WERKBOEK MEDISCHE KENNIS
PSYCHOPATHOLOGIE 1.3B
ONDERDEEL 1. DELIER
1.5 STUDIEVRAGEN BIJ ‘HANDBOEK SPOEDEISENDE PSYCHIATRIE’
1. Welke stoornissen staan centraal in de diagnostische criteria voor het delirium?
- Kenmerkend voor een delirium zijn stoornissen in het bewustzijn en de aandacht, gecombineerd
met stoornissen in de andere cognitieve functies, zoals het denken en het waarnemen. Vaak is het
realiteitsbesef verminderd en vertonen patiënten onvoorspelbaar, gevaarlijk of oppositioneel
gedrag en kunnen ze verward overkomen.
2. Welke 3 verschijningsvormen van een delirium kun je noemen?
- Hyperactieve-hyperalerte delirium De patiënt is onrustig en heeft de neiging om in te gaan op
de impulsen van de buitenwereld. Daarnaast zal de patiënt aan draden, verbanden, infusen, o.i.d.
trekken.
- Hypoactieve-hypoalerte delirium ‘Stille delirium’, patiënt is inactief en komt apatisch over. Stille delirium’, patiënt is inactief en komt apatisch over.
Heeft verminderde respons op de omgeving en de aandacht zakt snel weg.
- Gemengd subtype delirium Het zijn onvoorspelbare wisseling tussen de symptomen van de
twee andere typen.
3. Noem de meest gebruikte screeningsinstrumenten (in Nederland) voor delier.
- De meest gebruikte tests zijn; de confusion assessment method (CAM), Delier observatie
screening schaal (DOS).
4. Waarom is in de thuissituatie lichamelijk onderzoek door de huisartsnoodzakelijk?
- Een lichamelijk onderzoek is noodzakelijk om de oorzaken van het delirium op te sporen, zodat
deze gericht behandeld kunnen worden.
5. Waarom is hetero-anamnestische informatie belangrijk?
- Om een beeld te krijgen van de verandering van het psychisch functioneren van de patiënt, en van
het premorbide functioneren en de veranderingen in de afgelopen uren of dagen, omdat een
delirium kan fluctureren in ernst en symptomatologie over de tijd.
6. Kan de luxerende factor ook klein zijn (om een delier teeroorzaken)?(verklaar)
- Hoe kwetsbaarder de patiënt is, hoe kleiner de luxerende factor kan zijn om een delirium te
veroorzaken. Bijvoorbeeld bij een dementerende vrouw kan een kleine hoeveelheid medicatie
een delirium veroorzaken, maar bij een kerngezonde vrouw kan er veel meer nodig zijn om een
delirium te veroorzaken.
7. Noem 6 risicofactoren voor delier
- Leeftijd > 65 jaar, cognitieve stoornissen of dementie, infectie, fractuur bij opname, virusstoornis,
vrijheidsbeperkende maatregelen.
8. Hoe groot is de prevalentie van delier in de algemene bevolking vanaf 65jaar?
- Varieert van 1,8-2,3%.
9. Hoe groot is de incidentie van delier in de populatie patiënten vanaf 65 jaar in een algemeen
ziekenhuis?
- 10-25% bij patiënten ouder dan 65 jaar in een algemeen ziekenhuis.
10. Van welke 3 factoren is de prognoseafhankelijk?
- De onderliggende lichamelijke aandoeningen
- De mate van kwetsbaarheid van de patiënt
- De resultaten van de behandeling.
, 11. Op welke vier uitgangspunten is de behandeling gebaseerd?
- De behandleing van de onderliggende somatische factoren
- Psychohygiënische maatregelingen, tegenwoordig meestal niet-medicamenteuze interventies
genoemd.
- Medicamenteuze behandeling.
- Veiligheid en beheersbaarheid.
12. In praktijk kan het helpen een grote groep oorzaken van een delirium uit te sluiten die binnen 24
uur levensbedreigend kunnen zijn. Noem de 9 acute oorzaken voor delirium met als geheugensteun
de afkorting:WHHHHIMPS.
- Wernicke encefalopathie en onttrekking (withdrawal)
- Hypoxie
- Hypoglykemie
- Hypoperfusie
- Hypertensieve encefalopathie
- Intracerebrale hemorragie
- Meningitis
- Poisoning
- Seizures
13. De W uit WHHHHIMPS staat voor wernicke-encefalopathie; waar wordt wernicke-encefalopathie
door gekenmerkt?
- De trias oftalmoplegie, ataxie en bewustzijnsveranderingen.
14. Waar wordt een wernicke-encefalopathie door veroorzaakt?
- Thiaminedeficiëntie
15. Een ondervoede delirante patiënt met sterke verdenking op wernicke-encefalopathie ligt op de SEH-
arts te wachten en vraagt je om een kopje koffie met suiker. Wat ga je in deze situatie doen?
- Thiamine toedienen ander kan er een acute thiaminedeficiëntie ontstaan.
16. Wat is een alcoholonthoudingsdelirium (of deliriumtremens)?
- Een hyperactief-hyperalert delirium.
17. Wanneer ontstaat het alcoholonthoudingsdeliriummeestal?
- Het ontstaat meestal tussen 24 uur en vijf dagen na het staken van het gebruik van alcohol, maar
het kan ook eerder of later optreden.
18. Welke symptomen zie je bij eenalcoholonthoudingsdelirium?
- Veel onrust, agitatie, paranoïde wanen, levendige hallucinaties in diverse modaliteiten, verhoogde
suggestibiliteit en autonome verschijnselen ( tachycardie, hypertensie, overmatig transpireren,
hyperthermie, grove tremoren).
19. Op welke complicaties moet je bedacht zijn bij een alcoholonthoudingsdelirium?
- Onttrekkingsinsulten, aspiratiepneumonie, pancreatitis, leverfunctiestoornissen,
vitaminedeficiënties, alcoholische cardiomyopathie en hartritmestoornissen.
20. Welke vitamine wordt gesuppleerd bij een alcoholonthoudingsdelirium ter voorkoming van het
Korsakov-syndroom.
- Vitamine B1 (thiamine) in een dosering van minstens 250 mg per dag im of iv.
21. Welke soorten medicatie worden gebruikt bij de behandeling van een delirium?
- Antipsychotica, Haloperidol, risperidon, olanzapine, quetiapine, aripiprazol, clozapine.
22. Welke medicatie om delier te bestrijden is relatief veilig bij ziekte van Parkinson?
- Clozapine of quetiapine.
23. Wat is het neuroleptisch maligne syndroom(NMS)?
- Een zeldzaam syndroom, waarbij een delirium optreedt in combinatie met hyperthermie,
autonome disregulatie en spierrigiditeit of hypertonie als gevolg van een idiosyncratische reactie
op het gebruik van een antipsychoticum.
24. Wat zijn de symptomen van een NMS?