Leerdoelen week 4 tot en met 7
Leerdoel 10. De functie van het lymfvatsysteem gedetailleerd beschrijven en relateren
aan de anatomie (lymfangion, lymfeknopen, huidterritoria, anastomosen en
waterscheidingen)
Leerdoel 11. De bouw en kenmerken van de onderdelen van het lymfvatsysteem
gedetailleerd beschrijven (verschillende typen lymfevaten, lymfeknopen, wandopbouw,
afferent, efferent, collateraal, bypass en retrograde connectie, oppervlakkig systeem,
diep systeem, huidterrritoria, anastomosen, enz.) en de relatie met het bloedvatstelsel
benoemen.
Leerdoel 12. De anatomie en de ligging van de onderdelen van het lymfvatsysteem in
de verschillende regio’s van het lichaam benoemen met de juiste terminologie inclusief
het beschrijven mechanisme van de lymfafvloed.
Samenvatting oedeem en oedeem therapie samen met foundation of manual lymfh
drainage
Hoofdstuk 1 anatomie en fysiologie van het lymfesysteem:
1.1 het lymfesysteem als onderdeel van de circulatie:
De circulatie omvat alle ruimten in het lichaam waar langs gebaande
wegen vloeistof stroomt. De meeste delen zijn bedekt met een enkele
cellaag van endotheel. Er is een hogedruksysteem en een
lagedruksysteem:
Hogedruksysteem; het arteriële stelsel. De kleine en grote
slagaders, de arteriolen en linker ventrikel tijdens de systole. Van de
totale hoeveelheid circulerend bloed bevindt zich 15% in het
hogedruksysteem.
Lagedruksysteem: Is het veneuze systeem, rechter harthelft, de
longcirculatie, het linker atrium en de linker ventrikel tijdens de
diastole. Het lagedruksysteem bevat 85% van de totale hoeveelheid
bloed. Het lymfesysteem hoort ook tot het lagedruksysteem. Het
systeem staat parallel aan het veneuze deel van de bloedsomloop.
Er is ook nog een macrocirculatie en een microcirculatie. De
microcirculatie omvat de kleinste vertakkingen van het circulatie
systeem, die de interactie van circulerende vloeistoffen (bloed,
interstitiële vloeistof en lymfe) met het weefsel op cellulair niveau
verzorgen. Hier horen bij; de kleine arteriolen, de capillairen, de
voorkeurskanlen, de venulen en kleinere venen. Het arteriële deel van
de microciruclatie omvat de kleinere arteriolen en het aansluitende
deel van de capillairen; het veneuze deel begint met het vervolg van
de capillairen en de daarop aangesloten venulen en kleinere venen.
Bloeddruk en lymfesysteem:
- 85% van vocht direct terug in bloedbaan van capillair netwerk
- 15% van vocht word opgenomen door lymfesysteem
1.1.1 Veneuze afvoer
Het vocht dat door de hogere bloeddruk in de arteriële zijde van de
microcirculatie naar buiten is geperst, wordt in het veneuze deel van de microcirculatie
voor 90% weer opgenomen. De eiwitten (10% van het vocht) word uit de weefsels
opgenomen en afgevoerd door het lymfesysteem
1.1.2 Lymfogene afvoer
Het lymfesysteem begint als een gesloten systeem in de weefsels. In het weefsel
bevinden zich de initiële lymfevaten, ook wel lymfecapillairen genoemd. Deze zijn alleen
begrenst door endotheel. Op bepaalde plaatsen zijn er open verbindingen. De eiwitten
worden door het lymfesysteem afgevoerd naar het veneuze systeem. Het lymfesysteem
,begint in het gebied van de microcirculatie. Het loopt parallel aan het veneuze systeem
en mondt ook uit in het lymfesysteem. Dit gebeurt vlak bij het hart, daar waar de
veneuze druk het laatst is.
1.1.3 Doorstroming van weefsel
De doorstroming van het weefsel omvat het totaal aan circulatie van het weefsel. De
totale circulatie door het weefsel omvat de bloedsomloop op capillair niveau, de
bloedstofstroom door het interstitium en de afvoer via het lymfesysteem. Het
interstitium is de ruimte tussen de cellen. Het interstitium bevindt zich tevens tussen
het netwerk van bloedcapillairen waar vocht uittreedt; vocht wordt deels in de veneuze
capillairen en deels in de initiële lymfevaten weer opgenomen. Er bestaat een continue
vloeistofstroom in het interstitium met steeds verse aanvoer. Hierin zitten ook leukocyten
en monocyten (macrofagen) die zorgen voor fagocytose en afvoer van vreemde deeltjes
en micro-organismen. In de microcirculatie vindt diffusie plaats. Het water en de kleinere
opgeloste stoffen kunnen de bloedvaatwand in beide richtingen passeren. De eiwitten
passeren de bloedvaatwand alleen van binnen naar buiten.
1.1.4 Vochtverdeling in het lichaam
Het lichaam is opgebouwd uit diverse vochtcompartimenten. De belangrijkste
vochtcompartiment is de totale inhoud van de cellen, ook wel intracellulair milieu
genoemd. De samenstelling word zoveel mogelijk constant gehouden. Direct rond de
cellen bevindt zich een tweede zeer belangrijk vochtcompartiment: het interstitium
(milieu interieur).
