Hoofdstuk 1 Kennismaking met het internationaal recht
1.1 Wat is internationaal recht?
Het internationaal recht is het recht tussen staten onderling.
1.1.2 Internationaal publiekrecht
De term volkenrecht geeft de indruk dat de enige spelers in het internationaal recht alleen volken
zouden zijn. Het tegendeel is waar. Staten zijn de belangrijkste spelers in de internationale
rechtsorde.
Internationaal versus nationaal
Binnen het nationale recht creëert de soevereine overheid wetten en regels voor burgers op het
eigen grondgebied. Internationaal gelden er andere regels, namelijk regelgeving die staten waardevol
vinden om daadwerkelijk na te komen, zoals verdragen en internationaal gewoonterecht.
Publiek versus privaat
Het publiek of openbaar gezag bedenkt immers regelgeving om internationale problemen zoals
grensoverschrijdende milieuvervuiling of terrorisme het hoofd te bieden. Internationaal privaatrecht
richt zich met name op geschillen tussen natuurlijke personen en/of rechtspersonen onderling.
Bij formeel recht gaat het onder meer om procesrecht, maar dan wel om internationaal procesrecht.
1.2 Internationale rechtsorde
1.2.1 Decentraal
Afspraken worden schriftelijk vastgelegd in overeenkomsten, die we verdragen noemen.
Momenteel zijn er 193 staten lid van de VN. Zij kunnen zelfstandig verplichtingen met andere staten
aangaan. Een aantal andere staten kan dat ook hoewel zij geen lid zijn van de VN. We spreken in het
internationaal recht dan ook van een horizontale rechtsorde.
Staten zijn (juridisch) gelijk aan elkaar. Ze zijn zelfstandig bevoegd om rechtsbetrekkingen met elkaar
aan te gaan. Met andere woorden, staten zijn soeverein. Soeverein betekent hoogste macht of
hoogste gezag. Als een staat zelfstandig bevoegd is om zijn eigen beslissingen te nemen, toont hij
hiermee zijn soevereiniteit. Dat kan een staat niet alleen doen om wetten voor het eigen
grondgebied te maken, maar ook door verdragen met andere soevereine staten te sluiten. Een
andere wijze om de soevereiniteit kenbaar te maken, is de rechtsmacht of jurisdictie van een staat.
Hierdoor kan een staat regels stellen of handhaven op het eigen grondgebied ten aanzien van zijn
burgers. Het Nederlandse bestuursrecht is niet van toepassing in het buitenland. Het is daarom
belangrijk te weten waar de nationale rechtsmacht of jurisdictie eindigt en de regels van de
internationale gemeenschap beginnen.
Vreedzame co-existentie is het vreedzaam naast elkaar bestaan van staten.
1.3 Doorwerking van internationaal recht in de Nederlandse rechtsorde
Een lidstaat kan het monistische of het dualistische stelsel hebben ingevoerd. Kiest het voor het
monisme, dan is internationaal recht automatisch deel van de nationale rechtsorde. Heeft een staat
echter gekozen voor het dualisme, dan moet internationaal recht worden omgezet of
getransformeerd naar nationaal recht via een aparte wet.
Eenieder verbindende bepalingen zijn regels waaruit duidelijk een recht of plicht, een moeten
handelen of een nalaten kan worden afgeleid. Het is uiteindelijk de rechter die bepaalt of een regel
waarop iemand zich beroept daadwerkelijk iedereen bindt.
,De rechter beoordeelt niet of een verdrag in overeenstemming is met de Nederlandse grondwet,
maar of de Nederlandse (grond)wet in overeenstemming is met het verdrag. Dit noemen we het
toetsingsverbod. Op grond van deze bepaling mag de Nederlandse rechter evenmin wetten in
formele zin toetsen aan de grondwet. De rechter mag verdragen niet toetsen aan de grondwet.
Hiermee wordt voorkomen dat de rechter op de stoel van het parlement gaat zitten. Zo wordt
rechtgedaan aan de machtenscheiding die Nederland kent, de trias politica: scheiding van
uitvoerende macht, wetgevende/controlerende macht en rechtsprekende macht.
Hoofdstuk 2 Internationale rechtssubjecten
2.1 Internationale rechtssubjecten
Rechtssubjecten zijn zelfstandige dragers van rechten en plichten. Met andere woorden, alle actoren
die rechtsbevoegdheid bezitten. In het nationale recht kennen we natuurlijke personen en
rechtspersonen als rechtssubjecten. Ook in het internationale recht hebben we te maken met
rechtspersoonlijkheid, want ook daar kunnen actoren alleen aanspraak maken op rechten of
aangesproken worden op plichten als zij rechtspersoonlijkheid bezitten.
2.2 Staten
Oorspronkelijk regelde het internationaal publiekrecht de verhoudingen tussen staten. De staat is
dus het internationaalrechtelijke subject bij uitstek. Er zijn drie criteria voor een staat:
1. Territoir of grondgebied (geen minimum)
2. Bevolking (geen minimum)
3. Een regering oefent er effectief het hoogste gezag uit: soevereiniteit. (overheid)
Het gaat hier om een gewoonterecht.
Ook moeten de grenzen vaststaan.
Wanneer de nationaliteit van rechtswege is verkregen, omdat de ouders de nationaliteit van de staat
bezaten (ius sanguinis) of omdat men op het grondgebied van de staat geboren is (ius soli).
2.2.4 Erkenning
Erkenning wordt algemeen niet als een constituerend element van de definitie van een staat gezien.
Dat wil zeggen dat het geen vereiste meer is om vast te stellen of er sprake is van een staat.
Erkenning is een eenzijdige rechtshandeling naar internationaal recht, dat wil zeggen dat zij op
rechtsgevolg gericht is, namelijk dat de staat die erkent, aangeeft relaties te willen aangaan. Met
deze erkenning bevestigt de staat die erkent in feite omstandigheden die al bestaan. In plaats van
een constituerend element kunnen we dus spreken van een declaratoir of verklarend element.
Het is van belang voor een staat om relaties met andere staten aan te gaan, blijkt dat erkenning door
andere staten wel degelijk van wezenlijk belang is. A contrario geredeneerd: wanneer een entiteit
aan de hiervoor genoemde eerste drie criteria voldoet en dus feitelijk een staat is, heeft het er niet
aan wanneer andere staten haar niet erkennen en er geen relaties mee aangaan. De staat in kwestie
kan dan niet samenwerken met andere staten om grensoverschrijdende problemen aan te pakken en
kan zich in internationale zin niet manifesteren als staat, terwijl hij wel gezag over een bevolking op
een bepaald grondgebied uitoefent.
2.2.5 Totstandkoming van staten
, Staten kunnen tot stand komen doordat twee of meer bestaande staten zich samenvoegen. Een
tweede wijze is doordat een nieuwe entiteit zich afscheidt van het grondgebied van een al bestaande
staat. Daarnaast kunnen nieuwe staten ontstaan door ontbinding van bestaande staten
2.2.6 Rechten van staten
Staten hebben recht op vreedzame co-existentie, onafhankelijkheid en gelijkwaardigheid.
2.3 Internationale organisaties
Internationaal recht is mede een gevolg van de onderlinge afhankelijkheid (interdependentie) van
staten. Met de term volkenrechtelijke organisaties worden internationaalrechtelijke organisaties
bedoeld. Tegenwoordig spreekt men over internationale organisaties. Er wordt dan organisaties die
door overheden van staten zijn opgericht bedoeld. Staten richten internationale organisaties op door
verdragen met elkaar te sluiten. Spelregels voor verdragen zijn internationaalrechtelijk van aard. We
vinden die voornamelijk in het Weens Verdragenverdrag en in het internationaal gewoonterecht.
Omdat die verdragen tussen staten worden gesloten, zijn internationale organisaties per definitie
intergouvernementele organisaties, want intergouvernementeel betekent letterlijk tussen (inter)
regeringen (gouvernement).
Wanneer internationale organisaties besluiten nemen op intergouvernementele basis, wil dat zeggen
dat besluiten op basis van unanimiteit worden genomen. Staten kunnen dan niet tegen hun wil door
die internationale organisaties worden gebonden aan een besluit, want ze kunnen het zelf
tegenhouden door tegen te stemmen. Er zijn ook internationale organisaties waaraan staten een
klein deel van hun soevereiniteit hebben afgestaan. Wat betreft dat onderwerp hebben zij de
organisatie dan bevoegd gemaakt om besluiten te nemen waaraan zij tegen hun wil kunnen worden
gebonden. De besluiten over dat onderwerp worden dan niet op basis van unanimiteit genomen,
maar op basis van een (eventueel gekwalificeerde) meerderheid. Een staat kan een besluit dan niet
meer in zij eentje tegenhouden. Van zulke internationale organisaties zeggen we dan dat zij een
supranationaal karakter hebben. Vb van een internationale organisatie is de EU.
Internationale organisaties zijn voor hun rechtspersoonlijkheid afhankelijk van staten. Pas als staten
de internationale organisaties per verdrag hebben opgericht en in dat verdrag hebben geregeld op
welke gebieden de desbetreffende internationale organisaties bevoegd is, staat vast dat de
internationale organisatie rechtssubject is voor zover de bevoegdheid die zij heeft gekregen reikt.
De theorie van implied powers houdt in dat de internationale organisatie VN werd opgericht met de
bedoeling (implied) haar functies te geven met daarbij ook rechten en plichten om die te kunnen
uitoefenen.
2.4 Natuurlijke personen
2.5 Volken
Zelfbeschikking betekent dat volken binnen ene staat zelf mogen bepalen hoe die staat wordt
ingericht (monarchie of republiek, wat voor vorm van democratie en zelfs een autoritair systeem: dat
is in beginsel aan de bevolking van een staat). Het volk mag de eigen ontwikkeling bepalen. Het
betekent niet dat wanneer het recht op zelfbeschikking wordt geschonden, volken het (eenzijdige)
recht hebben om zich af te scheiden van de staat waarin zij zich bevinden en een eigen staat kunnen
vestigen.
2.6 Internationale ondernemingen