Samenvatting Lessen in orde – Handboek voor de onderwijspraktijk – Peter Teitler (2017)
DEEL I HET GEDRAG IN DE KLAS
Hoofdstuk 1: Het gedrag tijdens de eerste lessen
Orde houden als noodzakelijke voorwaarde voor een goede werkrelatie
Orde houden = regie hebben over wat er in de klas gebeurt
Orde is noodzakelijke voorwaarde om goed les te kunnen geven en een goede werkrelatie met de
klas op te bouwen. Een nieuwe klas luistert in het begin altijd naar de docent omdat ze alles nog af
willen tasten. De vraag is dus niet hoe je orde krijgt maar hoe je het blijft behouden.
Orde houden op basis van verworven gezag
Vroeger had je een autoritaire manier van lesgeven: er werden veel eisen aan de leerling gesteld,
docent oefende macht uit (machtsmiddelen werden ingezet). Het had veel gemeen met militaire
discipline.
Een betere manier van orde houden is autoritatieve manier van lesgeven: grenzen worden gesteld
maar leerling wordt ook sensitief een begripvol gesteund. Dan spreken we niet van macht maar
gezag.
Binnen gezag heb je twee verschillende soorten:
- Expertgezag: je bent ergens beter in dan anderen (en anderen erkennen dat)
- Verworven gezag: leerlingen of ouders accepteren je omdat ze je aardig vinden en
respecteren.
Orde als basis voor een goed pedagogisch klimaat
Adaptief onderwijs: tegemoetkomen aan de wensen van de individuele leerling en van de groep
Binnen het onderwijs zijn er drie basisbehoeften:
- Relatie: de leerlingen voelen zich geaccepteerd, horen erbij, hebben het gevoel welkom te
zijn, voelen zich veilig.
- Competentie: leerlingen ontdekken dat ze de taken die ze moeten doen, aankunnen en dat
ze steeds meer aankunnen.
- Autonomie: leerlingen weten dat ze (in ieder geval voor een deel) hun leergedrag zelf
kunnen sturen.
In hoeverre deze basisbehoeften worden vervuld, bepaald het pedagogisch leerklimaat dat aan
adaptief onderwijs ten grondslag ligt.
1
,Door de Wet passend onderwijs (2014) komen er leerlingen in het regulier onderwijs die voorheen in
het speciaal onderwijs een plek vonden. Het gevolg van deze wet: er is te weinig tijd om leerlingen
die extra ondersteuning nodig hebben goed te helpen, er is minder aandacht voor de ‘gewone’
leerling, omdat er veel tijd uit gaat naar de leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
Stappenplan voor emotionele veiligheid
Vier stappen om emotionele veiligheid te bereiken volgens Berne:
1. Rituelen: Rituelen brengen orde aan in een onzekere situatie. De eerste handelingen voor
het maken van contact (een hand geven en je naam zeggen). Het zijn geprogrammeerde
handelingen die het leven voorspelbaar maken en de omgang tussen mensen structureren.
Ze weet in een beginnende relatie waar je aan toe bent en dat geeft rust en zekerheid. Met
de zekerheid die rituelen weten, wordt ook voorzien in de basisveiligheid: een van de
fundamentele behoefte van de mens.
2. Tijdverdrijven: De docent en de leerlingen doen samen iets waar de tijd mee wordt gevuld
zonder dat het een duidelijk doel dient (bijvoorbeeld praten over het weer, voetbal of
vakantie). Tijdverdrijvende gesprekken kunnen zomaar stop worden gezet als bijvoorbeeld
de bel gaat zonder het gevoel te hebben dat je iets belangrijks mist.
3. Activiteit: Activiteiten die je samen onderneemt (een puzzel doen met familie, uit eten
gaan). Je vult elkaar aan in de activiteit. In de klas is dit bijvoorbeeld dat docent instructie
geeft en de leerling aantekeningen maakt. Als de leerling een vraag heeft, legt de docent uit.
4. Echte ontmoeting: Het meest lonende resultaat van het zetten van alle voorgaande stappen
naar een plezierige relatie. Kenmerken van ontmoeting: openheid, wederzijds respect, begrip
en waardering voor de ander. Je stelt je kwetsbaar op omdat je er vertrouwen in hebt dat de
ander respectvol met jouw kwetsbaarheid omgaat.
Dominante gedragingen ontwikkelen
Wubbels vertaalt de werkwijze en attitude van docenten in twee parameters:
- De mate van dominantie (helderheid doelstelling, krachtige leiding): een parameter van
grote dominantie tot grote onderdanigheid
- De mate van medewerking (belangstelling voor behoeftes en meningen van anderen):
parameter van grote medewerking tot grote tegenwerking
Beginnende docenten hebben vooral moeite met grote dominantie. Na 6-8 jaar worden ze dominant
vaak pas bekwaam. Onderstaande tips helpen je hierbij.
2
,Tien tips om orde te houden
Onzekerheidsreductie: mensen kunnen niet goed uit de voeten met onzekerheid en daarom
proberen ze de onzekerheid te reduceren (verkleinen).
