Samenvatting sociale psychologie
Vonk, R. (2017). Sociale Psychologie (vierde druk). Amsterdam: Boom.
Zimbardo, P., Johnson, R. L., & McCann, V. (2017). Psychologie: een Inleiding. Amsterdam,
Pearson Benelux B.V. (enkel hoofdstuk 4 uit dit boek)
Hoofdstuk 1: Sociale Psychologie (blz 19)
1.1.3 Kuddedieren
Social tuning: het onbewust op elkaar afstemmen van gedrag, gedachten en gevoelens
mensen kunnen elkaar onbewust besmetten met bijvoorbeeld
- Stemmingen en gevoelens
- Meningen en overtuigingen
- Snelheid (van bijvoorbeeld eten, lopen of praten)
- Gedrag en gewoontes
- Bewegingen, lichaamshouding en mimiek
Het overnemen van elkaars bewegingen en mimiek heet het kameleon-effect men gaat
synchroon bewegen bij het wandelen of synchroon schommelen.
- Hoeveelheid eten en drinken in gezelschap
- Gezichtsmimiek
- Gapen kinderen tussen de 1 en 5 jaar ervaren dit niet
- Hoesten
- Wiebelen
- Krabben
Dit effect is sterker als mensen elkaar aardig vinden en als ze bij dezelfde groep horen
Het kameleon-effect wordt opgewekt door spiegelneuronen zorgen ervoor dat ze
datgene wat ze zien automatisch nadoen.
- Het zijn hersencellen die activiteiten en ervaringen van anderen weerspiegelen in het
eigen brein
- Als we een anderen waarnemen worden in ons eigen brein de bijbehorende
hersengebieden geactiveerd
- Dat gebeurt bij: gevoelens (boosheid of blijheid), zintuigelijke ervaringen (horen, zien,
voelen, proeven), motorische (lopen, rennen terugdeinzen) of zelfs autonome
fysiologische reacties (zoals hartslag, hormoonhuishouding, ademhaling en zweten)
- Uit onderzoek blijkt dat als je het woord ‘schoppen’ leest, het motorische gebied in
het brein wat normaal gesproken een schopbeweging zal initiëren actief wordt.
Belichaming: het lichaam simuleert de ervaring van de ander bij alles wat we waarnemen
vindt dit plaats in ons eigen brein.
Empathie: als iemand geblinddoekt niet-wetend een grote hap neemt van een citroen, zal
het publiek een zure grimas trekken.
Automatische imitatie is niet gebonden aan ervaring: publiek dat geen ervaring hebben met
dansen vertoonde een verhoogde spierspanning tijdens een dansvoorstelling (blz 26).
Conformisme: de neiging ons aan te passen aan anderen.
Emotionele besmetting: automatisch elkaars emoties overnemen, bijvoorbeeld positieve
emoties als je naar comedy kijkt het lachen in sitcoms moet jou ook laten lachen
,Imitatie kan je ook in je voordeel gebruiken. Als jij men imiteert wordt de onderlinge band
bevordert en reageert men anders op elkaar. Bram Moszkowicz spraak over Holleeder als
‘de Heer Holleeder’ naar verloop van tijd namen anderen dit over en wordt er op een andere
manier over een crimineel gesproken.
Hoofdstuk 2: Het zelf
2.1 Zelfkennis
Zelfbewustzijn: het vermogen om expliciete zelfkennis op te bouwen veronderstelt dat je
een bepaalde mate van bewustzijn hebt van jezelf.
Zelfwaardering: dit betreft de vraag of je positief of negatief tegen jezelf aan kijkt.
2.1.1 Zelfbewustzijn
- Pubers hebben vaak een hoog zelfbewustzijn
- Publiek zelfbewustzijn: iemand bekijkt zichzelf door de ogen van een denkbeeldig
publiek.
- Privé zelfbewustzijn: iemands aandacht is gericht op de eigen ‘binnenkant’.
- De mate van zelfbewustzijn hangt samen met de situatie waarin de persoon zich
bevindt: bij een sollicitatie is het zelfbewustzijn hoog.
- Men wordt vaak meer zelfbewust als ze denken of weten dat anderen hen kunnen
zien, als er een camera op hen gericht is of als ze zichzelf in een spiegel of op een
video zien
- De vlekkentest heeft aangetoond dat kinderen (1,5-2 jaar) die nog niet kunnen
praten en dieren ook een zelfbewustzijn hebben. Er wordt gebruik gemaakt van
spiegels en er wordt gekeken of ze zichzelf herkennen in die spiegel. Bij de
vlekkentest wordt er een stip op het hoofd van het dier (tijdens een verdoving) of het
kind getekend. Vervolgens worden ze voor een spiegel gezet en als ze naar hun
hoofd reiken, hebben ze een mate van zelfbewustzijn. Ze beseffen dan dat het
spiegelbeeld niks ongewoons heeft, maar dat zij iets ongewoons hebben.
- Door je eigen reacties te observeren en aan te nemen dat soortgenoten net zo zijn
als jij, kun je ook van alles leren over je omgeving en je eigen gedrag daarop
aanpassen.
- Ook stelt zelfbewustzijn mensen in staat hun gedrag af te stemmen op de sociale
normen ze kunnen hun gedrag vergelijken en afstemmen op hoe zij willen zijn
(ought self/ideal self)
- Een verhoogd zelfbewustzijn zorgt ervoor dat mensen hun normen en waarden beter
naleven.
