Hoorcolleges Meten en Diagnostiek 2
HC 1.
Een definitie van meten in de psychologie:
- Meten is het – volgens regels - toekennen van symbolen (numerals: niet alleen
getallen maar bv ook een letter) aan individuen zodat de symbolen de psychologische
eigenschap van het individu weergeeft.
Toekenning gaat aan de hand van een test procedure Bijv. het afnemen van
een vragenlijst.
- Psychometrie de wetenschap van de eigenschappen van psychologische tests (niet
per se een “paper and pencil” vragenlijst)
Meten in de psychologie is problematisch:
- Psychologische variabelen (constructen) zijn latente variabelen of latente trekken
(latent traits). Latent= niet observeerbaar. Omdat alle variabelen waar de
psychologie geïnteresseerd in is niet observeerbaar zijn.
- Het meten van psychologische variabelen gaan aan de hand van de meting van
observeerbaar gedrag. We relateren observeerbaar gedrag aan (niet-observeerbare)
psychologische variabelen.
- Om psychologische variabelen te kunnen meten ga je dit doen door meetbare
variabelen te meten. Hier zijn 4 dingen voor nodig:
1. Psychologische theorie:
2. Begrip causaliteit:
3. Statistiek: analyses om uitspraken te kunnen doen over de kwaliteit van een test.
4. Grafische representatie van de relatie tussen de observeerbare variabelen en de
psychologische variabelen (paddiagram).
Paddiagram:
- De latente psychologische variabele
- Latente variabelen worden weergegeven in een cirkel.
Psychopathologie: depressie, angst, alcohol, verslaving, eetstoornis.
Persoonlijkheid: extraversie, neuroticisme
Cognitie: ruimtelijk inzicht, verbale vaardigheid, rekenvaardigheid,
geheugen.
Ontwikkeling: Piagets Stadia, Bowlby’s hechtingstypen
- Observeerbare variabelen staan in een vierkant.
Alcohol: drink je dagelijks? 1= waar, 0= niet waar.
Ik houd van feestjes. 1=ja, 0= nee.
Aantal goed onthouden items in een lijst.
- Item responses zijn observeerbaar: zelfrapportage adv item, antwoord laten
beoordelen door experts.
- Error= item responses zijn gerelateerd aan de latent variabele, maar er is altijd error/
meetfout (de relatie is nooit 1-op-1). Bv. de proefpersoon heeft het verkeerd gelezen.
Meetfout verzwakt de relatie tussen de latente en observeerbare variabele.
- Pijlen in het paddiagram geven de richting van de causale relatie= lineaire regressie
- Verschil in latent niveau moet leiden tot verschil in alle items.
,Statistiek:
1. Psychometrische analyse= analyse van individuele verschillen in item responses.
- Individuele verschillen kwantificeren/uit te drukken door:
Variantie uitrekenen latente en geobserveerde variabelen.
Standaarddeviatie latente en geobserveerde variabelen
Gemiddelde geobserveerde variabelen
Kans geobserveerde variabelen
2. Statistiek is nodig om de relatie tussen latente en geobserveerde variabelen te
maken door een regressie model en correlatie.
- Lineaire regressie model:
Het relateert de latente variabele aan de geobserveerde variabele
Als je hoog scoort op de latente variabele, wordt er verwacht dat je ook
hoog zal scoren op de geobserveerde variabele.
B1 of b= regressie coëfficiënt
Lineaire regressie: y variabele is continu verdeeld
Logistische regressie: y binair of dichotoom: item bij mee eens of niet mee
eens Observeerbaar item dat 0/1 gescoord wordt. 0= niet mee eens, 1=
mee eens.
3. Samenhang tussen variabelen
- Pearson product moment correlatiecoëfficiënt: lineaire relatie tussen variabelen
hoe sterk de relatie is tussen de variabelen.
- Correlatiematrix van de items.
Psychologische theorie:
- Schrijft voor wat de relevante variabelen en relevante gedragingen (items) zijn.
- Wat zijn de relevante variabelen, wat stellen ze voor?
- Wat zijn relevante observeerbare variabelen?
Bv. persoonlijkheid met big 5 theorie: wat zijn relevante observeerbare
variabelen als we Extraversie willen meten aan de hand van items in een
vragenlijst?
Wat zijn relevante items?
Antwoord: psychologische theorie
Psychologische theorie en statistiek:
- Hoe zijn de relevante psychologische variabelen verdeeld/wat is het meetniveau?
