100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting Toegepaste Micro-Economie voor Markt (SOBA102A) €10,49
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting Toegepaste Micro-Economie voor Markt (SOBA102A)

 5 keer bekeken  0 keer verkocht

Samenvatting van de hoofdstukken 1 , 2, 4, 5, 6, 8, 9, 12, 13, 19 & 20 soms met relevante grafiekjes ingescand vanuit het boek.

Voorbeeld 4 van de 50  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 , 2, 4, 5, 6, 8, 9, 12, 13, 19 & 20
  • 19 november 2024
  • 50
  • 2022/2023
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (10)
avatar-seller
romyborger00
Hoofdstuk 1

1.2 Wat bestudeert de economie?
De keuzes van mensen onder druk van relatieve schaarste.

Economische analyses beginnen altijd bij individuele behoeften:
● Fysiek bepaalde behoeften (voedsel, medische zorg, huisvesting, kleding)
● Sociaal bepaalde behoeften (modieuze kleding, een groot huis)

Afbakening van de economische wetenschap is erg lastig: geen specifieke categorie
van behoeften die echt puur en alleen economische behoeften zijn.

Individuele behoeften kunnen worden verplicht, gestimuleerd, ontmoedigd of
verboden door:
● gewoonten
● interdependentie tussen de behoeften van verschillende mensen
● interactie tussen mensen
● reclame
● de overheid
● normen en waarden

Voor behoeftebevrediging zijn middelen nodig.

Twee soorten middelen:
● Goederen (materiële middelen), bijv. een appel
● Diensten (immateriële middelen), bijv. de lessen van een leerkracht

Ander onderscheid:
● Consumptiemiddelen: bevredigen direct behoeften, bijv. een broek
● Productiemiddelen: worden gebruikt om goederen en diensten geschikter te
maken voor consumptie, bijv. een naaimachine om van een lap stof een broek
te maken, die geschikter is voor consumptie.
➢ Productiemiddelen worden ook wel productiefactoren genoemd en
zijn op te delen in drie categorieën:
1. Kapitaalgoederen (zoals een fabriek of machines)
2. Arbeid (de mensen in het productieproces)
3. Natuurlijke hulpbronnen (zoals een stuk grond)
4. Ondernemerschap

Relatieve schaarste: er zijn te weinig beschikbare middelen (bijv. eieren) om alle
behoeften te bevredigen, dus blijven sommige behoeften onbevredigd. De middelen
zijn schaars in verhouding tot de behoeften: relatief schaars dus.

Tegenovergestelde: vrije goederen die wel alle behoeften kunnen bevredigen. Bijv.
rivierwater om te wassen en te drinken; er hoeft niet te worden gekozen welke
behoeften bevredigd worden.

, Zodra een vrij goed relatief schaars wordt, is er sprake van een economisch
probleem (mits het aan de twee andere, onderstaande voorwaarden voldoet).

Alternatieve bruikbaarheid van relatief schaarse middelen: de middelen kunnen
worden ingezet voor de bevrediging meerdere behoeften, bijv:
● Hout: verbranden voor warmte of gebruiken om een tafel mee te maken.
● Rivierwater: gebruiken om te drinken of om je te wassen.
● Tijd: spenderen aan studeren of uitgaan.
Dit zorgt ervoor dat er keuzes moeten worden gemaakt: welke behoefte bevredig je
wel, en welke niet?

Behoefteschema: de rangschikbaarheid van behoeften in volgorde van
dringendheid. Op basis van de mate van dringendheid wordt de keuze gebaseerd
voor welke behoefte een relatief schaars, alternatief bruikbaar middel wordt ingezet.

Lionel Robbins: economie is de wetenschap die het menselijke gedrag bestudeert
dat wordt beheerst door de spanning tussen rangschikbare behoeften/doeleinden
en relatief schaarse, alternatief bruikbare middelen.
De doeleinden zelf (de vraag waarom de behoefte moet worden bevredigd) hoort niet
bij de economie.

1.3 Het welvaartsbegrip
Productie heeft als doel: relatieve schaarste terugdringen door het geschikter
maken van goederen en diensten voor consumptie, zodat (meer) behoeften (beter)
worden bevredigd. Bijv. een groepje bomen waarvan een huis wordt geproduceerd.
Het huis voorziet beter in de behoefte aan onderdak dan het groepje bomen.
Zo ontstaat welvaart.

1.4 Het allocatievraagstuk
Door te kiezen in situaties van relatieve schaarste worden dus mogelijke baten van
hetgeen je niet kiest te doen, opgeofferd: opportuniteitskosten.

Duidelijkste voorbeeld: een boer (individu) met land (het middel, de productiefactor
natuur), wat relatief schaars is en alternatief bruikbaar: hij moet kiezen tussen het
verbouwen van graan of aardappelen (de behoeften, producten).

