Son
ONTWIKKELINGSPYSCHOLOGIE
Samenvatting theorie
Ontwikkelingspsychologie – Feldman, R. & artikelen van Mulder, Grietens, Crone en Werner
,Inhoudsopgave
Thema 1 – Theoretische perspectieven en onderzoek .................................................................... 2
Een inleiding in de ontwikkeling van het kind ..................................................................................... 2
Theoretische perspectieven en onderzoek ......................................................................................... 3
Thema 2 – Het begin van het leven, de geboorte en het pasgeboren kind....................................... 7
Het begin van het leven ....................................................................................................................... 7
De geboorte en het pasgeboren kind .................................................................................................. 8
Thema 3 – Ontwikkeling in de babytijd........................................................................................ 11
De fysieke ontwikkeling in de babytijd .............................................................................................. 11
De cognitieve ontwikkeling in de babytijd......................................................................................... 13
De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de babytijd ................ 15
Thema 4 – Ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd ................................................................... 19
De fysieke ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd......................................................................... 19
De cognitieve ontwikkeling in de peuter- en kleutertijd ................................................................... 21
De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de peuter/kleutertijd. 23
Thema 5 - Ontwikkeling in de schooltijd ...................................................................................... 26
De fysieke ontwikkeling in de schooltijd ........................................................................................... 26
De cognitieve ontwikkeling in schooltijd ........................................................................................... 27
De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd .............. 28
Thema 6 – Ontwikkeling in de adolescentie ................................................................................. 31
De fysieke ontwikkeling in de adolescentie ....................................................................................... 31
De cognitieve ontwikkeling in de adolescentie ................................................................................. 31
De sociaal-emotionele ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de adolescentie ......... 35
Artikelen .................................................................................................................................... 37
Findings from the Kauai Longitudinal Study ...................................................................................... 37
Moederlijke stress: de effecten van stress op moeder en (ongeboren) kind .................................... 38
Relationele agressie in de media: zo vanzelfsprekend, zo beïnvloedend, maar… zo ongrijpbaar? ... 38
Het puberende brein ......................................................................................................................... 39
Leerdoelen ................................................................................................................................. 40
, Thema 1 – Theoretische perspectieven en onderzoek
Een inleiding in de ontwikkeling van het kind
Hoofdstuk 1
Ontwikkelingspsychologie: de wetenschappelijke studie van patronen van groei, verandering en
stabiliteit bij mensen vanaf de conceptie helemaal tot en met de late volwassenheid (dood).
Ontwikkelingsdomeinen binnen de ontwikkelingspsychologie:
• Fysieke ontwikkeling – heeft betrekking op de fysieke opbouw van het lichaam, zoals de
hersenen, het zenuwstelsel, de spieren, de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en
slaap. Wat bepaalt de sekse van een kind? Wat zijn voordelen van borstvoeding? Wat zijn de
consequenties van vroege/late seksuele rijping?
• Cognitieve ontwikkeling – heeft betrekking op intellectuele vermogens, zoals denken, leren,
herinneren en probleem oplossen. Wat zijn onze vroegste herinneringen? Heeft tweetaligheid
voordelen?
• Sociaal-emotionele ontwikkeling – heeft betrekking op sociale relaties, interacties met
anderen en op het omgaan met emoties. Hebben kinderen die gepest worden bepaalde
eigenschappen gemeen?
• Persoonlijkheidsontwikkeling – ontwikkeling van duurzame gedragingen en
(karakter)eigenschappen die de ene persoon van de andere onderscheiden. Heeft een kleuter
een besef van goed en kwaad? Wanneer wordt een kind zich bewust van gender?
Sociale constructie van ontwikkelingsfasen:
• Prenatale periode (conceptie tot geboorte)
• Babytijd (geboorte tot 2 jaar)
• Peuter- en kleutertijd (2 tot 6 jaar)
• Schooltijd (6 tot 12 jaar)
• Adolescentie (12 tot 20 jaar)
Cohort: een groep mensen die in een bepaalde periode leeft, waardoor zij voor een deel gelijke
ervaringen opdoen.
Normatieve gebeurtenissen zijn gebeurtenissen die zich voor de meeste individuen binnen een
groep op dezelfde manier voltrekken.
• Historische invloeden: sociale omgevingsinvloeden en biologische invloeden die verboden
zijn met de specifieke maatschappelijke situatie in een historische tijd. Kinderen hebben in de
coronapandemie te maken gehad met gedeelde biologische en omgevingsproblemen.
• Leeftijdsgebonden invloeden: biologische invloeden en omgevingsinvloeden die vergelijkbaar
zijn voor mensen in een bepaalde leeftijdsgroep. Bereiken van de puberteit.
• Sociaal-culturele invloeden: brede cultuur, etnische afkomst, sociale klassen en he behoren
tot een subcultuur.
Niet-normatieve gebeurtenissen zijn specifieke gebeurtenissen die plaatsvinden in het leven van een
bepaald persoon, terwijl de meeste andere mensen hiermee niet te maken krijgen. Een kind dat zijn
ouders vroeg kwijtraakt.
, In vroege theorieën over kinderen beschouwde filosoof Locke het kind als een ‘onbeschreven blad’:
ze kwamen zonder specifieke kenmerken en zonder persoonlijkheid op de wereld.
In vroege theorieën beweerde Rousseau dat kinderen ‘nobele wilden’ waren: ze kwamen op de
wereld met een aangeboren gevoel voor goed en kwaad.
Continue verandering: geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op een bepaald
niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus.
Discontinue verandering: ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en waarbij elk
stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is dan gedrag in eerdere stadia.
Kritieke periode: een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een bepaalde gebeurtenis of
het uitblijven daarvan de grootste – en zelfs onomkeerbare – gevolgen heeft.
Gevoelige periode: een afgebakende tijdsspanne waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden, of juist het ontbreken daarvan, en sterk afhankelijk zijn voor het leren van
specifieke vaardigheden.
Verschil: permanente en onomkeerbare gevolgen bij kritieke perioden en ontwikkelingsverstoring bij
gevoelige perioden, die op latere leeftijd kunnen verdwijnen.
Nature-nurturedebat is belangrijk binnen de ontwikkelingspsychologie.
Theoretische perspectieven en onderzoek
Hoofdstuk 2
Vijf belangrijke theoretische perspectieven op de ontwikkeling van het kind:
Psychodynamisch perspectief: benadering die ervan uitgaat dat gedrag wordt gemotiveerd door
innerlijke krachten, herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich nauwelijks bewust is en
waarover hij weinig controle heeft.
• Psychoanalytische theorie van Freud gaat ervan uit dat onbewuste krachten bepalend zijn voor
iemands persoonlijkheid gedrag. Elke persoonlijkheid kent drie aspecten: id, ego en superego.
Id: primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel dat opereert vanuit het genotsprincipe.
Ego: rationele en redelijke deel dat opereert vanuit het realiteitsprincipe.
Superego: vertegenwoordigd iemand geweten en het onderscheid tussen goed en kwaad.
Ontwikkelt zich rond 5/6 jaar.
• Psychoseksuele theorie van Freud laat
vijf fasen zien die kinderen
doorlopen, waarin genot of
bevrediging telkens is gericht op een
andere biologische functie en een
ander deel van het lichaam.
• Psychosociale ontwikkeling van
Erikson omvat veranderingen in onze
interacties met anderen en hoe we
aankijken tegen gedrag van anderen
en tegen onszelf als deel van de
maatschappij.