Geschiedenis SE: H1 t/m H10 + HC
1/2/3/4
Hoofdstuk 1: Jagers en boeren
Tot 3000 v.Chr, prehistorie
1. De levenswijze van jagers-verzamelaars.
2. Ontstaan van landbouw, landbouwsamenlevingen.
3. Ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Eerst was er een agrarische samenleving, later een agrarisch-urbane samenleving.
Door meer landbouwkennis konden jager-verzamelaars op 1 plek blijven en daar verbouwen =
minder nomadisch en meer sedentair. Ook door klimaatverandering was er betere landbouw en
door irrigatie.
Doordat er steeds meer voedsel werd geproduceerd, kwamen er steeds meer mensen en ontstonden
er langzamerhand steden. Door het voedseloverschot ontstond er specialisatie.
Hoofstuk 2: Grieken en Romeinen
3000 v.Chr. – 500 v. Chr, oudheid
1. De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek
in de Griekse stadstaat.
2. De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
3. De groei van het Romeinse imperium, waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde.
4. De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van
Noordwest-Europa
5. De ontwikkeling van het Jodendom en christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Er was sprake van een directe democratie in Athene. In volksvergaderingen kon je burgers
overtuigen m.b.v. sofisten. Er waren ook demagogen, zij beïnvloedden het volk d.m.v. spreken. De
Romeinen namen de Griekse cultuur over, behalve de directe democratie. Toen het steeds slechter
ging met het Romeinse Rijk, werden christenen als bedreiging gezien. Er waren ook filosofen: zij
probeerden rationeel de wereld te verklaren.
De verspreiding van de Griekse cultuur naar het oosten in de tijd van Alexander de Groote heet het
Hellenisme.
De Romeinen hadden een sterk leger, goed verdedigbare grenzen, goede infrastructuur en een goed
bestuur. Zo kon het rijk goed worden uitgebreid.
Op een gegeven moment vallen grote groepen Germanen het Imperium Romanum binnen, want
daar was goede landbouwgrond en ze wilden meeprofiteren van de Romeinse welvaart.
GEVOLGEN chaos, opsplitsing Romeinse rijk: West en Oost.
Germanen slaan op de vlucht voor de Hunnen volksverhuizingen, GEVOLG WRR uit elkaar.
Het Joden en christendom zijn de eerste monotheïstische godsdiensten. Het christendom wordt niet
geaccepteerd door het imperium romanum. Christenen worden streng vervolgd. De volgelingen
waren vaak armen, vrouwen en slaven, want status en rijkdom was niet belangrijk in het
,christendom. Later wordt christendom ook populair bij rijkere burgers. De christenen krijgen de
schuld van de chaos in het rijk. 313: Edict van Milaan gelijke rechten voor christenen.
391: christendom wordt staatsgodsdienst;
Hoofdstuk 3: Monniken en Ridders
500-1000, Vroege Middeleeuwen
1. Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur
2. De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een
zelfvoorzienende agrarische cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid.
3. De verspreiding van het christendom in geheel Europa
4. Het ontstaan en de verspreiding van de islam.
Val Romeinse Rijk =
1. Geen pax Romana maar oorlog
2. Geen handel maar armoede en ziekten, geen ambachtslieden
3. Verval steden, overwegend landbouwsamenleving
4. Geen grote staten/rijken, maar lokale gemeenschappen
5. Geen bestuur, wegen, geld, economie, eenheid autarkische samenleving
6. Verval van kennis en wetenschap, geloof wordt juist belangrijker.
ROMEINSE RIJK MIDDELEEUWEN
Pax Romana Oorlog
Handel Geen handel maar ziekten, armoede
Grote stadstaten/rijken Lokale gemeenschappen
Bestuur, wegen, geldeconomie, *eenheid Autarkische samenleving
Kennis, wetenschap Verval van kennis en wetenschap, geloof
belangrijk.
Steden Verval steden, overwegend
landbouwsamenleving
Feodalisme, oftewel leenstelsel: De leenheer schenkt grond aan de leenman, de leenman biedt raad
en daad. De oorzaak was het vervallen van infrastructuur= geen handel en geen centraal gezag
mogelijk. De band tussen de leenheer en de leenman verwaterde echter, omdat bij overlijden de
zoon van de leenman het land overnam. Hierdoor hoeft hij geen eed af te leggen en geen trouw
zweren, daardoor raken zwakke leenheren de controle over hun leenmannen kwijt.
Hofstelsel: mensen gaven hun vrijheid op voor veiligheid. Ze kregen een stuk land en moesten een
groot deel van de oogst inleveren, of ze moesten herendiensten verrichten. Oorzaak= geen veiligheid
Het christendom werd verspreid door missionarissen uit Ierland. Ze stichtten kloosters als
ziekenhuizen, ze maken verbanden tussen heidense rituelen, toonden de zwakte van het heidense
geloof aan. Wat erg hielp, was eerst de lokale heerser kerstenen.
De Paus heeft de keizer gekroond, hiermee geeft hij de keizer macht. In ruil daarvoor biedt de keizer
de paus bescherming en maakt hij de staatsgodsdienst en verovert nieuwe gebieden.
De islam bracht veel wetenschap en cultuur, astrolabium.
, Hoofdstuk 4: Steden en Staten
500 – 1000, Late Middeleeuwen
1. De opkomst van handel en ambacht die de basis legden voor het herleven van een
agrarisch-urbane samenleving.
2. De opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden
3. Het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de geestelijke
macht het primaat behoorde te hebben.
4. De expansie van de christelijke wereld naar buiten toe, onder andere in de vorm van
kruistochten.
5. Het begin van staatsvorming en centralisatie.
3: monniken en ridders 4: steden en staten
Agrarische samenleving Agrarisch-urbane samenleving
decentralisatie Centralisatie
Geen geld, geen handel Geldeconomie en handel
Samenwerking tussen paus en koning Conflicten tussen paus en koning
Christendom verspreid in Europa Christendom verspreid buiten Europa
(kruistochten)
Landbouwontginningen + betere landbouwmethoden = voedseloverschotten = bevolkingsgroei =
urbanisatie.
Boeren trokken de stad uit, want stedelingen hadden privileges en lage belastingen. Om horigen op
het platteland te houden, werd hen meer vrijheden gegeven.
Het Oosters Schisma, is de scheiding tussen de westelijke en de oosterse kerk.
Op een gegeven moment kreeg de kerk minder steun, aangezien er werd verteld dat men sober
moest leven, terwijl priesters in weelde leven en niet celibatair waren.
Investituurstrijd zorgde in 1122 voor de Concordaat van Worms, daarin stond dat de paus
de bisschoppen benoemt en de investituur krijgt.
KRUISTOCHTEN = alle militaire georganiseerde ondernemingen tegen de vijanden van het rooms-
katholieke geloof (moslims en joden) om Jeruzalem te bevrijden.
WAAROM?
- Paus: laat macht zien aan de wereldlijke macht, voor expansie v.h. christendom en als
prestigestrijd tegen de patriarch van Constantinopel.
- Horigen: manier om zichzelf vrij te vechten
- Kooplieden: zaken doen (met de vele mensen die meeliepen)
- Edelen: nieuwe gebieden veroveren
- Misdadigers: straf ontlopen
- Gelovigen: als je stierf ging je naar de hemel
Door kruistochten ontstonden er handelscontacten. Er werd ook wetenschappelijke Arabische kennis
gedeeld. Dit is misschien het begin v.d. renaissance
Frankrijk: honderdjarige oorlog. Hierna waren hoge oorlogskosten= nieuw belastingstelsel. Met de
belasting kon de koning een centraal bestuur opbouwen en de macht van de adel verminderen. De
regels en belastingen worden geüniformeerd in Vlaanderen. Veel steden kwam in opstand, ze wilden
particularisme.
Hoe zorgde men voor centralisatie?
- Het bestuur op 1 plek
- Hoofdstad
- 1 heerser, geen lokale heersers (graven)