EUR Jurisprudentie, inleiding strafrecht
Inhoud
HR 12 april 1897, W1897, 6954 (Muilkorf).............................................................................................1
HR 19 juni 1911, W1911, 9203, m.nt. Simons (Hoornse taart)...............................................................1
HR 14 februari 1916, ECLI:NL:HR:1916:BG9431, NJ 1916, p. 681 (Melk en water).................................2
HR 16 oktober 1923, ECLI:NL:HR:1923:243, NJ 1923, p. 1329 (Opticien)...............................................2
HR 20 december 1926, ECLI:NL:HR:1926LBG9435, NJ 1927, p. 85 (De auditu)......................................3
HR 20 februari 1933, ECLI:NL:HR:1933:229, NJ 1933, p. 918, m.nt. Taverne (Veearts)...........................3
HR 2 december 1935, ECLI:NL:HR:1935:146, NJ 1936/250, m.nt. Pompe (Geweer)..............................4
Hof Amsterdam 3 juni 1977, ECLI:NL:GHAMS:1877:AB7142, NJ 1978/601 (Hollende kleurling)............5
HR 29 september 1981, ECLI:NL:HR:1981:AC7336, NJ 1982/258 (Plastic boodschappentasje)..............5
HR 2 februari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB7881, NJ1988/820 (Stormsteeg).............................................6
HR 12 april 1897, W1897, 6954 (Muilkorf)
Feiten:
In gemeente Bergen op Zoom gold de regel dat honden, langer dan 65cm een muilkorf moesten
dragen wanneer zij buiten losliepen. Art. 214 lid 1 van de APV. In het tweede lid stond aangegeven
dat bij verdenking van een hond die langer was dan 65cm en geen muilkorf droeg, deze meegenomen
mocht worden naar het politiebureau, om daar opgemeten te worden. Dit geschiedde bij een man,
hij weigerde en werd een boete van 1 gulden opgelegd.
Rechtsvraag:
Mocht de man tot een boete van 1 gulden veroordeeld worden omdat hij geen gevolg gaf aan de
aanwijzingen van de agenten?
Overweging:
De man had geen boete opgelegd mogen worden. De HR stelde namelijk dat de plaatsing van art. 1
Sv, de grondslag voor strafvordering, aan het begin van het Wetboek van Strafvordering, met zich
meebrengt dat hier over strafvordering in de ruimste zin gesproken wordt. Dit woord zou ook
opsporing van strafbare feiten omvatten. De regeling van dit in de APV (= het regelen van een
strafbaar feit), is in strijd met de wet. Een APV is geen formele wet.
Rechtsregel:
Op grond van art. 1 Sv mogen regels over strafvordering alleen in een formele wet worden gegeven.
HR 19 juni 1911, W1911, 9203, m.nt. Simons (Hoornse
taart)
Feiten:
Man uit Haarlem had de bedoeling een man uit A’dam om het leven te brengen d.m.v. een taart, hij
stuurde deze op. De taart werd echter gegeten door de vrouw van de man en het dienstmeisje. De
, vrouw overleed en het dienstmeisje werd ziek. De man uit Haarlem werd vervolgd voor moord, maar
stelde dat het oogmerk om de vrouw te doden ontbrak.
Rechtsvraag:
Kan de verdachte in casu voor moord worden veroordeeld, of ontbreekt opzet?
Overweging:
Het hof stelde dat de man wist dat degene die de taart at, zou overlijden en veroordeelde hem voor
moord en poging tot moord. De HR sloot zich hierbij aan. Zij stelde dat de man het oogmerk had de
andere man om het leven te brengen, en zich ervan bewust was dat eenieder die de taart zou eten,
eraan zou overlijden. De man heeft de kans, dat een ander persoon de taart zou eten en te komen te
overlijden, geaccepteerd en is derhalve in de casu sprake van voorwaardelijke opzet.
Rechtsregel:
Indien iemand bij de uitvoering van zijn misdrijf niet het oogmerk heeft om andere personen te
raken, maar deze kans wel aanvaard, is er sprake van voorwaardelijke opzet en kan er derhalve toch
aan het bestanddeel opzet worden voldaan.
HR 14 februari 1916,
ECLI:NL:HR:1916:BG9431, NJ 1916, p. 681 (Melk en
water)
Feiten:
Een veehouder heeft met water aangelegde melk laten afleveren onder de benaming ‘volle melk’. De
persoon die de melk uiteindelijk leverde was hiervan niet op de hoogte. De verdachte werd door de
rechtbank schuldig bevonden aan het doen afleveren van melk onder de benaming ‘volle melk’,
terwijl er water was toegevoegd. Door een stof toe te voegen handelde de boer in strijd met Art. 303
APV (art. 47 lid 1 sub 1 Sr.)
Rechtsvraag:
Is de knecht schuldig nu hem geen schuld valt te verwijten?
Overwegingen:
Rechtbank -> oordeelde dat de knecht niet verplicht was tot het testen van de melk en achtte de
veeboer schuldig aan het leveren van aangelegde melk.
HR -> de HR bepaalde dat er in de bepaling in de APV geen sprake hoefde te zijn van enige schuld.
Omdat wij het adagium ‘geen straf zonder schuld’ in ons rechtssysteem kennen, had er voor
strafbaarheid van de knecht uitdrukkelijk in de bepaling moeten zijn opgenomen dat er ook sprake
zou zijn van een overtreding indien er geen schuld aanwezig was. De HR introduceerde hier de
ongeschreven schulduitsluitingsgrond afwezigheid van alle schuld (AVAS). Op grond hiervan verwierp
de HR de cassatiegrond van de boer.
Dictum:
Werknemer is niet strafbaar. En de veeboer is tenlastegelegd het genoemde feit.
HR 16 oktober 1923, ECLI:NL:HR:1923:243, NJ 1923, p.
1329 (Opticien)
Feiten: