Samenvatting sociologie bestuurskunde 1
Hoorcollege 1 (slides & aantekeningen) + hf 1 uit boek; Sociologie en de
sociologische verwondering
Wat is Sociologie?: Comte
1. De wetenschap van de maatschappij/samenlevingen sociale structuren in de
maatschappij blootleggen de maatschappij gaat over de sociale mechaniek in
samenlevingen
2. De wetenschap van menselijke groepen
3. De wetenschap van de manier waarop mensen met elkaar samenleven
-Grondlegger sociologie: Auguste Comte (1798-1857) hij heeft woord sociologie bedacht
hij benadrukte dat de belangrijkste taak van sociologie was om ongefundeerde ‘geloven’
over de werking van de samenleving door te prikken en te vervangen door
wetenschappelijke inzichten menselijke betrekkingen binnen samenlevingen niet door de
natuur of God opgelegd, maar als resultaat van het menselijk handelen zelf
-Sociologie is dus de wetenschap (wetenschap = betrouwbaar & empirisch) van de
maatschappij
-Maatschappij raakt verweven met nationale staten (vanaf 19e eeuw) maatschappij is niet
gelijk aan de nationale staat maatschappij wordt onvoldoende om wetenschap van
sociologie te studeren
-Later: sociale relaties mensen met elkaar verbonden, zonder gemeenschappelijke
identiteit
-Uiteindelijke definitie sociologie: de wetenschap van de manieren waarop mensen met
elkaar samenleven
Sociologie richt zich op het sociale:
-In de sociologie staat sociaal voor alles wat zich tussen mensen afspeelt en alles wat
mensen met elkaar verbindt
-Sociaal is niet alleen hulpvaardig, vredelievend en vriendschappelijk, maar ook ruzie,
conflict en dwang (dus zowel positief als negatief)
-Sociaal staat niet tegenover het individuele, ieder individu is onontkoombaar onderdeel van
de maatschappij wederzijdse beïnvloeding (interactie) tussen individu en omgeving
-Individuen vormen samen de maatschappij en de maatschappij vormt individuen
,De aard van de sociale werkelijkheid: Durkheim, Elias en Giddens
-Het sociale universum wat wij met elkaar vormen, dat ons beïnvloed en waar we ons niet
buiten kunnen plaatsen
Durkheim (1895) noemt het een sui generis, een eigensoortige werkelijkheid die niet
kan worden herleid tot (eigenschappen van) het individu
Elias (1971) heeft het in dit kader over relatieve autonomie, gedrag is alleen te
begrijpen in relatie tot omgeving individuen brengen sociale processen voort die
geen van hen van tevoren zo bedoeld heeft
Giddens (2009): “Het is aan de sociologie om verbanden te onderzoeken tussen wat
de maatschappij van ons maakt en wat we van onszelf en de maatschappij maken
Het belang van sociologische kennis
1. Kritiekfunctie voornemens die openbaar bestuur maken analyseren (= technische
kritiek), ideologiekritiek
2. Beheersfunctie samenleving sturen/beheersen
3. Ordeningsfunctie complexe samenleving proberen te ordenen en te begrijpen
Wat is je sociologisch verwonderen?: Mills en Schuyt
-Individuele ervaringen koppelen aan de samenleving waartoe je je verhoudt (Mills, 1959):
“[…] the vivid awareness of the relationship between private experience and the wider
society” (= relevante theorie voor bestuurskundigen) sociologische verbeeldingskracht =
dat mensen ogenschijnlijk los van elkaar staande persoonlijke ervaringen, situaties en
problemen moeten leren zien in het licht van de manier waarop de maatschappij
functioneert:
1. Jezelf wegdenken van vertrouwde routines van het dagelijks leven
2. Bereid om sociale wereld vanuit het perspectief van anderen te begrijpen
3. maatschappelijke problemen staan in relatie tot omgeving focus op sociale
omstandigheden die sociale problemen veroorzaken zie 6 criteria Schuyt (1997) over
maatschappelijke problemen (sociologisch relevante problemen):
Er moet sprake zijn van een aanzienlijk aantal getroffenen
Het moet gaan om persoonlijk letsel van die getroffenen (private troubles van Mills)
Het moet samenhangen met andere problemen
Het probleem is niet tijdelijk van aard, maar structureel en van lange duur
Het moet bovenpersoonlijke oorzaken hebben (waar je zelf als individu geen invloed
op hebt)
Het moet tegen serieuze waarden ingaan
, Wat zijn basisbegrippen van de sociologie?
Interactie = Het afstemmen van gedrag, praten etc. met elkaar
Sociaal handelen = Handelen is bepaald door wat we eerder aangeleerd hebben gekregen
Waarden = diepgaand, wat is goed, wat is fout (ethiek) gedeelde voorstellingen over wat
juist en goed is en daardoor nastrevenswaardig
Normen = Gedragsregels die voortkomen uit waarden
Gewoontevorming = Dingen die we continu doen
Socialisatie = Het aanleren van sociaal gedrag
Civilisatie = Beschouwing samenleving socialiseert zich tot beschaving vanuit
samenleving ontstaan weer sociale patronen duurt heel lang voordat beschaving ontstaat
Cultuur = Gedragsrepertoire van bepaalde groep
Interdependentie = onderlinge afhankelijkheid steeds meer afhankelijk van elkaar door
toenemende globalisering
Cultuur en socialisatie
-Mensen die met elkaar omgaan, beïnvloeden elkaar
-Mensen ontwikkelen een gemeenschappelijk repertoire van kennis, symbolen, gewoonte,
opvattingen, vaardigheden en normen
-Samenlevingen en groepen worden gekenmerkt door een bepaalde cultuur
-Enculturatie = cultuur aanleren
-Acculturatie = je hebt al een cultuur, maar ook een nieuwe cultuur aanleren
- Cultuur wordt overgedragen aan nieuwe leden, dit proces noemen we socialisatie
-Primaire socialisatie (door directe naasten ouders/opvoeders) & secundaire socialisatie
(interactie met andere omgevingen bijv. kerk, school etc.)
Interdependentie
-Mensen overleven in een collectiviteit ( en dus niet alleen) en zijn afhankelijk van elkaar
-Dit geldt niet alleen voor zieken, bejaarden, invalide en kinderen, maar ook voor gezonde
volwassenen
-Durkheim (1967) verwierp de voorstelling dat mensen oorspronkelijk individualisten waren
en later werden opgenomen in collectiviteit