De tien tips van Teitler:
1. Wees niet jezelf, wees professioneel
2. Maak contact
3. Hanteer de eerste lessen vaste patronen
4. Keep them busy
5. Eigen regels eerst
6. Als je kleine dingen groot maakt, krijg je minder grote dingen
7. Wil je dit gedrag niet 20 maal? Doe er dan nu wat aan!
8. Wees als een spin in een communicatieweb
9. Ga van Regel naar Routine
10. Als iets niet werkt, doe dan wat anders
Tip 1: Wees niet jezelf, wees professioneel
Je moet wel jezelf zijn, maar pas als je een band met de leerlingen hebt opgebouwd – niet in het
begin.
Emotionele objectiviteit: stelt de docent in staat op een zakelijke manier om te gaan met
ordeverstoringen. De docent raakt niet geërgerd. Je moet dingen die leerlingen doen niet persoonlijk
aantrekken.
Waarom moet je niet jezelf zijn?:
1. Jouw karakter sluit mogelijk onvoldoende aan bij de groep.
2. Als je aanpak mislukt, dan is je rol mislukt, niet jijzelf
3. Problemen kunnen makkelijker worden geobjectiveerd: als je het gedrag van de leerlingen
niet persoonlijk aantrekt kun je zakelijker ermee omgaan
4. Je bent beter bestand tegen ‘de macht van de situatie’: de macht van de situatie houdt in dat
de situatie waarin mensen verkeren van grote invloed is op hun gedrag. Je bent niet meer
jezelf, maar je wordt je ‘rol’.
Wat betreft punt 4 kun je gedrag van mensen niet los zien van de situatie waarin ze zich begeven
(bijv. experiment gevangenis). Als je dit wel los van elkaar zit, spreek je van fundamental attribution
error, omdat je er hierbij vanuit gaat dat gedrag moet worden toegeschreven aan de rol die mensen
spelen, en niet aan hun persoonlijkheid.
Er zijn vier fasen in het ontwikkelingsproces van een docent:
1. Onzekerheid en twijfel aan eigen kunnen, sterke afhankelijkheid van externe bronnen en
vooral met zichzelf bezig;
2. Meer aandacht voor de groep en daarop gebaseerde interventies;
3. Bewustzijn van de interactie met de groep en sturing van het eigen gedrag;
4. Vanuit een metaniveau kijken naar de eigen ontwikkeling en putten uit een rijke ervaring die
ook dienstbaar wordt gemaakt aan anderen in een opleidingssituatie.
3
, Tip 2: Maak contact
Manieren om contact te maken met leerlingen:
1. Sta bij begin van de les bij de deur en begroet de leerlingen
2. Begin zo snel mogelijk een praat met een aantal leerlingen
3. Kijk de klas regelmatig rond en maak oogcontact met de leerlingen
4. Ga tijdens zelfstandig werken bij een groepje zitten en knoop een gesprekje aan
5. Glimlachen
De achterliggende gedachte van het maken van contact:
1. Als je iemand kent, is het lastiger je negatief te gedragen jegens hem dan als je iemand niet
kent (anonimiteit).
2. Hoe sneller de docent als persoon wordt gezien, hoe kleiner de kans dat de leerlingen zich
gaan misdragen (ge-de-individualiseerd).
Tip 3: Hanteer de eerste lessen vaste patronen
Om orde te houden moet je structuur aanbrengen. Door het contact met de leerlingen te
rituatliseren, creëer je voorspelbaarheid en rust. Voorspelbaarheid werkt stressreducerend. Door
structuur in de les ontstaan er gedragspatronen.
Structuur die je kunt aanbrengen voor en tijdens je les:
Voordat de les begint:
- Planning maken (plattegrond, algemene regels)
- Procedures (voor de les start, staat er op het bord wat we gaan doen. Voor gebruik
lesmaterialen. Voor te laat komen. Voor wc-gebruik etc)
- Consequenties (eerst waarschuwen en dan straf)
- Activiteiten (wat gaan we doen)
De les zelf:
- Welkom heten bij deur
- Namen leerlingen nalopen (wie is er)
- Op bord programma, je naam en spullen die ze bij zich moeten hebben
- Regels uitleggen
- Verwachting uitspreken dat je een leuke tijd met de klas zult hebben
- Instructie geven
- Les afsluiten: terugblik op de inhoud (wat hebben we geleerd, lesdoel), het proces (wat ging
goed, wat kon beter) en het huiswerk.
- De leerlingen op hun plaats laten blijven tot de bel gaat.
- Gedag zeggen bij de deur
Geef de leerlingen altijd duidelijkheid. Als ze je iets vragen wat je niet weet, zeg dan dat je er de
volgende les op terugkomt of dat je het gaat navragen en dat ze eerst wel even dit mogen doen bijv.
Als iets niet is geregeld, loop je het risico dat de leerlingen zelf iets doen. Dan lossen ze het op een
andere manier op en dan moet jij dus kiezen of je de dingen moet terugdraaien of dat je het maar
laat gaan.
4