Daar komen we aan door de theorie. Voorbeeld depressie: depressie kan op
meerdere manieren gezien worden en dat beïnvloedt hoe de variabele is verdeeld en
wat het meetniveau is.
Depressie continu verdeelde variabele (normaal verdeeld)
Depressie is dichotoom met latente klassen (depressie=1 vs. normaal= 0).
Depressie is discreet en ordinaal (je hebt meerdere vormen qua sterkte van
de depressie: depressie, dysthymie, normaal).
- Cognitieve ontwikkeling Piaget: latente klassen zoals pre operationeel en concreet
operationeel: deze staan los van elkaar en zijn dus nominale variabelen.
- Werkgeheugen capaciteit: continue variabele: interval variabele.
Causaliteit 1 – latente variabele observeerbaar item:
, - Je score op de latente variabele veroorzaakt je score op de geobserveerde variabele
causale relatie.
- Causaal model: de item responses zijn direct en causaal afhankelijk van de latente
variabele.
- Reflectieve items= weerspiegelen/reflecteren van de latente variabele. Bv.
influenzavirus veroorzaakt symptomen als verstopte neus en zere keel. Die
symptomen zijn reflectief, ze weerspiegelen het feit dat je het influenzavirus hebt. Ik
heb een virusinfectie. Dat verhoogt de kans dat je op de items ja zal antwoorden.
Ook wel reflectieve indicatoren.
Reflectiviteit is tevens een theoretische aanname.
- Niet alle items zijn reflectief:
Apgar score: berekend als het kind net geboren. Je beoordeelt het kind aan
de hand van een 0= slecht/1/2= goed schaal: hartslag, gelaatsuitdrukking,
activiteit en ademhaling. De scores worden bij elkaar opgeteld een 10 is het
hoogst en is het best. Score van 0123 is niet goed moet er actie
ondernomen worden.
Formatieve items: de items bepalen de APGAR score (de APGAR score is niet
de oorzaak van de item scores). Formatieve indicatoren zijn een optelling van
variabelen, geen psychometrische vraag. Index variabelen die een samenvatting
geven en niet de oorzaak zijn.
Bv. sociaaleconomische status, algemeen lichamelijke fitness, Apgar
TENTAMENVRAAG REFLECTIEVE ITEMS VS FORMATIEVE ITEMS.
Causaliteit 2 – externe variabelen:
- Causale interpretatie van groepsverschillen: mannen scoren gemiddeld hoger op
ruimtelijke inzicht dan vrouwen.
Interpretatie heeft betrekking op de latente variabele: mannen en vrouwen
verschillen met betrekking tot de latente variabele.
- Een sekseverschil op latente variabele moet leiden tot een sekseverschil op het
niveau van de items.
- Causaal mediatie model: de latente variabele medieert de relatie tussen de variabele
sekse en de itemscores.
1. Sekse voorspelt ruimtelijk inzicht (de latente variabele, coëfficiënt bsex is niet
0). De externe variabele voorspelt de latente variabele (coëfficiënt tussen deze)
2. Ruimtelijk inzicht voorspelt item responses (coëfficiënten b1, b2, b3) Latente
variabele voorspelt de itemresponses (regressie coëfficiënten b1, b2, b3).
, - Als item 3 een aparte relatie heeft met sekse (ontstaat er een verschil in sekse die
niet te maken heeft met ruimtelijk inzicht) zorgt het voor schending van het causaal
mediatie model:
Dit is de basis voor de definitie van Construct/meet bias en predicitie bias:
er ontstaat een verschil dat niet direct te maken heeft met de latente
variabele.
- Als de test in orde is/unbiased: Maria (vrouw) beter ruimtelijk inzicht dan Mario
(man). Dus als de test unbiased is, heeft Maria een grotere kans om de items goed te
maken. Als er een item is waar Maria lager op scoort dan Mario is dat problematisch
Als de test construct/meet bias vertoont dan heeft Mario een grotere kans om 1 of
meer items goed te maken.
- Dit kan je onderzoeken adv factoranalyse: welke factoren beïnvloeden het item.
- De items zijn niet unidimensioneel: het derde item meet niet 1 variabele maar ook
nog een 2e variabele.
- Unidimensioneel: items zijn afhankelijk van 1 latente variabele.
Universele meeteenheden ontbreken in psychometrie:
- Meten van gewicht is niet anders dan het meten van een psychologische variabele…
behalve:
1. Meetprocedure met een sterke theoretische onderbouwing