WEEK 1: INTRODUCTIE EN ARGUMENTATIELEER
Filosofie = een manier om systematisch te leren nadenken. Verschillende
dimensies:
- Logica = geldigheid van redeneringen, exacte vakken
- Argumentatietheorie = oplossen meningsverschillen, taalbeheersing en
taalkund
- Ethiek = het goede en het juiste, rechtvaardig
- Wijsgierige antropologie = mensbeeld (vrije wil) en wereldbeeld,
theoretisch beeld (wetenschappelijke kennis), logisch nadenken en
abstract nadenken
- Epistemologie & wetenschapsfilosofie = kennisleer, ware kennis,
opbouw kennis en ontwikkeling van de wetenschap
Pedagoog: kritisch reflecteren op denken en handelen, kritisch denken,
normatieve vragen, doordenken van grondslagen en vooronderstellingen (twijfel
bij vanzelfsprekendheid)
- Pedagogische prudentie = wel of niet doen, heb ik het goed gedaan VS
heb ik er goed aan gedaan (normatief)?, had ik dit onderzoek moeten
doen, kritisch reflecteren
- Normatieve vraag = moeten we zoiets willen? Wat moeten we vinden?
Mogelijkheid VS wenselijkheid: mogelijkheid – effectief?, wenselijkheid – moeten
we dit willen?
Wetenschap is een kritische discussie/debat regel: onderbouwing met
argumenten
- Kritische discussie = instrument om geschillen op te lossen. Iedere
gesprekspartner probeert de ander met serieuze overtuigingen over te
halen tot eigen positie
Niet iedere discussie is een kritische discussie: informatieve discussies,
onderzoek discussies, of zonder oplossing als doel: ruzie, twistgesprek of
onderhandelingen.
Overzicht argumentatieleer = kijk naar verschil in opvatting, gesprek/debat
tussen mensen
1) Meningsverschillen
2) Regels van de kritische discussie
3) Dialectische argumentatie
4) Argumentatieschema
5) De grenzen aan de kritische discussie
Meningsverschil = discussie of ruzie tussen 2+ mensen (burenruzie). Geuite
mening =geschil
- Enkelvoudig geschil = 1 kwestie aan de orde, tegenstelling (wel of niet)
- Meervoudig geschil = meer dan 1 kwestie aan de orde, contrair,
meningsverschil
- Gemengd geschil = 2 partijen, 2 meningen
- Niet gemengd = 1 partij/positie, 1 mening, in twijfel trekken
Tegengestelde proposities = enkelvoudig, tegengestelde, kan niet beide waar
of onwaar zijn
Contraire proposities = meervoudig, kan niet beiden waar zijn, wel beide
onwaar
Voordeel argumentatietheorie: door discussie en kritische toetsing tot
overeenstemming komen over de houdbaarheid of onhoudbaarheid van het
standpunt.
, Strijdige proposities = kan niet beide waar zijn
Verdedigingsplicht = ‘hoezo niet’ en ‘hoezo wel’ antwoorden uitsluiten
Overtredingen van discussieregels:
- Drogredenen = overtredingen van de argumentatieregels in een kritische
discussie
- Ontduiken van bewijslast = je eigen standpunten niet kunnen
verdedigen
- Verschuiven van bewijslast = verder gaan met ‘waarom wel/niet’-
vragen, zodat de ander met argumenten moet komen
- Standpuntsregel = aanval op standpunt moet betrekking hebben op het
standpunt wat benoemd is door de andere partij
- Beroep op autoriteit = status van een persoon, geschrift of boek
gebruikt als ultiem argument (hoeft niet altijd drogreden te zijn)
- Inner-circle = iemand wordt uitgesloten of niet serieus genomen in de
groep
- Verkeerde vergelijking = onterecht 2 zaken vergelijken die niet te
vergelijken zijn
- Verhaaste generalisatie = door een enkel geval een conclusie trekken
- Persoonlijke aanval = persoon aanvallen en niet zijn argumenten
- Populariteitsargument = stelling bewijzen door te zeggen dat er een
meerderheid is
- Onjuiste oorzaak-gevolg relatie = terwijl die er niet is, kunnen anderen
oorzaken zijn
Argumentatieschema = hulpmiddel om standpunten in een argumentatie te
ordenen en te kijken hoe deze zich tot elkaar verhouden.
Dialectische argumentatie = iemand is met zichzelf in discussie en noemt
argumenten tegen zijn eigen standpunt, spreekt zichzelf tegen
Kritiek op iemands argumentatie:
- Houdbaarheidskritiek = houdbaarheid van het argument, specifiek,
trekt in twijfel of het bewijs dat wordt genoemd wel echt is, klopt het
argument los van het standpunt?
1) Voorbeeld: ‘waren er niet zoveel’ – klopt dit?, ‘hij zei dat’ – wanneer?
Klopt dit?
- Bewijskrachtkritiek = onderbouwt het argument het standpunt? Bewijst
het iets? Heeft het debat er mee te maken? Ondersteund het argument
voldoende het standpunt?
- Actieve kritiek = de criticus neemt zelf ook een standpunt in.
- Tegenwerping = bewijskracht van het standpunt, redenen waardoor het
standpunt niet kan kloppen, kan retorische vraag zijn
- Tegenargument = criticus neemt tegengesteld standpunt in gemengd
enkelvoudig
- Drogredenkritiek = redeneren vanuit een drogreden
1) Metaniveau = de manier waarop de discussie wordt gevold, bijv.
door drogreden, geen betrekking op het onderwerp van de discussie
2) Ignoratio elenchi = aanvoeren van geheel irrelevante argumenten
Discussie: hoofdgeschil + hoofdstandpunt, daarna subgeschil + substandpunt
Argumentatiestructuren:
Proponent = verdediger van het hoofdstandpunt
Opponent = criticus trekt hoofdstandpunt in twijfel