De vijf religies van de wereld Henk schouten
Hoofdstuk 1: Hindoeïsme.
1.1 Naam en oorsprong
Het hindoeïsme is zo veelkleurig en veelvormig, dat je eigenlijk nauwelijks van één religie kunt
spreken. Het heeft een enorme verscheidenheid aan godengestalten, leerstellingen, etc. De naam
´hindoeïsme´ komt van de rivier de Indus. Het gebied ten oosten van de Indus werd India
genoemd en de inheemse religies in het oude India kregen van buitenstaanders de naam
hindoeïsme. De grote verscheidenheid in het geloof worden door de Indier niet als probleem
ervaren, want ´alle rivieren stromen naar dezelfde zee´, oftewel: alle religieuze wegen brengen je
naar hetzelfde doel: de uiteindelijke verlossing.
In het hindoeïsme zijn twee lagen te onderscheiden:
1. De oeroude natuurreligie van de oorspronkelijke bewoners van India. Allerlei natuurkrachten
werden als goden (deva’s) of geesten gezien. (vuur, aarde, bomen, etc.)
2. De religie van de Ariers, (volksstammen die langzamerhand heel India zijn gaan beheersen)
uitgegroeid tot het latere kastenstelsel. Onder invloed van de brahmanen (de priesterkaste),
heeft een doordenking en systematisering van het hindoeïsme plaatsgevonden.
1.2 Dharma: bestemming – kosmische orde – kaste
De uiteindelijke bestemming van de mens ligt niet in deze materiele wereld, maar in het
goddelijke, dat je door het vervolmaken van jezelf kunt bereiken. In de wereld hoort een soort
kosmische orde, die alles in evenwicht houdt. Tot die orde behoort ook het kastenstelsel. Door
geboorte kom je in een kaste of varna (kleur): een sociale groep met dezelfde naam, beroep,
traditie en religieuze praktijken. De kaste geeft dus kleur aan je leven. De vier hoofdkasten zijn:
- Brahmanen (priesters, zieners, filosofen en veelal hogere beroepen)
- Ksatriya’s (de strijders: ridders, prinsen, landbestuurders, koningen)
- Vaisya’s (boeren, kooplieden, handelaren, geschoolde arbeiders)
- Sjoedra’s of dasa’s (ongeschoolde arbeiders, slaven en bedienden)
De vier kasten kennen ook nog duizenden subkasten. Officieel is het kastenstelsel afgeschaft, maar
in de praktijk werkt het nog heel sterk door. Wil je de uiteindelijke verlossing bereiken, dan moet
je je houden aan de regels van de kaste. Anders gaat de orde van de maatschappij verloren. Zo
behoor je ook binnen je eigen kaste te trouwen. Via wedergeboorte kun je een hogere bestemming
bereiken.
In de dharma gaat het niet alleen om de orde van de natuur, maar ook om de morele orde van de
samenleving met de leefregels en reinheidsvoorschriften die behoren bij je kaste en levensstadium.
Daarnaast zijn er algemene principes voor de orde van de dharma: geduld en tevredenheid,
gelijkmoedigheid, vergevingsgezindheid, matigheid, het respecteren van andermans bezit, een rein
leven naar lichaam en geest, de beheersing van de zinnen, het ontwikkelen van wijsheid, het
verwerven van kennis en liefde voor de waarheid.
1.3 De bronnen: de veda’s en de grote verhalen
1.3.1 Veda’s
In de veda’s (= weten) staan vooral voorschriften voor de offers, spreuken, liederen,
bezweringsformules, mantra’s, teksten over rituelen en magische verhandelingen over hoe je moet
omgaan met ziekte, boze geesten e.d. De veda’s worden gezien als goddelijke openbaring, ze
hebben in India groot gezag, maar alleen de brahmanen kunnen ze lezen en uitleggen. De oude
vedische godsdienst is sterk geritualiseerd, persoonlijk geloof en overgave aan een godheid spelen
hierin nauwelijks nog een rol, terwijl dit juist de hoofdkenmerken van het latere hindoeïsme zijn
geworden.
1.3.2 Oepanisjaden
Aan het eind van de vedische periode ontstaan de geschriften van de Oepanisjaden. Zij zoeken
naar de waarheid achter het bestaan van de wereld en haar goden. Hierbij verdwijnt het optimisme
van de veda’s en daarvoor in de plaats komt een meer pessimistisch wereldbeeld. Ook ontstaan de
ideeen over de relatie tussen Brahman (de oergrond van het bestaan) en atman (de diepste
essentie van mijn eigen bestaan), ze zijn in wezen gelijk aan elkaar. Dit inzicht leidt tot verlossing.
Deze identiteit wordt monisme genoemd. Ook ontstaan de opvattingen over karma en reincarnatie.
1
,De vijf religies van de wereld Henk schouten
1.3.3 De grote verhalen
Telkens worden de grote verhalen opnieuw verteld en uitgebeeld. Meer dan de veda´s vormen
deze verhalen de bron van inspiratie voor het leven van alledag. Zoals:
Mahabharata (betekent: het grote verhaal) is een mix van allerlei spannende verhalen en
diepzinnige gedachten.
Bhagavadgita (betekent: de zang van de Verhevene) is een onderdeel van de Mahabharata. Het
bevat dezelfde dialoog. Meestal wordt de strijd van Arjuna (waar de verhalen om draaien)
uitgelegd als een spirituele strijd van het goede tegen het kwade, die in elk mens gestreden moet
worden. Omdat Krisjna centraal staat in de Gita is de verering van een persoonlijke godheid (en
met name van Krisjna) de belangrijkste verlossingsweg geworden in India.
Verhalen over Krisjna: naast de rollen die Krisjna speelt in de Mahabharata en de Ramayana zijn er
nog allerlei andere verhalen over Krisjna in omloop. Populair is het verhaal van de geboorte van
Krisjna als zoon van prins Vasudeva. Met zijn ‘broer’ Balarama maakt hij allerlei avonturen mee,
waarbij de speelse Krisjna steeds weer het kwade overwint.
1.4 Wegen naar verlossing – karma en reïncarnatie
1.4.1 Karma en reïncarnatie
Het hindoeisme gaat ervan uit, dat er achter de zichtbare materiele wereld een transcendente of
bovennatuurlijke werkelijkheid schuilgaat. De transcendente werkelijkheid kan als abstract gezien
worden (het Brahman) en als persoonlijk (een godheid).
Uit Brahman komt alles voort en in Brahman keert alles weer terug, zoals de golven in de zee. Hoé
alles ontstaan is, is voor de hindoe niet van belang. Want we leven in eindeloze tijdperken van
opgang, ondergang en wederkeer.
In ieder mens huist de goddelijke essentie die atman genoemd wordt. Deze essentie verhuist van
bestaansvorm naar bestaansvorm. Deze reïncarnatie/zielsverhuizing omvat niet alleen het
menselijk bestaan, maar al het bestaan. Na de dood kun je dan ook als mens of als dier
wedergeboren worden. Tussen de dood en de wedergeboorte kun je een periode in de hemel of
onderwereld verblijven, maar nooit eeuwig. Hoe je wordt wedergeboren wordt bepaald door je
karma, het gaat daarbij vooral om de intentie waarmee je handelt. Na de dood wordt als het ware
de balans opgemaakt. De vruchten van je handelingen bepalen hoe je leven in je volgende bestaan
zal zijn. Karma bepaalt dus in welk leven je terecht komt, het is vervolgens je eigen
verantwoordelijkheid en vrije wil wat je daarvan maakt. Karma werkt ook binnen dít leven, want
door goede of slechte handelingen schep je in je bewustzijn goede of slechte gewoontes, die
uiteindelijk nu of later effect hebben. Zo kan het geloof in karma ook magisch gebruikt worden,
bijvoorbeeld door met een offer een positief effect na te streven.
1.4.2 Moksja
Onze materiele wereld is niet de uiteindelijke wereld. Omdat de mens telkens opnieuw geboren
wordt, is de hindoe op zoek naar een werkelijkheid die de gewone werkelijkheid overstijgt. De
spirituele werkelijkheid wordt beschouwd als de ware werkelijkheid en de materiele werkelijkheid is
slechts een illusie: de eindeloze kringloop is niet echt opwekkend, telkens heb je weer te maken
met de dood. Je diepste essentie (atman) kan alleen loskomen van het lichaam als je geen karma
meer produceert, geen slechte én geen goede karma. Daar ligt de ware verlossing.
1.4.3 Verlossingswegen (marga’s/yoga’s)
1. Karma – marga: de weg van het handelen
Op deze weg houd je je volledig aan je dharma, je doet wat je moreel en volgens je kaste moet
doen. Dit alles zonder enig eigenbelang of gehechtheid. Zonder karma geen reïncarnatie meer.
Je atman keert bij je dood terug in de oceaan van Brahman. Oorspronkelijk ging het vooral om
het volgen van de juiste regels voor de offerrituelen. Later is het accent meer verschoven in de
richting van de juiste morele houding.
2. Bhakti – marga: de weg van de liefdevolle overgave
Op deze weg richt je je helemaal op de godheid van je keuze (Visjnoe, Krisjna of Sjiva). Bij de
overgave ervaar je de mystieke vereniging van je ziel (atman) met God. Het gaat om pure liefde
zonder doel of bijoogmerk. Bij het hindoeisme is dit de meest gevolgde weg.
2
, De vijf religies van de wereld Henk schouten
3. Jnana – marga: de weg van het inzicht.
Op deze weg wil men door studie en meditatie komen tot een dieper verstaan van de eenheid
van Brahman en atman. Wie in deze ervaring opgaat wordt niet meer wedergeboren, want
zijn atman keert als druppel terug in de oceaan van Brahman. We vinden deze leer vooral in de
‘Vedaanta’ (= einde/einddoel van de Veda). Deze richting wordt monistisch genoemd, omdat het
Brahman gezien wordt als de enige ware werkelijkheid. Al het andere is Maya: illusie.
1.5 De godenwereld
Het hindoeïsme kent een oneindig aantal goden doordat het hindoeïsme in feite een verzameling is
van diverse Indische tradities, met elk hun eigen namen en gestalten (polytheïsme=
meergodendom). Maar, alle goden leiden naar de zelfde eigenschappen van het goddelijke. In de
verering van de goden spelen afbeeldingen een grote rol, omdat in de afbeelding de essentie van
de godheid aanwezig is en daarmee nabij is. Behalve door gebeden en rituelen worden de goden
ook geëerd door hun eten en drinken voor te zetten. Na dit offer (Puja) kunnen de hindoes dit eten
en drinken zelf tot zich nemen.
De belangrijkste goden uit de tijd van de veda’s (Indra, Roedra, Agni, Varuna) komen alleen nog in
de rituele teksten, gebeden en lofzangen voor. In de loop der tijd zijn andere goden veel
belangrijker geworden: Visjnoe, Laksjmi, Sjiva, Durga, Brahma, Sarasvati, Hanuman, Trimoerti,
Istadevata. Ook de koe is heilig, omdat ze staat voor vruchtbaarheid en overvloed. De koe wordt
dan ook gezien als de incarnatie van een godin. Daarom mag haar vlees niet gegeten worden. De
heiligheid van de koe betekent niet dat koeien goed verzorgd worden. Ze mogen alleen overal vrij
rondlopen.
1.6 Ethiek
Ethiek is in India veel minder uitgewerkt, omdat de religieuze dimensie van de verlossing als veel
belangrijker gezien wordt. Wel fungeren in de praktijk de verplichtingen binnen de eigen kaste en
de algemene moraal van de dharma als regels voor moraal. De ethiek is verbonden met de
kosmische wet van karma: het goede werkt het goede uit, het kwade werkt het kwade uit. In het
dagelijks leven gelden de verhalen van Krisjna, de Mahabharata en de Ramayana als de grote
voorbeelden van hoe je in wijsheid en rechtvaardigheid moet leven.
Brahmanen zijn verplicht tot het geven van onderwijs en het verrichten van offers, rituelen en
liefdadigheid. Ksatriya’s zijn verplicht tot het beschermen van hun onderdanen door goed bestuur
en liefdadigheid. Vaisya’s behoren hun beroep correct uit te oefenen en behoren ook liefdadig te
zijn. Sjoedra’s zijn verplicht om dienstbaar te zijn aan de hogere kasten.
De ethiek is sterk persoonlijk georiënteerd en er is geen sociale ethiek zoals in het Westen. Het
gaat immers om je eigen leven en het karma dat je produceert. De sociale orde is verbonden met
de dharma van heel de samenleving.
1.7 De religieuze praktijk
Een hindoe kan zijn godsdienst zowel thuis als in de tempel (mandir) beoefenen en beleven. Thuis
kan hij dit doen door lofzangen en een vuuroffer, in de tempel wordt de offerdienst geleid door de
priester (pandit). De pandit is ook de vertrouwensman van de familie, bij elke ceremonie rond
geboorte, huwelijk, dood etc. wordt zijn hulp ingeroepen. Een offerdienst of vereringsritueel heet
een puja, door puja’s verwerft men beter karma. Reinheid speelt hierin een belangrijke rol.
1.7.1 Overgangsrituelen
De rituelen voor allerlei gebeurtenissen dienen om op belangrijke momenten een godheid te
vereren, maar ook om je innerlijk te reinigen en je bewustzijn te zuiveren. Bijvoorbeeld voor:
zwangerschap, geboorte, naamgeving, kaalscheren van baby’s, inwijding tot leerling (rond 12
jaar), huwelijk en dood.
1.7.2 Hoe wordt je hindoe
Wanneer je geboren wordt binnen een hindoe familie, dan zijn de gebruikelijke rituelen de
natuurlijke vorm van inwijding in de traditie. Wie hindoe wil worden ondergaat het djanew-ritueel
(de tweede geboorte). Meestal voegt men zich dan in een van de veelsoortige hindoetradities door
het volgen van een goeroe. De kring rond deze goeroe heeft dan zijn eigen ritueel van toetreding.
3