Piekeren en depressie
Een verhoogd zelfbewustzijn kan ook nadelige gevolgen hebben
- Gedragsroutines ontbreken: dit kan leiden tot slechtere prestaties op taken die
iemand normaal gesproken automatisch afhandelt kan verklaren waarom men
soms slecht presteert onder druk (ze denken dat er veel vanaf hand en het
zelfbewustzijn gaat omhoog, hierdoor voeren ze de taak minder goed uit)
bezwijken onder de druk.
- Angstige of depressieve gevoelens
, Bij een verhoogd zelfbewustzijn ga je na in hoeverre je voldoet aan de eisen en
idealen die je voor jezelf stelt of die anderen aan je hebben opgelegd dit is
onmogelijk allemaal waar te maken waardoor sommigen depressieve gevoelens
ervaren.
- Alcoholmisbruik: als je het idee hebt of letterlijk in de schijnwerpers te staan, kun je
hier last van hebben. Veel bekende personen hadden hier moeite mee en gingen aan
de drank.
2.1.2 Bronnen van zelfkennis
Introspectie: je kijkt bij jezelf naar binnen.
Zelfperceptietheorie/zelfwaarnemingstheorie van Bem (1972): Volgens deze theorie leren
mensen zichzelf kennen door op een objectiverende manier naar hun eigen gedrag te kijken
en daaruit hun persoonlijkheidseigenschappen af te leiden. Als iemand aan jou vraagt:
‘ben jij onafhankelijk?’, dan ga je in je hoofd situaties af om te kijken of dat het geval is. Je
kijkt dan van buitenaf naar jezelf en plakt daar een persoonlijkheidseigenschap op.
2.1.3 Organisatie van zelfkennis
Voorbeelden van mogelijk aspecten van het zelf
Zelfcomplexiteit
- Zelfconcept: het geheel aan zelfschema’s
- Zelfschema’s: Een zelfschema bestaat uit een abstract stukje kennis over het zelf
(bijvoorbeeld een eigenschap zoals ‘intelligent’ of ‘eerlijk’, of een rol zoals ‘student’ of
‘vriendin’), geassocieerd met meer concrete attributen en voorbeelden (bijvoorbeeld
herinneringen aan situaties waarin je intelligentie tot uiting kwam). Een zelfschema
heeft een hiërarchische structuur, waarbij abstracte kennis is opgeslagen op het
hoogste niveau en de ondergelegen niveaus meer specifieke kennis representeren.
Wanneer je een zelfschema hebt in een bepaald domein, dan heb je als het ware een
soort kapstok om informatie aan op te hangen.
- Zelfcomplexiteit: de manier waarop de verschillende zelfschema’s binnen het
zelfconcept zijn georganiseerd.
Zelfwaardering
- Waardering van het Zelf
Een algemene evaluatie
, De meeste mensen zijn over het algemeen tevreden met zichzelf
- Expliciete en impliciete zelfwaardering
- Stabiele en instabiele zelfwaardering
Kwetsbare zelfwaardering
- Expliciete zelfwaardering: dit is wat mensen antwoorden als je vraagt hoe ze over
zichzelf denken (bij een vragenlijst bijv.).
- Impliciete zelfwaardering: gaat over die aspecten van zelfwaardering die niet tot
uiting komen als je mensen rechtstreeks vragen stelt over hoe ze zichzelf zien, maar
die aan het licht komen in zogenaamde indirecte metingen of in lichaamstaal.
- Stabiliteit van zelfwaardering: een stabiele zelfwaardering kent weinig fluctuaties
als je meet hoe iemand op dit moment over zichzelf denkt en je doet dat een paar
weken later weer, zie je weinig schommelingen.
- Contingentie van zelfwaardering: de mate waarin iemands zelfwaardering
afhankelijk is van het bereiken van een bepaalde standaard (bijv. het behalen van
prestaties).
Waar koppelen mensen hun zelfwaardering aan
- Prestaties en succes
- Sociale goedkeuring en erbij horen
- Uiterlijk
- Innerlijke standaard
Zelfevaluatiemotieven
Bij het zoeken of ontvangen van informatie over onszelf worden we geleid door vier
afzonderlijke motieven.
- Accuraatheidsmotief: accurate informatie
Om zelfbeeld te vormen
Om ideeën over de wereld te vormen
Overlevingsfunctie
Kan ik over de sloot springen? Of kan ik dat fysiek niet/is de sloot te breed etc.:
objectieve observatie/inschatting maken van de omgeving
- Zelfverbeteringsmotief: het verlangen om informatie te zoeken die van dienst kan zijn
om jezelf te ontwikkelingen, te ontplooien en te verbeteren (de mens als student).
Opwaartse en neerwaartse sociale vergelijking: kankerpatiënten die hoop hebben
om te overleven, kijken naar rolmodellen die zelf van kanker zijn genezen
(opwaarts). Als je een onvoldoende hebt gehaald voor een toets, zeg je erbij dat
de halve klas een onvoldoende heeft en er zijn veel mensen die nog slechter dan
jij hebben gescoord (neerwaarts).
Entiteitstheorie vs Groeitheorie: mensen kijken verschillend naar hun eigen
prestaties. Groeitheorie zegt dat als je je ergens toe zet, je kunt groeien in de
kwaliteit. Mensen met de entiteitstheorie gaan ervanuit dat eigenschappen
aangeboren zijn.
Performance vs Mastery: Mastery betekent dat je iets volledig beheerst (resultaat)
en Performance gaat over feedback en verbetering (proces).
- Zelfverheffingsmotief
Mensen zijn sterk geneigd zich rooskleuriger te beoordelen dan objectief
gerechtvaardigd is.
Voor een belangrijk deel automatisch en onbewust: evolutie lid zijn van een
groep + voortplantingspartner zijn.
Dit uit zich in: