H1 t/m 1.1.3
Hoofdstuk 1: Sociale psychologie
1.1 Sociale psychologie (20)
Mensen worden voortdurend door elkaar beïnvloed.
Sociale psychologie gaat over de invloed die mensen bedoeld of niet bedoeld op elkaar
uitoefenen.
1.1.1 Psychologie van het dagelijks leven (20, 21)
Mensen zijn (sociale) groepsdieren.
Ze leven van nature in paren of groepen.
De mens is obsessief sociaal, zelfs meer afhankelijk van groepsgenoten dan insecten.
Denken, doen en voelen wordt sterk beïnvloedt door anderen.
De beïnvloeding van mensen gaat heel de dag door.
Seinfeld experiment.
1.1.2 Definitie sociale psychologie (21, 22)
Sociale psychologie: (a) de wetenschappelijke studie van (b) de manier waarop de gedachten,
gevoelens en gedragingen van mensen (c) worden beïnvloed door (d) de werkelijke of voorgestelde
aanwezigheid van andere mensen.
Wetenschappelijke studie (a), sociale psychologen gebruiken systematisch onderzoek met vaak zeek
geavanceerder methoden om het denken, doen en voelen te doorgronden.
Gedachten, gevoelens en gedragingen (b), sociale psychologen zijn geïnteresseerd in uiterlijk
zichtbaar gedrag, maar ook in onzichtbare processen. Gedachtes en gevoelens zijn namelijk van
invloed op gedrag.
o Je vindt iemand niet aardig dus je gaat hem of haar uit de weg.
Gedrag kan ook automatisch zonder gedachten en gevoelens worden veroorzaakt. Gedrag,
gedachtes en gevoelens kunnen ook automatisch of onbewust zijn, dit is ook belangrijk voor
sociale psychologen.
Invloed (c), er is doelbewuste beïnvloeding, zoals reclames, politieke partij. Beïnvloeding is vaak
subtieler.
o Seinfeld-fragment Mark geeft een duur pak weg, de gedachte vrijgevig komt op. Deze
gedachte kan invloed hebben, bijvoorbeeld: hij geeft meer geld aan collectebussen. Het is
vaak niet de bedoeling van de persoon zelf om te beïnvloeden.
o Groep mensen kijkt omhoog, dus jij kijkt ook omhoog.
Werkelijke of voorgestelde aanwezigheid van andere mensen (d), je kan beïnvloed worden door
mensen die aanwezig zijn, maar ook door mensen die er niet werkelijk zijn. Mensen worden dan
beïnvloed door wat ze denken dat andere vinden, door hun eigen interpretaties van het gedrag van
anderen.
1.1.3 Kuddedieren (22, 23)
Mens = sociaal dier, een groepsdier.
(Onderzoek) Mens vormt van alle dieren de meest complexe sociale netwerken (samen met
enkele extreme insecten soorten).
Deze extreme socialiteit zorgde dat het brein in 2 miljoen jaar 3x zo groot is.
, Deze hersencapaciteit nodig opslaan info mensen met wie we omgaan.
Westerse samenlevingen individualisme en autonomie belangrijk laten ons toch meer
beïnvloeden dan we denken.
Onze meest intense emoties ontstaan in relaties met andere.
Wat we zien en horen beïnvloed: onze keuzes, meningen, oordelen, gedrag, lichaamshouding,
spraak, woordkeuzes, mimiek, consumpties en aankopen.
o Mensen die lang een relatie hebben gaan uiteindelijk elkaars mimiek overnemen,
spiertjes in het gezicht komen in dezelfde stand.
We bewegen lichamelijk, maar ook mentaal mee met andere.
o We voelen de schaamte en spanning van andere.
Hoe komt het dat we kuddedieren zijn?
Mensen leefde in nomaden groepen van enkele tientallen. Ze leefde met wat er was en trokken
anders verder. Ze deelde alles met elkaar. Voor overleving en voortplanting moest je in een groep
leven. Om aan voedsel te komen was samenwerken gunstiger en voor voortplanting was ook iemand
nodig. Als ze niet in de groep zouden leven zouden ze uitsterven.
