Samenvatting psychopathologie
Nevid, J., Rathus, S. en Greene, B. (2008). Psychiatrie een inleiding. 10e editie. Amsterdam:
Pearson Education.
Leerdoelen
1. De student kan de symptomen van de belangrijkste psychopathologische stoornissen
benoemen en herkennen in een casus, waarbij hij concrete gedragsvoorbeelden kan
geven die passend zijn voor de stoornis.
2. De student kan in een casus inzichtelijk maken hoe de klachten zijn ontstaan en
kunnen voortbestaan vanuit de interactie tussen persoonskenmerken en omstandigheden
(kan het KOP model toepassen in een casus)
3. De student kan aangeven of er in een casus sprake is van normaal of abnormaal
gedrag aan de hand van de daarvoor geldende criteria.
4. De student kan toelichten hoe de verschillende theoretische perspectieven het
ontstaan van de belangrijkste stoornissen verklaren.
5. De student kan beschrijven wanneer er sprake is van psychopathologie en enkele
verwijsmogelijkheden beschrijven
6.De student kan de relatie met het onderliggend functioneren van de hersenen op
hoofdlijnen in psycho-educatie toelichten
7. Een aantal mogelijkheden benoemen om mensen met psychiatrische
problematiek te ondersteunen bij het vervullen van hun rollen, door vaardigheden
te vergroten of hulpbronnen te zoeken
Hoofdstuk 1 – Introductie
Een psychische stoornis is te omschrijven als het geheel van afwijkkende emoties,
gedachten of gedragspatronen dat wordt gekenmerkt door onder andere een storing in het
functioneren en (persoonlijk) lijden.
1.2 Hoe noemen en definiëren we afwijkend gedrag?
- Normaal gedrag: Normaal gedrag wordt gezien als goed, iets dat natuurlijk is en
vanzelf gaat. Normaal gedrag en abnormaal is erg afhankelijk van de cultuur en de
tijdsgeest.
- Abnormaal gedrag: Abnormaal gedrag wordt vaak gezien als slecht, afwijkend, een
teken van een psychische aandoening.
1.2.1 Criteria voor afwijkend gedrag
1. Uitzonderlijk: je gaat kijken, komen de gedragingen van de cliënt vaak voor in de
maatschappij als het gedrag niet vaak voorkomt is het uitzonderlijk gedrag.
2. Sociaal afwijkend: heeft te maken met cultuur, gedrag dat in onze cultuur afwijkend
is, kan als normaal worden gezien in een andere cultuur.
, 3. Foute perceptie of interpretatie van de realiteit: de locus of control: alles wat de
persoon overkomt schrijven ze toe aan eigen handelen of juist alles wordt
toegeschreven aan het handelen van anderen.
4. Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon: de cliënt ondervindt last van zijn
gedragingen: vastlopen in werk/studie, sociale relaties.
5. Ongepast of contraproductief gedrag: gedrag is niet productief of nuttig voor de
persoon maar belemmert iemand in zijn of haar functioneren, ongepast gedrag is
bijvoorbeeld overmatig alcoholgebruik dat sociale en beroepsmatige functioneren
belemmert.
6. Gevaar: gevaar voor de cliënt zelf (suïcidaal, automutilatie) en voor anderen
(agressie).
Bij diverse invalshoeken en modellen die in dit boek aan de orde komen, zijn de volgende
vragen belangrijk
- Wat is het afwijkende gedrag en welke karakteristieken heeft dit gedrag?
- Welke oorzaken voor het afwijkende gedrag onderscheiden we?
- Hoe gaan we om met een persoon die afwijkend gedrag vertoont en hoe behandelen
we hem of haar?
- Draagt de cultuur waarin de persoon leeft bij aan het afwijkende gedrag? En zo ja
hoe?
Factoren die van invloed zijn op de huidige ontwikkelingen in de geestelijke
gezondheidszorg
Inhoudelijke factoren Financieel-economische Cultureel-
trends maatschappelijke
factoren
Evidence-based en Spanning tussen financiële Wisselende tolerantie
practice-based werken ruimte en vraag naar in de maatschappij ten
psychiatrische zorg opzichte van mensen
met psychische
stoornissen en
verslaafden
Specialisering van zorg en De vraag van de patiënt en Invloed van immigratie
ontwikkeling van diens oordeel over de zorg op opbouw van de
kenniscentra wordt toenemend van bevolking en
belang vóórkomen en aard
van psychiatrische
problematiek
Ontwikkeling van Schaalgrootte van Veranderende positie
effectieve gerichte gezondheidsorganisaties van patiënt naar
(psycho)therapeutische neemt toe zorgconsument
behandelingen
Toenemend inzicht dat Fusies deels als reactie op Meer digitale
een complexe interactie de financiële noodzaak om toepassingen, van e-
tussen mens en omgeving kosten te besparen health en Elektronisch
aan de basis ligt van een Patiëntendossier (EPD)
stoornis tot online therapie en
virtual reality-
behandelingen
Ontwikkeling van
behandelrichtlijnen
,1.4 Ethiek in onderzoek
Twee belangrijke ethische principes zijn informed consent en vertrouwelijkheid.
