Tentamen
oncologische
behandeling
Minor Oncologie
UITWERKING LEERUITKOMSTEN
Tentamen oncologische
behandeling
,Uitwerking van de leeruitkomsten
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1: Kanker, diagnostiek en stadiëring.....................................................2
Hoofdstuk 2: Oncogenetica.................................................................................... 7
Hoofdstuk 1 en 2: Onderzoeken........................................................................... 16
Hoofdstuk 6: Leeftijdsspecifieke oncologische zorg..............................................19
Hoofdstuk 13: Radiotherapie................................................................................ 20
Hoofdstuk 27.2: Prostaatcarcinoom......................................................................28
Hoofdstuk 16: Immuun- en targeted therapie......................................................33
Hoofdstuk 26: Thoracale oncologie......................................................................42
Hoofdstuk 14: Chemotherapie.............................................................................. 50
Hoofdstuk 15: Anti-hormonale therapie................................................................58
Hoofdstuk 24: Mammacarcinoom.........................................................................63
Hoofdstuk 19: Dermatologische oncologie...........................................................71
Hoofdstuk 20.9-20.12: Colorectaal carcinoom & stoma-, wond- en
incontinentiezorg.................................................................................................. 80
Hoofdstuk 12: Chirurgie........................................................................................ 86
Hoofdstuk 5: Verpleegkundige methodiek en de oncologische patiënt................92
Hoofdstuk 8: Palliatieve zorg.............................................................................. 106
Hoofdstuk 22: Hematologische oncologie..........................................................113
,Hoofdstuk 1: Kanker, diagnostiek en stadiëring
Kan in grote lijnen de epidemiologie en etiologie van kanker benoemen
Epidemiologie van kanker: Epidemiologie is de wetenschap die de frequentie en spreiding
van ziekten, zoals kanker, onderzoekt, evenals de oorzaken die aan deze verspreiding ten
grondslag liggen. In Nederland wordt de incidentie, prevalentie, en sterfte aan kanker sinds
1989 jaarlijks beschreven door de Nederlandse Kankerregistratie (NKR). Deze gegevens
helpen bij het in kaart brengen van de omvang en impact van kanker in Nederland,
ondersteunen de planning en kwaliteitsbevordering van de zorg en worden gebruikt in
klinisch en epidemiologisch onderzoek naar kanker. In 2018 werd bij ongeveer 110.000
Nederlanders kanker vastgesteld, waarvan het merendeel (ongeveer twee derde) ouder was
dan 60 jaar.
Etiologie van kanker: Etiologie is de leer van ziekten en hun oorzaken. Kanker ontstaat
door genetische veranderingen in lichaamscellen die daardoor veranderen in tumorcellen.
De afgelopen jaren is dankzij genetisch onderzoek veel kennis vergaard over de specifieke
genetische veranderingen die bij diverse vormen van kanker een rol spelen. Dit inzicht
draagt bij aan een betere diagnostiek en de ontwikkeling van doelgerichte geneesmiddelen.
De oorzaak van kanker is soms te herleiden tot specifieke genetische veranderingen, wat
mogelijkheden biedt voor preventieve en behandelingsstrategieën.
Kan de drie vormen van preventie benoemen, inclusief voorbeelden daarvan
Primaire preventies zijn interventies met als doel een ziekte te voorkomen door de
oorzaken weg te nemen. De doelgroep is de gezonde populatie. Hierbij wordt de bevolking
gemotiveerd tot gezond gedrag. Bijvoorbeeld stoppen met roken, aanpassen eetgewoontes,
zongedrag.
Secundaire preventies zijn diagnostische handelingen met als doel ziekten vroegtijdig op te
sporen. De doelgroep bestaat uit personen die ziek zijn, een verhoogd risico of een bepaalde
genetische aanleg hebben. Hierbij worden ze gemotiveerd tot het uitvoeren van
zelfonderzoek (bijvoorbeeld huid, testis en borst). Maar ook het identificeren van
hoogrisicogroepen en intensieve controle van deze groepen (bijvoorbeeld bij vóórkomen van
familiaire vormen van kanker) valt onder secundaire preventie.
Tertiaire preventies zijn vormen van zorg die erop gericht zijn de gezondheidstoestand te
verbeteren door onder meer het verbeteren van de zelfredzaamheid, voorkómen of uitstellen
van complicaties of progressie van de ziekte.
