Inhoudsopgave
HOOFDSTUK 1: FUNCTIONELE ANATOMIE.........................................................................................1
HOOFDSTUK 2: BIOMECHANICA........................................................................................................9
HOOFDSTUK 3: INSPANNINGSFYSIOLOGIE.......................................................................................11
HOOFDSTUK 4: TRAININGSLEER.......................................................................................................17
HOOFDSTUK 8: VOEDING EN SPORT................................................................................................38
HOOFDSTUK 9: DOPINGPREVENTIE.................................................................................................43
Samenvatting Fitnesstrainer A
Hoofdstuk 1: Functionele anatomie
Doelen:
, Botstukken en gewrichten
Bewegingen in de belangrijkste gewrichten
Ligging en functie van de spieren
De spieren die tijdens de fitness oefeningen worden aangesproken en welke oefeningen er
gedaan moeten worden om bepaalde spieren aan te spreken
Er zijn twee systemen: Het skelet en het spierstelsel
Skelet: Botten, gewrichten & banden
Spierstelsel: Spieren & hulpvoorzieningen (bv. Pezen, peesscheden, slijmbeurzen)
Het skelet
Het skelet bestaat uit 206 botstukken. Bot bestaat uit kalk, fosforzouten, fluor (mineralen) en
lijmstoffen.
Functies van het skelet: (ezelsbrug: bov-abs)
1. Bescherming Organen : het geeft bescherming aan de organen
2. Vorm : het geeft het lichaam vorm
3. Aanhechtingsplaats : aanhechtingsplaats voor pezen, spieren en banden
4. Beweging : het geeft de mogelijkheid tot beweging
5. Steun : het geeft het lichaam steun
Beenmerg maakt rode bloedcellen aan. Beenmerg transplantatie
De wervelkolom (ezelsbrug: ctl-sc)
Latijnse benaming Nederlandse benaming Aantal
1. Vertebrae cervicales halswervels 7
2. Vertebrae thoracicae borstwervels 12
3. Vertebrae lumbales lendenwervels 5
4. Os sacrum heiligbeen 5
5. Os coccigys staartbeen 1
Begrippen
Lordose = holling
Kyfose = bolling
Scoliose = zijwaartse bochten of krommingen (afwijking)
Het skelet
2
,Latijns Nederlands
1. Os humerus bovenarm
Botverbindingen
2. Os ulna ellepijp
De botten worden op vier manieren met elkaar verbonden,
3. Os radius spaakbeen de soort verbinding bepaalt de beweeglijkheid van het
skelet. We onderscheiden:
4. Os clavicula sleutelbeen
Botverbinding
5. Os scapula Beschrijving
schouderblad
1. Os
6. Botweefsel
sternum Het ene bot is aan het andere vastgegroeid d.m.v. botweefsel.
borstbeen
verbinding Bijvoorbeeld de delen van de schedel die aan elkaar gegroeid zijn.
7. Os costa rib
2. Kraakbeenweefsel De botstukken zijn vergroeid d.m.v. kraakbeenweefsel. Bijvoorbeeld de
8.
verbinding Columna wervelkolom
overgang van het borstbeen (Os sternum) naar de ribben (Os costa).
vertebralis
3. Bindweefsel De botten zijn vergroeid d.m.v. bindweefsel. We zien dit terug in de
9. Pelvis
verbinding bekken
verbindingen tussen het darmbeen (Os ilium) en het heiligbeen (SI
gewricht).
10. Os femur dijbeen
4. Gewricht Bij de gewrichten zit het ene botstuk niet vast aan het andere, er zit een
11. Os patella
(articulatio) knieschijf
ruimte tussen. Hierdoor ontstaat beweeglijkheid. Bijvoorbeeld de
schouder, de elleboog en de knie.
12. Os tibia scheenbeen
13. Os fibula kuitbeen
De spieren
Spier Functie (beweging) Origo Insertie
Buikspieren
1. M. rectus abdominis ventraalflexie 5-7e rib schaambeen
(rechte buikspier)
2. M. obliquus externus Rotatie, ventraalflexie 5-12e rib Schuine binnenste
abdominis (buitenste buikspieren en
schuine buikspier) binnenzijde
bekkenrand
3. M. obliquus internus Rotatie, ventraalflexie Binnenzijde Schuine buitenste
abdominis (binnenste bekkenrand buikspier en ribben
schuine buikspier)
Buikholte
1. M. abdominis lateraalflexie 6-12e rib Naar andere zijde
transversus
2. M. quadratus lateraalflexie Bovenste heuprand Onderste rib en
lumborum lendenwervels
3. M. iliopsoas Lendenwervels en os Bovenste deel dijbeen
(bestaand uit 3 delen): ilium
3
, a) M. psoas major Antleflexie,
ventraalflexie,
exorotatie
b) M. psoas minor Lichte ventraalflexie
c) M. iliacus Antleflexie
Rugspieren
1. M. erector spinae Dorsaalflexie, Nekwervels en heiligbeen
(rechte rugspier) lateraalflexie, rotatie achterkant schedel
(ALO: flexie, extensie)
Bovenbeen
1. M. quadriceps femoris Heup en bovenbeen Bovenste deel
(bestaand uit 4 delen): scheenbeen
a) M. rectus femoris Extensie(knie),
anteflexie(heup)
b) M. vastus medialis Extensie
c) M. vastus lateralis Extensie
d) M. vastus intermedius Extensie
2. M. sartorius anteflexie , Buitenkant heup Binnenkant
exorotatie, abductie scheenbeen
3. Abductoren Buitenzijde van het Buitenzijde
(bestaand uit 3 delen): bekken bovenbeen
a) M. gluteus minimus abductie
b) M. gluteus medius Abductie,
ondersteunen
anteflexie en
endorotatie,
retroflexie, exorotatie
c) M. tensor fascia latae Abductie en
ondersteunen
anteflexie en
endorotatie
4. Hamstrings Zitbeen Kuit- en achterkant
(bestaand uit 3 delen): scheenbeen
a) M. semitendinosus Retroflexie, flexie,
endorotatie (bij
gebogen knie)
4