbare niet tijdige nakoming (vertraging)
Vereisten voor verzuim ingevolge art. 6:81:
1) Er is een opeisbare verbintenis
2) De schuldenaar presteert niet of ondeugdelijk
3) De prestatie is niet blijvend onmogelijk
4) De vertraging kan aan de schuldenaar worden toegerekend
5) Er is voldaan aan de vereisten van art. 6:82 en 6:83 (ingebrekestelling)
Slechts wanneer aan al deze voorwaarden is voldaan, kunnen de gevolgen van het verzuim
intreden, zoals de verplichting tot het vergoeden van door vertraging veroorzaakte schade.
Wanneer de onmogelijkheid van de prestatie is geconstateerd, moet vervolgens worden
beslist of er sprake is van wanprestatie dan wel van overmacht, anders gezegd of de
schuldeiser wel of niet vergoeding kan vorderen van de schade die is veroorzaakt door de
onmogelijkheid.
Onder onmogelijkheid van nakoming valt zowel absolute als relatieve onmogelijkheid:
・ Absolute onmogelijkheid = het is uitgesloten dat nog zal kunnen worden nagekomen
・ Relatieve onmogelijkheid = de prestatie is in absolute zin niet onmogelijk, maar het
verrichten ervan op overwegende bezwaren stuit omdat er sprake is van een
praktische, dan wel een morele of juridische/wettelijke belemmering
Rechtsgevolgen onmogelijkheid van prestatie:
Als de schuldeiser teven schuldenaar is van zijn tegenpartij, kan hij niet zomaar zijn
eigen prestatie opschorten (art. 6:54 sub b)
Als er sprake is van een wederkerige overeenkomst (art. 6:264), is opschorting wel
mogelijk, omdat deze dan dient als opstap voor ontbinding die een eind maakt aan de
wederzijdse verplichtingen
Mogelijkheden van de schuldeiser in geval van tijdelijke onmogelijkheid:
・ Nakoming vorderen (art. 3:296)
・ Schadevergoeding vorderen (art. 6:74), in geval van toerekenbaarheid
・ Indien mogelijk, zijn eigen prestatie (tijdelijk) opschorten