100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Portaal samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 10 en 12 €5,99
In winkelwagen

Samenvatting

Portaal samenvatting Hoofdstuk 1 t/m 10 en 12

3 beoordelingen
 125 keer bekeken  24 keer verkocht

Samenvatting: Portaal praktische taaldidactiek voor het basisonderwijs hoofdstuk 1 t/m 10 en 12

Voorbeeld 4 van de 36  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstuk 1 t/m 10 en 12
  • 24 maart 2020
  • 36
  • 2019/2020
  • Samenvatting
book image

Titel boek:

Auteur(s):

  • Uitgave:
  • ISBN:
  • Druk:
Alle documenten voor dit vak (1)

3  beoordelingen

review-writer-avatar

Door: salihabensalah • 2 jaar geleden

review-writer-avatar

Door: lauradegroot2000 • 3 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: jcornelisse • 3 jaar geleden

Bedankt voor je review!

review-writer-avatar

Door: 190159 • 3 jaar geleden

reply-writer-avatar

Door: jcornelisse • 3 jaar geleden

Bedankt voor je review!

avatar-seller
jcornelisse
Portaal samenvatting

Hoofdstuk 1 Taalonderwijs
1.1 Waarom (taal)onderwijs?
Via taal kun je jezelf uiten en verbinden met anderen. We kunnen kennis vergaren en onszelf ontwikkelen.
Taal is verbonden met persoonlijkheid en identiteit.
Ieder kind heeft recht op goed taalonderwijs zodat het nog beter wordt in het zichzelf leren uitdrukken,
contacten aangaan, ontwikkelen en zichzelf leren kennen. Er zijn 3 kernfuncties van onderwijs:
1. Kwalificatie: is het eigen maken van kennis, vaardigheden en houdingen. Eerst leren kinderen de
basiskwalificaties, daarna leren ze specifieker voor bijv. een beroep. Daarbij horen specifieke
taalvaardigheden.
2. Socialisatie: is het voorbereid worden op een leven als lid van een gemeenschap. Dit is het proces
waarbij iemand bewust en onbewust cultuurkenmerken van en groep overneemt.
3. Subjectivering: is de vorming van een persoon. De mens wordt gezien als subject en niet als object.
Leerlingen moeten bewust worden van hun verantwoordelijkheid.
Leerlingen leren taal voor spreken, luisteren, schrijven en lezen. Ze kunnen dit ook in andere vakken
verwerven en kwalificeren zich om in de multiculturele samenleving te leven. Taal is een belangrijk element
in onze cultuur. Het is een verschil tussen alle andere levenssoorten van onze wereld. Leerlingen leren
zichzelf kennen en uitdrukken via taal.

1.2 Visies
Scholen richten hun onderwijs in op grond van aannames over hoe het onderwijs het best gegeven kan
worden en hoe de leerlingen leren. Deze kunnen gebaseerd zijn op verschillende leertheorieën. Het
constructivisme stelt de interactie tussen de lerende en de leeromgeving centraal. Naast wetenschappelijke
theorieën zijn er ook maatschappelijke ontwikkelingen. Er is steeds meer aandacht voor de 21 e-eeuwse
vaardigheden.

Er zijn acht belangrijke visies op taalonderwijs:
1. Traditioneel taalonderwijs: taal is belangrijkste drager van cultuur, de nadruk ligt op schriftelijke
vaardigheden, sterk accent op spelling. Leestechniek, leesbegrip en leesbeleving worden uit elkaar
gehouden.
Voordeel: overzichtelijk door deelaspecten.
Nadeel: aandacht voor domeinen is niet evenwichtig, minder betekenisvol.
2. Thematisch-cursorisch taalonderwijs: gaat ervan uit dat leerlingen taal leren door het te gebruiken in
zinvolle situaties.
Voordeel: zijn bezig met activiteiten die als zinvol worden ervaren.
Nadeel: kost veel tijd, lastig om een balans te vinden tussen thematisch en cursorisch werken.
3. Taal bij alle vakken: gaat ervan uit dat taal meer is dan alleen een materie die geleerd moet worden.
Het is sterk gericht op interactie.
Voordeel: het is betekenisvol, transferproblemen worden voorkomen.
Nadeel: sommige onderdelen komen niet goed uit de verf.
4. Communicatief onderwijs: leerlingen leren om goed mondeling en schriftelijk te communiceren.
Zender, boodschap, ontvanger.
Voordeel: leerlingen raken gemotiveerd.
Nadeel: deze situaties kunnen geknutseld worden.
5. Whole-language benadering: gaat ervan uit dat het onmogelijk is om taal in kleinere domeinen aan
te leren. De taal wordt als geheel aangeboden.
6. Strategisch taalonderwijs: voor het uitvoeren van communicatieve taken moeten leerlingen
strategieën leren.
Voordeel: middel om greep op de taal te krijgen.
Nadeel: strategieën worden een doel in plaats van een middel.