Deze keuzeproblemen of keuzemogelijkheden kunnen worden weergegeven in een
productiemogelijkhedencurve (of transformatiecurve). Zie boek p. 29.

Allocatievraagstuk van de volkshuisvesting: het probleem van waarvoor de
schaarse middelen die beschikbaar zijn in een volkshuisvesting, moeten worden
ingezet.
Drie onderling samenhangende deelproblemen:
1. Wat en hoeveel moet er worden geproduceerd?
2. Hoe (met welke productietechnieken) moeten de gewenste goederen en
diensten worden geproduceerd?
3. Waar moeten de goederen en diensten worden geproduceerd?

, De keuzemogelijkheden van een volkshuishouding (bijv. voor de allocatie van auto’s
en huizen) kunnen ook worden weergegeven met een transformatiecurve (zie boek
p. 31).

Transformatiecurve is met lineaire programmering te construeren: in een
assenstelsel waar twee verschillende producten tegen elkaar zijn afgezet, vormen de
grafieken van kapitaal, arbeid en natuur (grond) drie rechte lijnen: het inzetten van
een productiefactor (bijv. arbeid) voor het ene product, resulteert erin dat de
mogelijkheid afneemt om het in te
zetten voor het andere product.
Vervolgens volgt de
transformatiecurve het meest
onderste ‘pad’ langs de rechte
lijnen; productie daarboven is niet
mogelijk en productie daaronder zou
betekenen dat productiefactoren
niet optimaal benut worden. Zie
boek p 32.




1.5 Optimale allocatie
Allocatie: jargon voor afstemming van wens en mogelijkheid.

● Een productie-activiteit is doelmatig/efficiënt, als het met zo min mogelijk
productiefactoren een zo groot mogelijk resultaat kan bereiken.
● Een productieresultaat is doeltreffend/effectief, als er geen alternatief
productieresultaat is waarmee een bepaalde behoefte beter kan worden
bevredigd.

Optimale allocatie: wanneer productie zowel doelmatig als doeltreffend is.

, Hoofdstuk 2

2.1 De economische orde
Economische orde: de maatschappelijke organisatie van alle productie-activiteiten
om vraag en aanbod op elkaar te (blijven) laten aansluiten (doeltreffendheid).

● Differentiatie: verschillende bedrijven voeren een productieproces uit van
aparte bewerkingen van een product.
● Integratie: de aparte bewerkingen worden uitgevoerd door één bedrijf.
● Specialisatie: een bedrijf produceert één soort product
● Parallellisatie: bedrijven die elk één soort product produceren fuseren tot bijv.
een supermarkt.
Zie boek p. 38 voor een schematische weergave.

Specialisatie en differentiatie (maatschappelijke arbeidsverdeling) vergroten de
productiviteit. Een X aantal mensen kan meer eindproducten maken wanneer ze
allemaal 1 onderdeel produceren, dan wanneer ze allemaal elk afzonderlijk
onderdeel van het eindproduct zelf zouden uitvoeren.

Specialisatie en differentiatie vergroten de productie, maar ook de afhankelijkheid:
● De melkman, bakker en slager moeten hun producten onderling ruilen voor
een complete maaltijd (specialisatie).
● Maar de graanboer, molenaar en bakker moeten ook samenwerken om brood
te produceren (differentiatie).

Ingewikkelde volkshuisvestingen kunnen blijven functioneren met behulp van een
economische orde, waarbij het bij de inrichting hiervan steeds gaat om 2 vragen:
1. Wie beslist over wat? (Hoe zijn de beslissingsbevoegdheden verdeeld?)
2. Hoe worden de afzonderlijke beslissingen op elkaar afgestemd? (Hoe wordt
het coördinatieprobleem opgelost?)

2.2 De verdeling van de beslissingsbevoegdheden
Bronnen waardoor beslissingsbevoegdheid kan worden verkregen zijn:
● Traditie (stamhoofd neemt beslissingen over de hele stam)
● Macht (dictator neemt beslissingen over volk)
● Eigendom (grondbezitter neemt beslissingen over zijn eigen grond)
● Informatie (deskundigen hebben invloed op besluitvorming)

De spreiding van de beslissingsmacht wordt bepaald door:
● (De)centralisatie; in welke mate de beslissingsmacht wel of niet verspreid is
over organen op een lager hiërarchisch niveau (bijv. overheid en gemeenten).
● (De)concentratie; in welke mate de beslissingsmacht wel of niet verspreid is
over organen van hetzelfde hiërarchisch niveau.

Walter Eucken: twee ideaaltypen:
● Verkeershuishouding (volledig gedecentraliseerd)
● Centraal geleide huishouding (volledig gecentraliseerd)

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper romyborger00. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€10,49
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd