Hoorcollege 1
Het bepalen van wat strafbaar is en de handhaving van het naleven van
dat verbod. Doel van het strafrecht: “eigenrichting” voorkomen, dat wil
zeggen dat men het recht in eigen handen neemt en strafbare
gedragingen buiten de kanalen van het rechtssysteem probeert op te
lossen. Burgers kunnen elkaar niet dagvaarden voor een gepleegd
strafbaar feit, alleen de Officier van justitie kan dit doen. Aan het opleggen
van straf zitten grenzen rechtsbescherming; verhoren, toetsing rechter.
Als straf kan crimineel vermogen mogen afgepakt. Strafdoel;
- Vergelding, recht doen wat er is aangedaan aan de samenleving.
- Preventie:
1. Speciale: mensen die al eens in aanraking geweest zijn met het
strafrecht denken twee keer na
2. Generale: andere burgers zien de nadelige gevolgen
“Het risico van hogere straffen is dat de drugsorganisatie dan gewoon de
beloning gaat verhogen of jongere daders erbij betrekken, want zij krijgen
minder straf.” Bij strenger straffen is er meer sprake van vergelding, maar
dit voorkomt geen herhaling van de misdrijven. Ook kan een strafmaat
worden verhoogd om zo de norm te stellen dat de samenleving dit soort
geweld niet accepteert. Er moet ‘slimmer’ worden gestraft elektronische
detentie i.p.v. gevangenisstraf. 30 jaar is de langste tijdelijke
gevangenisstraf. Het wetboek van strafrecht bevat voornamelijk materieel
strafrecht en sanctierecht, toch zijn sommige onderwerpen geregeld met
een formeelstrafrechtelijk kader (Art. 68 & 15 Sr). In Boek I staan de
algemene leerstukken van materieel strafrecht. Boek II en III bevatten
alleen strafbepalingen. Het wetboek van Sv bestaat uit, Boek I:
opsporingsonderzoek, Boek II: vervolgingsbeslissing & procedure voor
berechtiging, Boek III: rechtsmiddelen (HR).
Bronnen van strafrecht: de verlichting Beccaria, geschreven
wetgeving. Wetboek van Strafrecht (1886) en Wetboek van
Strafvordering (1926). Jurisprudentie en ongeschreven
rechtsbeginselen: beginselen van een goede procesorde.
Materieel strafrecht: wat is strafbaar, wanneer ben ik verdachte? Sr.
Een strafbaar feit is een schending van een materiële norm.
Formeel strafrecht(strafprocesrecht): opsporing, vervolging en
berechting? Sv. Instrumentaliteit betekent dat de straf effectieve is.
Formeel en materieel zijn sterk met elkaar verbonden, formeel sr heeft
een schakelfunctie tussen ‘een strafbaar feit en de op te leggen sanctie’.
Hoe ernstiger het strafbaar feit, hoe meer bevoegdheid voor de politie.
Commune strafrecht het geheel van starbare feiten zoals omschreven
in boek 2 en 3.
Bijzonder strafrecht Opiumwet, WVW en WED. (zowel materieel als
formeel)
Het OM heeft het landelijke opsporings-en vervolgingsbeleid (artikel 167
Sv). Internationaal recht:
- EVRM, EHRM. Art. 3,5,6,10
- Raad van Europa
- AV van de VN
Supranationaal recht: steeds meer justitiële en politiële samenwerking, In
het werkingsverdrag, verdrag van Amsterdam en verdrag van Lissabon
,(Europees parlement). Unie-recht: Verordeningen (directe werking) en
Richtlijnen (bindend vwb het te bereiken doel en dan via implementatie
doorwerking in nationale wetgeving: harmonisering).
Invloed supranationaal recht- EU:
1. Intensieve samenwerking op basis van wederzijdse erkenning
Oa Europees aanhoudingsbevel en Europol
2. Harmonisatie van strafprocesrecht
Oa Raadsman bij politieverhoor (gastcollege advocaat 27 nov) en in
toekomst videoconferentie?)
3. Harmonisatie van delictsomschrijvingen en sancties
Minimumvoorschriften materieel strafrecht. Mbt delicten die Unie-brede
aanpak vragen, o.a. terrorisme, mensenhandel, computercriminaliteit,
maar ook wezenlijke EU-doelstellingen zoals milieubescherming.
Materieelrechtelijke legaliteitsbeginsel: Rechtszekerheid, art 1 Sr; geen feit
is strafbaar dan uit kracht van een wet. 4 deelnormen:
1. Het lex scripta-gebod; vervolging uitsluitend op grond van een
wettelijke strafbepaling.
2. Het lex certa-gebod; wettelijke strafbepalingen moeten helder
afgebakend en begrijpelijk zijn.
3. Het lex stricta-gebod; rechterlijke interpretatievrijheid en
toepassingsvrijheid kent zekere grenzen. (niet naar analogie
redeneren)
4. Het verbod van terugwerkende kracht; opleggen van een straf =
alleen toegestaan als de gedraging ten tijde van het begaan al
strafbaar was.
Formeel strafrechtelijke legaliteitsbeginsel. Art 1. Sv; strafvordering heeft
alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien (wifz).
Interpretatiemogelijkheden:
Grammaticale; wat letterlijk in de tekst staat.
Wetshistorische; totstandkoming wet en bedoeling wetgever.
Wetssystematische; betekenis wetsartikel in context van gehele wet
Teleologische; wat is het doel van de bepaling/wet?
De rechter gebruikt vooral de grammaticale interpretatiemethode, maar
vaak wordt een combinatie van mogelijkheden toegepast. Om tot een
oordeel te komen kan de rechter:
1. Objectiveren kijken naar de aard van de gedraging.
2. Normaliseren kijken naar wat een normaal mens denkt en weet.
De wetgever kan niet elke strafbare gedraging in de wet omschrijven,
daarom is interpretatie van de rechter nodig. Deze
interpretatiemogelijkheden strekken zich uit tot het verbod van analogie.
Een menselijke gedraging is ook strafbaar als iemand de concrete
handeling gaat verrichten om het strafbare feit te voltooien (mes kopen).
In de structuur van een strafbaar feit zit ook de causaliteitsvraag, kan het
gevold worden toegerekend aan de verdachte? Verschillende
causaliteitstheorieën:
- Conditio sine que non, als een van de schakels ontbreekt en het
gevolg daardoor uitblijft is deze schakel kennelijk onmisbaar en is dit
dus de oorzaak.
, - Causa-proximaleer
- Causa-proximaleer, factor die het dichtst bij het gevolg ligt is de
oorzaak.
- Voorzienbaarheidsleer, de handeling waarvan het gevolg
redelijkerwijs te voorzien was is de oorzaak.
- De leer van de redelijke toerekening, deze leer is momenteel
geldend recht en is sterk casuïstisch.
Verwijtbaarheid pas indien de verdachte een verwijt valt te maken,
ontstaat strafbaarheid. Vermijdbare verwijtbaarheid het strafbaar feit
had kunnen worden vermeden door hem en dus valt het hem te verwijten.
Geobjectiveerde bestanddelen; bestanddelen die na het woord opzettelijk
komen, maar waar de opzet niet op gericht hoeft te zijn. Dit is een element
omdat het niet in de wettelijke delictsomschrijving is opgenomen.
Wanneer verwijtbaarheid moet worden bewezen is het een subjectief
bestanddeel (dolus=opzet/culpa=schuld). Opzet is te vinden in de
terminologie; oogmerk, wetende dat. ‘Als schuldig aan’ geen culpa, meer
de kwalificatie van het delict! Dit is een valsheid in geschrift. Bij opzet gaat
het niet om iemands kwade bedoeling of om diens achterliggende reden.
Opzet vereist:
- Willens en wetens, onder schot gehouden iemand mishandelen is dit
ook
- De aanmerkelijke kans op dat gevolg aanvaarden
Gradaties:
- Opzet met bedoeling klaas vermoordt Willem met mes.
- Noodzakelijkheidsbewustzijn het niet gewilde/bedoelde gevolg
staat onvermijdelijk vast.
- Voorwaardelijke opzet het niet bedoelde gevolg wordt alsnog voor
lief genomen, de kans daarop wordt bewust aanvaard.
Het bewijs dat opzet aanwezig was hoeft niets te zeggen over de
verwijtbaarheid, iemand die ontoerekeningsvatbaar was kan alsnog opzet
hebben gehad. In culpa zit de verwijtbaarheid en de wederrechtelijkheid,
men had beter moeten en kunnen handelen:
Onbewuste culpa: de dader realiseert zich niet dat hij onvoorzichtig
is, maar had dat wel moeten realiseren.
Bewuste culpa: de dader realiseert zich dat hij onvoorzichtig bezig is,
maar gelooft ten onrechte in een goede afloop. De wil ontbreekt!
!!!: Bij culpoze delicten zitten de V en W al in de delictsomschrijving met
het woord schuld. Voor strafbaarheid moet dan dus alleen worden voldaan
aan de MG en DO.
Roekeloosheid: dader neemt een groot risico terwijl hij verwacht dat het
wel niet zal gebeuren.
Als je iemand per ongeluk om het leven brengt is het alsnog strafbaar.
Soms lastig de grens te trekken opzet – culpa:
- Altijd kijken naar de vastgestelde gedragingen van de verdachte en de
omstandigheden
- Daaruit kan de rechter de wil wel of niet afleiden (‘objectiveren’, par. 3.4
studieboek)
- Komt het erop neer dat de verdachte bewust risico’s accepteert en zich
er niet druk om maakt?