Wij zijn dus nageslacht van mensen die in een groep leefde, zich aanpaste aan elkaar en het
belangrijk vonden om erbij te horen en een goed groepslid te zijn.
Need to belong: je wil erbij horen, een goed gevoel hebben over jezelf.
Deze behoefte is dus in de loop van de evolutie ontstaan, zijn vaak onbewust maat wel verankert
in onze instincten.
o Eten van zoet en vettig eten, ooit was het goed voor ons door de vele calorieën
Sociaal afstemmen (23)
Social tuning: het onbewust op elkaar afstemmen van gedrag, gedachten en gevoelens.
o Stemmingen en gevoelens, meningen en overtuigingen, snelheid (eten, lopen en praten),
gedrag en gewoontes, bewegingen, lichaamshouding en mimiek.
Kameleon-effect: het overnemen van elkaars bewegingen en mimiek.
o Mensen gaan synchroon bewegen in een schommelstoel, beïnvloeden hoeveel ze eten,
hoeveel ze consumeren van alcohol, elkaar gezichtsmimiek en andere lichamelijke
uitingen (gapen, hoesten, wiebelen en vooral krabben).
Versterkt als mensen elkaar mogen en bij dezelfde groep horen.
Automatische imitatie kenmerk van sociale dieren.
Beschikken over spiergelneuronen, zorgen dat wat ze zien automatisch kan worden nagedaan.
Spiegelneuronen (spiegelcellen): hersencellen die de activiteiten en ervaringen van anderen
weerspiegelen in het eigen brein. Wanneer we andere mensen waarnemen, worden in ons eigen
brein de bijbehorende hersengebieden geactiveerd. Dit kan zij bij gevoelens, zintuigelijke ervaringen,
motorische en autonome fysiologische reacties.
Bij alles dat we waarnemen vindt een automatische belichaming plaats in het brein, het lichaam
simuleert de ervaring van de ander.
Basis van empathie.
Door de weerspiegeling van ons brein weten we wat anderen ervaren zelfs als we het niet zelf
meemaken.
Versterkt groepsband en samenwerking.
, Dit mechanisme werk minder bij autistisme.
Automatische imitatie niet verbonden met ervaring.
o Als mensen zonder ballet ervaring ernaar kijken vertonen ze ook ene verhoogde
spieractiviteit.
Bewegingen worden wel meer intensief gekopieerd door mensen met ervaring.
o Dansers die naar ene voorbeeld kijken.
Niet alleen beïnvloed door wat we live zien maar ook wat we op tv zien of in computerspelletjes.
o Risicovol gedrag zoals alcohol drinken of hard racen.
Niet alleen beïnvloeden we elkaars stemmingen/gedragingen als we samen zijn
ook bij denken
o Mening verdedigen publiek, al van tevoren aanpassen enigszins hoe publiek denkt.
o Paris-Hilton-effect: denken verpleger eerder helpen vallen papier, deken domme blondje
mensen dommer voelen bij kennisspel.
o Nemen elkaars mening over voordat ze spreken, ook als dit slecht gevoel. Op bezoek
iemand treurig word je ook treurig.
o Vrouwen leden minderheidsgroepen zelfbeeld beïnvloeden vooroordelen. Vooral bij goed
willen opschieten met iemand die die vooroordelen heeft.
Sociale besmetting (28)
Mensen kunnen elkaar besmetten, ze imiteren elkaar.
o Zwerm vogels/vissen synchroon dezelfde kant op gaan.
Mensen lopen gedachteloos achter elkaar bij het instappen in de trein,
rennen dezelfde kant in bij paniek,
of blijven zitten als ze moeten vluchten, brand Euroborgstadion in 2008 gooide ze rollen
wc-papier die vlamvatte, ze bleven zitten.
Kunnen aansteken met paniek, waardoor massahysterie kan uitbreken.
Daarom belangrijk gedragsdragers rustig blijven.
o Incident op de Dam tijdens de 2 minuten stilte, mensen begonnen te schreeuwen, zodra
er een paar begonnen te rennen deed iedereen in de buurt dit ook.