Totaal lichaamswater (TBW) bedraagt tussen de 45% en 75% (gemiddeld 60%) van het
lichaamsgewicht.
Verdeling TBW:
1. Extracellulaire vloeistof (20% van het lichaamsgewicht)
o Plasmavloeistof 4% van het lichaamsgewicht
o Interstitiële vloeistof = weefselvocht (15% van het lichaamsgewicht)
o Transcellulair vocht = vocht van de liquor cerebrospinalis, het vocht in het
darmkanaal & luchtwegen, het oogkamervocht, het vocht in borst- en
buikholte en de synovia (gewrichtsvloeistof)
2. Intracellulaire vloeistof (40% van het lichaamsgewicht)
1.2 Het lymfesysteem
1.2.1 Inleiding
Het lymfesysteem speelt een belangrijke rol bij de huishouding van vocht en eiwitten in
het lichaam. Dit gaat bij normale omstandigheden onopgemerkt. Wanneer een
lymfestroom vanuit een arm of been geblokkeerd wordt, neemt de hoeveelheid
interstitieel vocht toe en zwelt het betrokken ledemaat. Als het geheel geblokkeerd is,
kan dit zelfs tot necrose leiden. Bij aanhoudende chronische blokkade kan op den duur
subcutane fibrose en/of omzetting in vetweefsel ontstaan.
De bloedsomloop is in principe in staat om al het vocht at aan het interstitium wordt
afgestaan weer op te nemen. Maar toch blijkt dat het lymfesysteem zelfs in uiterste
lichaamsrust steeds vocht uit het gehele interstitium af te voeren. Hierbij wordt overtollig
eiwit uit het interstitium afgevoerd. Uit de bloedsomloop ‘lekken’ ter hoogte van de
microcirculatie (met name uit de venulen) eiwitten weg die niet meer opgenomen kunnen
worden in de bloedsomloop. Wanneer het weefselvocht het initiële lymfevat
binnentreedt, noemen we het lymfe.
1.2.2 Opbouw van het lymfesysteem
Het lymfesysteem is opgebouwd uit lymfebanen (vasa lymphatica) en lymfeknopen (nodi
lymphatica) de lymfeknopen worden vaak lymfeklieren genoemd.
, Lymfecapillairen zijn blind beginnende buisjes bestaande uit een enkele laag van
endotheelcellen. Verschil met bloedvaten is dat er bij de lymfecapillairen een basaal
membraan wat soms ontbreekt of onderbroken wordt door grote vensters, waardoor een
vrijer transport van vocht met eiwitten en kleine deeltjes vanuit het interstitium
(weefselvocht of interstitieel vocht) mogelijk is. De capillairen worden grotere vaten. Deze
kunnen samentrekken. Deze worden nog groter en deze hebben een wand met drie lagen
met kleppen die zorgen voor een centripetale stroomrichting.
Oppervlakkige systeem: De lymfevaten van het oppervlakkige systeem
vervoeren lymfe van huid en borstweefsel van de borstregio.
De lymfevaten van het diepe systeem
vervoeren lymfe van zowel de organen
van de borstregio en weefsels behorend
bij het diepe systeem (spieren, botten),
als ook van enkele delen van de huid.
Bijvoorbeeld door afvoer via de
parasternale lymfeklieren. De lymfevaten
van het diepe systeem beginnen
oppervlakkig maar lopen met diepe
bloedvaten mee tot de lymfeknopen in de
liesstreek.
Kleinere en middelgrote lymfebanen monden
uit in de hoofdlymfebanen, waarvan de ductus
thoracicus de grootste is. De ductus thoracius
loopt van de buikholte door naar de borstholte aan de voorkant en de rechterzijde van de
wervelkolom.
1.2.3 Lymfevaten
Lymfevaten zijn te onderscheiden in afferente en efferente vaten.
Afferente lymfevaten, aanvoerend naar de lymfeknoop:
- Lymfecapillairen (initiële lymfevaten): nemen vocht op uit het interstitieel.
- Precollectoren: vanaf hier zitten kleppen
- Collectoren: Grotere lymfvaten, eerste vaten die naar de knopen komen. Route
naar de lymfeknopen
Efferente lymfevaten, afvoerend vanaf de lymfeknoop:
- Lymfestammen: Nadat alles in de knopen is geweest word het vanaf hier
afgevoerd
- Hoofdlymfestam: Je hebt eerst een knoop nodig voordat je
iets zegt.
Initiële lymfevaten of lymfecapillairen: heeft een unieke
eigenschap; het begin is gesloten hetzij met uitstulpingen, zoals
in de huidlijsten van de handpalm en de voetzool, hetzij met een
netwerk, zoals in de huid. De verbinding tussen endotheelcellen
wordt gevormd door tight junctions (Zie afbeelding) die op
diverse plaatsen ontbreken. Hierdoor ontstaan open junctions
(zie afbeelding)
Lumen = een vaatholte (dus een holte van het lymfevat)
Verschillen tussen bloedvat en lymfevat endotheelcellen:
- Verbinding tussen cellen, gesloten netwerk: bloedvat
- Vorm van cellen