Tentamen, 60 meerkeuzevragen
Literatuur: Ethiek de basis
Peter Toorneman
Algemene leerdoelen:
- De student kan morele oordelen onderscheiden van andere oordelen.
- De student onderscheid waarden, normen en deugden en de ethische theorieën,
plichtethiek, gevolgenethiek en deugdenethiek.
- De student kan morele begrippen als verantwoordelijkheid, vrijheid, rechtvaardigheid,
integriteit benoemen en onderscheiden in de praktijk.
- De student kan verschillende vormen van rechten vanuit de ethiek onderscheiden.
- De student kan het begrip normatieve professionaliteit toepassen.
- De student kan op systematische wijze een situatie moreel beoordelen.
- De student kan de juiste handelwijze van Sandel onderbouwen.
- De student kan rechtvaardigheid vanuit het Utilisme, Kant, Raws en Aristoteles
onderscheiden en benoemen.
Hoofdstuk 1: Moraal, een kwestie van oordelen
Socrates: ging in gesprek, voerde dialogen.
Prikkelde mensen om het eigen leven kritisch te onderzoeken om het meer eigenheid te
geven: sidderrog.
Zag zich als: verloskundige van de ziel. Hij probeerde dat wat je al weet uit je te trekken door
vragen te stellen (vroedvrouwtechniek). Spoort mensen aan om zelf na te denken.
De aanpak van Socrates:
- Een niet-wetende houding
- Vragend, vanuit verwondering
- Onderzoekshouding
- Op zoek naar inzichten, ideeën, principes, die in de ervaring opgesloten liggen.
Bijv. vriendschap, rechtvaardigheid
- Een leven zonder zelfonderzoek is niet waar geleefd te worden
Dialoog = de basis van de democratie, elkaar proberen met redelijke argumenten te
overtuigen, en hiervoor openstaan.
,1.1: Het intuïtief moreel oordeel
Drie processen die zich in je bewustzijn afspelen:
1. Je oordeelt dat iets goed of slecht is (je vindt iets)
2. Je kent je oordeel (je weet je mening en kent andermans standpunt)
3. Je voelt dat je het oneens bent met de ander (het oordeel geeft een bepaald gevoel)
John Dewey: Je voelt wie je bent, je weet wie je bent, en je kiest ervoor wie je bent.
2.2: Het verschil tussen kennen, oordelen en voelen
Als je de wereld kent, plaats je dat wat er gebeurt buiten jezelf en beschrijft het vervolgens.
- Dit proces heet objectiveren
- Het resultaat hiervan is kennis van de buitenwereld (een objectief domein).
Een kenmerk van kennis is dat het gemakkelijk uitwisselbaar is tussen mensen.
Als je de wereld beleeft, richt je je op wat er innerlijk met je gebeurt. Je voelt wat je
meemaakt alsof de wereld zich in jou zelf afspeelt.
- Dit proces heet subjectiviseren
- Het resultaat is een gevoel in je binnenwereld (een subjectief domein).
(De trein is het station al uit maar je voelt het nog in je hoofd en in je lijf).
Gevoelens zijn niet uitwisselbaar
Als je de wereld beoordeelt, richt je je op gedrag van mensen en wat jij daarvan vindt. Je
verbindt gedrag van anderen met je eigen oordeel.
- Dit proces heet normeren.
- Het resultaat is een verbinding van jezelf met anderen ofwel een tussenwereld
(normatief domein).
Beter uitwisselbaar dan gevoelens maar minder uitwisselbaar dan kennis. Niet persoonlijk
maar wel persoonsgebonden.
Driewereldenmodel (drie manieren van spreken): → tentamenvragen
1. Feiten/objectief
- Wat doe je: je spreekt over de objectieve buitenwereld
- Resultaat: objectieve feiten (kennis)
- Centrale vraag: wat is waar?
2. Oordelen/normatief
- Wat doe je: je verbindt jezelf met anderen, verwachtingen van iemand anders
- Resultaat: morele, normatieve oordelen (waarden)
- Centrale vraag: wat is juist?
3. Gevoelens/subjectief
- Wat doe je: je spreekt over jouw eigen subjectieve binnenwereld
- Resultaat: subjectieve emoties/gevoelens
- Centrale vraag: hoe voel ik me?
Valkuilen:
- Subjectief: morele oordelen tot een gevoel reduceren, alsof je gevoel het
, doorslaggevende argument is in een moreel gesprek.
- Objectief: morele oordelen beschouwen als feiten die je als waarheid moet
aannemen.
- Normatief: van alles de morele kant willen zien, bij alles zich afvragen of het moreel
verantwoord is.
1.3: Waaraan herken je een moreel oordeel?
Moreel oordeel = een waardering van menselijk gedrag aan de hand van morele
uitgangspunten.
5 kenmerken van morele oordelen:
1. Gaat over menselijk gedrag:
Een oordeel over het gedrag van mensen.
2. Overstijgt het individuele:
Universaliteitsprincipe = oordelen in één situatie betekent automatisch ook oordeel
over anderen in zo’n zelfde situatie. (wat ik voor mij goed vind, verwacht ik ook van
jou).
3. Is normatief (geeft aan hoe het hoort)
Gaat over hoe de wereld zou moeten zijn.
4. Is gericht op het goede
Zaken die op zichzelf goed of nastrevenswaardig zijn. Het is goed op zichzelf, zelfs
wanneer het niet tot resultaten leidt = morele uitgangspunten.
5. Kan morele verontwaardiging veroorzaken
Verontwaardiging is een gevolg van het oordeel en niet het oordeel zelf. Een gevoel
die het oordeel met zich meebrengt.
1.4: Ethiek, moraal en het moreel vertoog
Ethiek = de wetenschap die moraal bestudeert en die tracht de moraal verder te helpen
door nieuwe argumenten te ontwikkelen en te gebruiken in afwegingen.
Moraal = het geheel van gedeelde morele oordelen van een groep dat ontstaat in een
gesprek. Het is het geheel van morele regels waarvan wij onszelf en anderen in redelijkheid
gehouden achten.
Moreel vertoog = het geheel aan communicatie en de interactie waarin mensen hun morele
oordelen vormen en op elkaar afstemmen (een gesprek).
Dit vindt in gezinnen, in organisaties en in de samenleving plaats.
Ethiek gaat over de morele kant van:
- Jullie persoonlijk functioneren
- Omgang met cliënten, patiënten, burgers, inwoners, bewoners
- De gevolgen hiervan instellingen, woonwijk, buurt en de algemene opvattingen over