Kan van invloed zijn op conformisme, er is ook sprake van emotionele besmetting.
Conformisme: de neiging ons aan te passen aan anderen.
Emotionele besmetting: automatisch elkaars emoties overnemen. Dit kunnen positieve- en
negatieve emoties zijn. Zoals, mensen die samen zijn die lachen en juichen uitbundiger.
Werd vroeger gedaan claque.
Nog gedaan bij tv-programma’s: klapvee.
Beïnvloeding (29)
Imitatie bevordert onderlinge band, kan voordelig zijn bij beïnvloeden mensen
Imitatie vorm vleien gaan je aardiger vinden
Onbewust: bij klik met iemand vanzelf
Geen klik: beter niet doen kan zorgen mensen je minder aardig vinden
Imitatie kan dus voordelig zijn.
o Onderzoek: serveerster imiteerde klanten door bestelling herhalen.
Ontving meer fooi
, o Voormalig advocaat Bram Moszkowicz Holleeder verdedigde. Noemde in
praatprogramma’s cliënt consequent de heer Holleeder, anderen namen dit over.
Door dit taalgebruik zie je heer van stand voor je, geen crimineel.
Woordkeuze kan anderen hun beeldvorming/woordkeuze beïnvloeden.
H2 t/m 2.2.6
Hoofdstuk 2: Het zelf
2.1 Zelfkennis (72)
Zelfbewustzijn: het vermogen om op een objectieve manier naar jezelf te kijken, van buitenaf.
Zelfwaardering: de vraag of je positief of negatief tegen jezelf aankijkt.
2.1.1 Zelfbewustzijn (73, 74)
Publiek zelfbewustzijn: iemand bekijkt zichzelf door de ogen van een denkbeeldig publiek.
Privé-zelfbewustzijn: iemand zijn aandacht is gericht op de eigen ‘binnenkant’.
Mate zelfbewustzijn hangt af van omstandigheden waarin de zich bevinden.
Mensen worden meer zelfbewust:
Ze weten/denken dat anderen hun kunnen waarnemen
Als ze zichzelf zien in spiegel of video
Vlekkentest: elk wezen dat over zelfbewustzijn beschikt (en ogen heeft) zou in staat moeten zijn om
zichzelf te herkennen in de spiegel. Onderzoekers zetten stiekem een duidelijke zichtbare stip op het
voorhoofd van het dier of kind. Als ze verbaasd reageren, naar de vlek kijken, zichzelf betasten op de
plaatst van de vlek of zelf de vlek proberen te verwijderen is dat een aanwijzing dat ze over
zelfbewustzijn beschikken.
Functies zelfbewustzijn:
Door eigen reacties te observeren en aan te nemen dat soortgenoten net zo zijn als jij, kun je
van alles leren over je omgeving en je eigen gedrag daarop aanpassen.
Het stelt mensen in staat hun gedrag af te stemmen op sociale normen.
Ought self: mensen kunnen hun gedrag en gevoelens vergelijken met hoe ze vinden dat ze zouden
moeten zijn.
Ideal self: mensen kunnen hun gedrag en gevoelens vergelijken met hoe ze willen zijn.
Piekeren en depressie
Verhoogd zelfbewustzijn kan negatieve gevolgen hebben.
Zorgt ervoor dat je je gedraagt volgens je eigen normen, maar her onderbreekt ook
gedragsroutines.
Dingen die normaal automatisch gaan kunnen slechter gaan.
Bezwijken onder druk: mensen presteren slecht wanneer ze onder druk staan.
Alcoholmisbruik: Een hoog zelfbewustzijn kunnen alcoholmisbruik tot gevolg hebben. Onderzoek:
met name een publiek zelfbewustzijn is gerelateerd met alcoholmisbruik.
Adolescenten kan alcohol/drugs gebruiken om spanning van contact anderen te verminderen.
Verlegen mensen een verhoogd zelfbewustzijn ervoor zorgen dat ze zich geremd voelen.
Vloeibare extraversie: alcohol ontremd.
Depressie en piekeren kan in verband staan met een verhoogd zelfbewustzijn.