Kan uitleggen wat een carcinoma in situ is
Een carcinoma in situ (CIS) is een vroege vorm van kanker waarbij de tumorcellen zich
uitsluitend binnen het epitheel bevinden, zonder dat ze zijn doorgedrongen in omliggende
weefsels. Dit betekent dat de tumor nog niet invasief groeit en de omliggende structuren niet
infiltreert.
In bepaalde carcinomen, zoals borst- (mammacarcinoom) en baarmoederhalskanker
(cervixcarcinoom), kan een carcinoma in situ soms jaren stabiel blijven zonder door te
groeien in dieper gelegen weefsels. Wanneer een carcinoma in situ echter niet behandeld
wordt, kan het uiteindelijk wel doorgroeien en invasief worden, wat betekent dat de
tumorcellen kunnen uitzaaien en zich elders in het lichaam kunnen verspreiden.
, Belangrijk is dat als een carcinoma in situ in zijn geheel wordt verwijderd, er geen risico is op
uitzaaiingen (metastasen) naar andere delen van het lichaam.
Kan de exogene en endogene factoren van kanker benoemen, inclusief voorbeelden
Exogene factoren: factoren van buitenaf Endogene factoren: vanuit het
- Roken lichaam
- Voeding - Hormonale invloeden
- Bewegen (testosteron rol bij groei
- Alcohol van de tumoren)
- Zonlicht - Genetische factoren
- Overgewicht - Gevolg van andere ziekten
- Ioniserende straling Na hepatitis of bij
- Beroepsrisico levercirrose
- Geneesmiddelen (overmatig gebruik tamoxifen Met de ziekte van Crohn of
remt ontstaan mammacarcinoom, maar collitis ulcerosa
verhoogt het risico op endometriumcarcinoom )
- Infecties (HPV)
- Milieu
Kan de normale celdeling en de carcinogenese uitleggen met behulp van de termen
(proto-)oncogenen en tumorsuppressorgenen
Carcinogenese = het proces van het ontstaan van kwaadaardige tumoren
Verschillende genetische veranderingen zijn noodzakelijk om een normale cel te kunnen
veranderen in een tumorcel. Elke tumorsoort bevat een andere set gemuteerde genen.
Wat zijn de twee hoofdrolspelers bij het ontstaan van kanker?
- Oncogenen en tumorsuppressorgenen
Normale celdeling en rol van (proto-)oncogenen en tumorsuppressorgenen
1. Normale Celdeling Celdeling is essentieel voor groei, herstel, en het behoud van
weefsels. Dit proces wordt nauwkeurig gereguleerd door verschillende soorten
genen, waaronder proto-oncogenen en tumorsuppressorgenen. In een gezond
lichaam zorgt deze regulatie ervoor dat cellen zich delen wanneer dat nodig is, en dat
de deling stopt als cellen beschadigd zijn of als er geen groei nodig is.
2. Proto-oncogenen Proto-oncogenen zijn genen die normale celdeling en groei
stimuleren. Ze coderen voor eiwitten die signalen geven aan de cel om door de
verschillende fasen van de celdeling te gaan, of om op specifieke signalen te
reageren die celdeling stimuleren. Onder normale omstandigheden werken proto-
oncogenen gecontroleerd en stimuleren ze de celcyclus op een veilige en
gereguleerde manier.
3. Tumorsuppressorgenen Tumorsuppressorgenen hebben een tegenovergestelde
functie: ze zorgen ervoor dat celdeling stopt wanneer dat nodig is. Ze controleren of
de cel veilig door de fasen van de celdeling kan gaan en kunnen de celcyclus
stoppen als er DNA-schade of andere problemen zijn. Tumorsuppressorgenen
coderen voor eiwitten die de celcyclus stilleggen, DNA-reparatie stimuleren, of cellen
aanzetten tot geprogrammeerde celdood (apoptose) als er schade is die niet kan
worden hersteld.
, 4. Carcinogenese (Ontstaan van Kanker) Carcinogenese, oftewel de vorming van
kanker, treedt op wanneer de regulatie van celdeling verstoord raakt. Dit gebeurt
meestal door mutaties in proto-oncogenen en tumorsuppressorgenen.