Joyce Cornelisse

, Portaal samenvatting

7. Taakgericht taalonderwijs: leerlingen leren niet alleen taal om er taken mee uit ze voeren, ze leren
ook door zulke taken uit te voeren. Er gelden dezelfde voor- en nadelen als voor het communicatief
onderwijs.
8. Interactief taalonderwijs: deze visie kent drie pijlers: betekenisvol leren (kinderen leren het best in
contexten die betekenisvol zijn), sociaal leren (leerlingen leren in samenspraak en samenwerking) en
strategisch leren (leerlingen hebben concrete strategieën nodig om bepaalde taalproblemen op
efficiënte wijze op te lossen). Interactief taalonderwijs verenigt veel van de visies die eerder
genoemd zijn (behalve die van traditioneel taalonderwijs).
Vrijwel geen enkele leerkracht geeft les vanuit één visie. Het belangrijk dat hij weet welke overwegingen aan
zijn keuze voor een bepaalde taalactiviteit ten grondslag liggen.

1.3 Inhouden en doelen
Er zijn vier soorten in het taalonderwijs die we onderscheiden:
1. Vaardigheden (spreken, luisteren, schrijven en lezen).
2. Woordenschat.
3. Jeugdliteratuur.
4. Taalbeschouwing.
Woordenschat speelt een belangrijke rol bij elk taaldomein. Het lezen van jeugdliteratuur heeft een
taalverwervingsdoel. Taalbeschouwing is nadenken over taal. Hierbij reflecteer je over de taal, dit is
ondersteunend. Ten tweede is het de moeite waar, omdat taal een prachtig verschijnsel is.

Er zijn verschillende doelen.
 Kerndoelen:
De overheid stelt globale doelen op. Scholen zijn verplicht om deze te volgen. Het zijn geen eisen
aan leerlingen maar aan leerkrachten. Er zijn twaalf kerndoelen.
 Tussendoelen:
De overheid heeft tussendoelen en leerlijnen laten ontwikkelen. Deze kunnen scholen gebruiken als
advies er zijn drie overzichten met tussendoelen ontwikkeld:
1. Tussendoelen beginnende geletterdheid
2. Tussendelen gevorderde geletterdheid.
3. Tussendoelen mondelinge communicatie.
 Het Referentiekader taal en rekenen:
Kerndoelen geven aan welk aanbod een school moet realiseren, maar ze zeggen niks over het niveau
van de leerlingen. In het referentiekader staat beschreven wat leerlingen op verschillende
momenten in hun schoolloopbaan moeten kunnen (op het gebied van taal en rekenen). Er zijn vier
domeinen:
1. Mondelinge taalvaardigheid.
2. Lezen.
3. Schrijven.
4. Begrippenlijst en taalverzorging.

Voor deze domeinen worden vier niveaus onderscheiden: 1F (eind basisschool, speciaal onderwijs en
praktijkonderwijs), 2F (mbo 1, 2, 3 en vmbo), 3F (mbo 4 en eind havo), 4F (eind vwo).

 Leerstoflijnen:
Dit gaat erover hoe je de leerstof voor de verschillende domeinen (zie hierboven) opbouwt in groep
1 t/m groep 8.
 Doelen uit de methode of zelfgekozen doelen:
Methodemakers gebruiken de wettelijke doelen. Achter methodische materialen liggen leerlijnen
die door de makers zijn ontwikkeld. Niet elke school gebruikt een methode om taalonderwijs te
geven.


Joyce Cornelisse

, Portaal samenvatting

 Groeps- en individuele doelen:
Leerkrachten die les geven uit een methode kunnen ervoor kiezen om aparte taaldoelen te
formuleren voor groepjes leerlingen of individuele leerlingen.

1.4 Didactiek van het taalonderwijs
De visie op taalonderwijs bepaalt voor een groot deel ook de didactiek. Er zijn twee manieren waarop
leerlingen leren: incidenteel (onbedoeld) en intentioneel (expres). De leraar is de regisseur van de
activiteiten, er zijn twee leersituaties: instructieve leersituaties (directe instructie + oefenen) en
constructieve leersituaties (leerkracht gaat in op leervragen en laat het via hulpmiddelen de activiteiten
uitvoeren). Routines kunnen ook zorgen voor betekenisvolle taalactiviteiten.
De keuze voor een instructieve leersituatie of een constructieve leersituatie hangt af van: zijn visie op
taalonderwijs en de inhoud van de leerstof (het ene onderwerp is misschien meer geschikt).

1.6 Uitgangspunten
De ene leerkracht is sterk gericht op de vorm van taal, de andere op inhoud van taal. Verschillende
aanpakken van school is terug te zien in het taalonderwijs. Als leerkrachten bewust worden van de keuzes
die zij maken, wordt het makkelijker om over taalonderwijs te praten. Daardoor weet je wat je wil en wat
niet, je kan een betere keus maken en die verantwoorden.
Volgens portaal voldoet goed taalonderwijs aan deze negen uitgangspunten:
1. Goed taalonderwijs is bedoeld voor iedereen en kindgericht.
2. Goed taalonderwijs sprankelt.
3. Goed taalonderwijs is doel en middel.
4. Goed taalonderwijs heeft een balans van aandacht voor deelvaardigheden en voor het geheel.
5. Goed taalonderwijs is doelgericht.
6. Goed taalonderwijs is betekenisvol en functioneel.
7. Goed taalonderwijs is taal ontwikkelend.
8. Goed taalonderwijs is gericht op bedoeling, proces en effect.
9. Goed taalonderwijs is interactief.

1.7 Evaluatie van het taalonderwijs
 Formatieve en summatieve toetsen
 Er zijn toetsen die aspecten van taalvaardigheid van leerlingen in beeld brengen
- Belangrijk is dat de leraar zich realiseert wat er precies wordt getoetst.
 Er zijn observatiemodellen, bijvoorbeeld ingebed en protfolio’s
 Er vooral is er: de deskundigheid van de leraar (die toetsen, observatiemodellen enzovoort hanteert).

Goed taalonderwijs is:
 Altijd zoeken naar een balans tussen sturen, leiden en volgen van de ontwikkeling van het kind.
 Voor iedereen en kindgericht
 Sprankelend
 Doel en middel
 Balans en analyse en synthese
 Doelgericht
 Betekenisvol en functioneel
 Taalontwikkelend
 Gericht op bedoeling, proces en effect
 Interactief




Joyce Cornelisse

, Portaal samenvatting

Hoofdstuk 2 Taal
2.1 Wat is taal?
De vier vaardigheden van taal (lezen, luisteren, Productief Receptief
schrijven en spreken) kunnen we uit elkaar houden
met behulp van: het onderscheid tussen gesproken Mondeling Spreken Luisteren
en geschreven taal en het onderscheid tussen Schriftelijk Schrijven Lezen
receptieve (ontvangen) en productieve (zelf
produceren) processen.

- Ontluikende geletterdheid: 0-4 jaar, ontdekken dat er geschreven taal bestaat.
- Beginnende geletterdheid: Groep 1,2 en 3, leren het alfabetisch schrift en het verbrand tussen
gesproken en geschreven taal. Hechten een betekenis aan woorden.
- Gevorderde geletterdheid: Groep 4 t/m groep 8. Lezen gemakkelijker moeilijke teksten (automatiseren).
Kunnen hun gedachten en gevoelens omzetten in taal.

Omschrijvingen van taal: Taal is een complex systeem van tekens en regels waarmee mensen betekenissen
met elkaar uitwisselen met verschillende functies.
- Taal heeft verschillende functies: contact onderhouden (communiceren), zien hoe de wereld in elkaar
steekt (conceptualiseren) en jezelf uitdrukken (expressief).
- Taal heeft betekenis: je kunt verwijzen naar de werkelijkheid (feiten, ervaringen).
- Taal heeft een systeem: klanken, woorden en zinnen worden gecombineerd volgens bepaalde regels.

2.2 Functies van taal
Bij communicatie is er altijd sprake van een zender, een boodschap en een ontvanger. Dit vindt altijd plaats
in een context. Er vindt communicatie plaats via schrift en mondeling. Een monoloog is wanneer één
persoon praat, bij een dialoog zijn het er twee. Er zijn een paar communicatieregels:
- Duidelijk
- Efficiënt
- Gepast
- Aantrekkelijk
- Correct

Principes voor mondelinge communicatie (Watzlawick):
- Je kunt niet niét communiceren.
- Iedere communicatie-uiting heeft een inhoudsaspect en een betrekkingsaspect.
- Ieder heeft zijn eigen waarheid.
- Mensen communiceren verbaal, maar vooral non-verbaal.
- De macht in gesprekken zijn meestal niet gelijkwaardig verdeeld.
Een boodschap bevat vier aspecten (Schulz von Thun):
- Zakelijk, boodschap heeft bepaalde inhoud.
- Expressief, boodschap vertelt iets over de persoonlijkheid van de zender.
- Relationele, boodschap geeft aan hoe zender de ontvanger ziet.
- Appellerende, boodschap doet een apel op de ontvanger om invloed uit te oefenen.
De pragmatiek onderzoekt hoe het komt dat de ene boodschap effectiever is dan de andere, hoe je
beleefdheid uit in taal, hoe beurtverdeling loopt in gesprekken, het verschil tussen wat iemand zegt en wat
iemand bedoelt en het verschil tussen bedoeling en effect.
Taal geeft ons woorden die verwijzen naar concepten uit de werkelijkheid (de conceptualiserende functie).
Taal is ook een middel om je gevoelens te uiten. Ieder mens heeft de behoefte om zich uit te drukken
(gedicht, schilderij). Je maakt gebruik van non-verbale expressie in bijv. een gesprek.




Joyce Cornelisse

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper jcornelisse. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,99. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 56326 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€5,99  24x  verkocht
  • (3)
In winkelwagen
Toegevoegd