- Informed consent: vereist dat proefpersonen de vrijheid moeten hebben ervoor te
kiezen al dan niet mee te doen aan onderzoek.
- Vertrouwelijkheid: gaat erom dat degenen die meewerken aan een onderzoek
anoniem zullen blijven. Onderzoekers zijn verplicht de vertrouwelijkheid te
beschermen, door hun verslagen veilig op te bergen en geen identiteiten aan
anderen te onthullen.
7 aspecten kenmerkend voor kritische houding
1. Blijf sceptisch
2. Denk na over de definities en terminologie
3. Weeg de aannamen of premissen waarop argumenten gebaseerd zijn
4. Houd in de gaten dat correlatie niet gelijk staat aan een causaal verband
5. Overweeg de aard van bewijzen waarmee conclusies worden onderbouwd
6. Simplificeer niet te sterk
7. Generaliseer niet te sterk
GGZ College: Persoonlijkheidsstoornissen
Dimensies waarbinnen mensen met een persoonlijkheidsstoornis problemen ervaren, op
basis hiervan kunnen diagnoses gesteld worden.
- Emotieregulatie problemen
- Interpersoonlijke problemen
- Zelfbeeld
- Destructief gedrag
Hoofdstuk 2 – Visies op afwijkend gedrag en behandelmethoden
Het kan niet genoeg benadrukt worden dat als we naar oorzaken en gevolgen van een
stoornis kijken, de persoon tegenover je de resultante is van
- Een uniek mens met al zijn eigenaardigheden, zijn verleden en huidige situatie (het
levensverhaal van de patiënt)
- Een stoornis met meer of minder goed herkenbare specifieke verschijnselen (de
karakteristieken van de stoornis op zich)
- Een sociaalrelationele (leef-, woon-, werk-) en fysieke omgeving (de context waarin
de persoon zich heeft ontwikkeld en de stoornis zich afspeelt)
- De houding, visie, kennis en vaardigheden van de behandelaar of onderzoeker
tegenover de persoon en de culturele context waarin zij zich bevinden
2.2.1 Het zenuwstelsel
Het zenuwstelsel is opgebouwd uit neuronen, zenuwcellen die door het hele lichaam
signalen of boodschappen doorgeven. Vertellen bijvoorbeeld dat je jeuk hebt door een
muggenbult.
Elke neuron heeft een cellichaam, hierin bevindt zich de celkern waarin zuurstof wordt
omgezet zodat de cel zijn werk kan doen.
Uit het cellichaam steken korte vezels naar buiten, deze heten dendrieten. Zij ontvangen
boodschappen van naburige neuronen.
, Elke neuron heeft één axon, een soort slurf die uit het cellichaam steekt. Axonen kunnen
zich in verschillende richtingen vertakken en meer dan een meter lang worden (bijv. axonen
van neuronen die tussen de tenen ruggengraat boodschappen transporteren).
Elk axon eindigt in kleine vertakte verdikkingen die eindknopjes heten.
Sommige neuronen zijn bedekt met myelineschede, een isolerende laag die de overdracht
van neurale impulsen vergemakkelijkt.
Alle boodschappen verplaatsen zich in de vorm van elektrische impulsen, die het neuron als
het ware ‘afvuurt’. Dit is altijd eenrichtingsverkeer over het neuron: via de ontvangende
dendriet naar het cellichaam en dan verder via het axon naar de eindknopjes. Vanuit hier
wordt de boodschap via de eindknopjes verstuurd naar andere neuronen, spieren of klieren.
Om een boodschap naar andere neuronen te versturen, maakt het neuron gebruik van
chemische substanties die we neurotransmitters noemen. Zij veroorzaken een chemische
verandering in de ontvangende neuronen, waardoor de dendriet en vervolgens het axon
worden geprikkeld om de boodschap verder te sturen.
De synaps of de synaptische spleet vormt de verbinding tussen twee neuronen. Het is een
kleine spleet tussen de verzendende en het ontvangende neuron. Vanuit de eindknopjes van
het van het axon worden neurotransmitters in de spleet vrijgelaten.
Elke neurotransmitter heeft een eigen chemische structuur die alleen door één
receptorplaats op het ontvangende neuron kan worden opgevangen (net als een sleutel die
maar op één slot past). Hierna stuurt het (ontvangende) neuron de boodschap verder.
Neurotransmitter Functies Verband met afwijkend
gedrag
Acetylcholine Controleert Alzheimerpatiënten
spiercontracties en de hebben vaak een lager
vorming van acetylcholinegehalte
herinneringen
Dopamine Reguleert Wellicht speelt een
spiercontracties en overvloed aan dopamine in
mentale processen die te de hersenen een rol bij het
maken hebben met leren, ontstaan van schizofrenie
herinneren en emoties
Norepinefrine Reguleert mentale Verband tussen onbalans
processen die te maken in norepinefrinegehalte en
hebben met leren en stemmingsstoornissen als
herinneren depressie
Serotonine Reguleert stemmingen, Wellicht verband tussen
verzadiging en slaap onregelmatigheden in
serotoninegehalte en
depressie en
eetstoornissen
Theoretische perspectieven
Perspectief Model met de focus
Biologisch perspectief Biologisch/Medisch model: Biologische grondslagen van
afwijkend gedrag.