- Van Proto-oncogenen naar Oncogenen: Proto-oncogenen kunnen door mutaties
veranderen in oncogenen. Oncogenen zijn gemuteerde of overactieve vormen van
proto-oncogenen die de cel aanzetten tot ongeremde celdeling. Ze geven constant
signalen door die celdeling stimuleren, zelfs als dit niet nodig is. Dit leidt tot een
ongecontroleerde celgroei, wat een eerste stap kan zijn in de richting van
tumorvorming.
- Verlies van Tumorsuppressorgenen: Wanneer tumorsuppressorgenen beschadigd
raken of niet goed functioneren door mutaties, kunnen ze hun remmende werking op
de celdeling verliezen. Dit betekent dat cellen met DNA-schade of andere afwijkingen
toch kunnen blijven delen in plaats van te stoppen of in apoptose te gaan. Hierdoor
kunnen afwijkende cellen zich ophopen en verder delen, wat kan bijdragen aan de
vorming van een tumor.
5. Balans en Disbalans Normaal gesproken is er een balans tussen de stimulerende
werking van proto-oncogenen en de remmende werking van tumorsuppressorgenen.
Als beide soorten genen correct functioneren, verloopt de celdeling gereguleerd en
veilig. Maar wanneer oncogenen overactief worden en tumorsuppressorgenen hun
functie verliezen, kan deze balans verstoord raken. Hierdoor kunnen cellen zich
ongeremd blijven delen, wat uiteindelijk leidt tot de vorming van een tumor en
mogelijk kanker.
In het kort: carcinogenese ontstaat door een combinatie van defecten in proto-oncogenen
(die oncogenen worden) en verlies van tumorsuppressorgenen. Dit leidt tot een
ongecontroleerde celdeling, die de basis vormt voor tumorontwikkeling.
Kan de verschillen tussen een goedaardige en kwaadaardige tumor benoemen
, Kent de indeling van kanker in carcinomen, sarcomen en hematologische
maligniteiten (maligne), weet uit welk weefsel zij ontstaan en kan voorbeelden noemen
Kanker kan ingedeeld worden in verschillende typen, afhankelijk van het weefsel waaruit de
kwaadaardige cellen ontstaan:
1. Carcinomen: Dit zijn tumoren die ontstaan uit epitheelcellen, de cellen die
bijvoorbeeld de huid bedekken en de binnenzijde van organen zoals de darmen en
luchtwegen bekleden. Enkele voorbeelden van carcinomen zijn:
o Sigmoïdcarcinoom: kanker in het laatste deel van de dikke darm.
o Cervixcarcinoom: baarmoederhalskanker.
o Tongcarcinoom en huidcarcinoom. Carcinomen worden verder onderverdeeld
in subtypes zoals plaveiselcelcarcinomen (ontstaan in plaveiselcellen) en
adenocarcinomen (ontstaan in klierweefsel).
2. Sarcomen: Dit type kanker ontstaat uit het steun- en bindweefsel, ook wel
mesenchymaal weefsel genoemd, zoals bot, kraakbeen, vet, en spieren. Voorbeelden
van sarcomen zijn:
o Liposarcoom: uitgaande van vetweefsel.
o Osteosarcoom: afkomstig uit botweefsel.
o Chondrosarcoom: ontstaan uit kraakbeenweefsel.
o Leiomyosarcoom: gevormd in glad spierweefsel.
3. Hematologische maligniteiten: Dit zijn vormen van kanker die zich ontwikkelen in
de bloedvormende organen en lymfeklieren. Voorbeelden zijn:
o Leukemie: kanker van de bloedcellen.
o Multipel myeloom: kanker uitgaande van plasmacellen in het beenmerg.
o Maligne lymfomen: kanker van de lymfocyten.
Deze indeling helpt om kanker te classificeren op basis van het weefsel van oorsprong, wat
belangrijk is voor de keuze van de behandeling en de voorspelling van het ziekteverloop.
Kan de drie manieren noemen waarop verspreiding van kanker kan optreden
1. ingroei in omliggende weefselstructuren;
2. lymfogene metastasering naar de regionale lymfeklieren;
3. hematogene metastasering.
Bij hematogene metastasering kunnen de tumorcellen overal in het lichaam terechtkomen. In
de praktijk worden uitzaaiingen vooral gevonden in goed doorbloede organen, zoals lever en
longen.