Klinische Pathologie, 4e druk, H14, Vochtbalans/uitscheiding
INLEIDING
• Functie van gezonde nieren: Cruciaal voor het in stand houden van de vocht- en elektrolytenba-
lans. Bij uitdroging beperken ze urineproductie, terwijl ze bij overvulling meer vocht uitscheiden.
• Bij afwijkingen:
o Dehydratie: Verminderde watermassa en elektrolytenafwijkingen.
o Nierfalen: Ophoping van vocht, ureum, kalium (K+), en waterstofionen (H+) leidt tot hy-
pertensie, verwardheid, hartritmestoornissen en acidose.
• Belangrijk om te begrijpen: Samenstelling van lichaamsvloeistoffen en relevante aandoeningen
zoals dehydratie, nierfalen, urineweginfecties en nierstenen.
14.1 Vochtbalans/uitscheiding
14.1.1 Compartimenten en samenstelling
Watergehalte in het lichaam
• Leeftijdsafhankelijk:
o Pasgeborenen: 80% water.
o Ouderen: <50% water.
o Slanke volwassenen: 60% water.
• Bij obesitas: Lager waterpercentage door hoger vetgehalte.
Verdeling van lichaamswater
1. Intracellulair (40% van lichaamsgewicht):
o Twee derde van het lichaamswater.
2. Extracellulair (20% van lichaamsgewicht):
o Interstitium/weefselvloeistof: 15%.
o Plasma: 4%.
o Overig (liquor, oogvocht): 1%.
Transport door membranen
• Capillaire wanden:
o Doorlaatbaar voor kleine moleculen zoals water, glucose en ionen.
o Niet doorlaatbaar voor grote moleculen zoals albumine en stollingsfactoren.
o Colloïde osmotische kracht: Houdt vocht in de bloedbaan.
1
,Klinische Pathologie, 4e druk, H14, Vochtbalans/uitscheiding
• Celmembranen:
o Doorlaatbaar voor water.
o Ionentransport via actieve pompjes (zoals Na+ en K+ pompen).
Elektrolytenbalans
• Intracellulair:
o Hoog kalium (K+).
o Laag natrium (Na+).
o Hyperkaliëmie kan ontstaan door hemolyse.
• Extracellulair:
o Hoog natrium.
o Kleinere rol voor kalium in prikkelgeleiding.
Regulatie van osmolariteit
• Hypothalamus: Reguleert osmolariteit door waterinname en ADH (antidiuretisch hormoon):
o Bij hoge osmolariteit: Meer dorst, verhoogde waterretentie in nieren.
o Bij lage osmolariteit: Minder dorst, verhoogde uitscheiding van water.
Regulatie van natrium en circulerend volume
• RAAS (Renine-Angiotensine-Aldosteron Systeem):
o Bij lage bloeddruk of bloedvolume:
▪ Renine activeert angiotensinogeen → angiotensine 1 → angiotensine 2 (via ACE).
▪ Angiotensine 2: Vaatvernauwing en stimuleert aldosteronafgifte.
▪ Aldosteron: Verhoogt natriumresorptie en kaliumuitscheiding.
o Bij overvulling:
▪ Verminderde RAAS-activiteit.
▪ Verlaagde natriumresorptie en vaatverwijding.
2
, Klinische Pathologie, 4e druk, H14, Vochtbalans/uitscheiding
Osmose en osmolariteit
• Osmose: Verplaatsing van water naar het gebied met de hoogste concentratie opgeloste deel-
tjes.
• Effect op cellen:
o Hoge extracellulaire osmolariteit: Water verlaat de cel → cel krimpt.
o Lage extracellulaire osmolariteit: Water gaat de cel in → cel zwelt op.
14.1.2 NIERFYSIOLOGIE
Anatomie en Bloedcirculatie
• Locatie van de nieren: Naast de lendewervels.
• Bloedstroom: Per minuut ontvangen de nieren >1 liter bloed via de arteriae renales.
o Gezuiverd bloed stroomt via de venae renales naar de vena cava inferior.
• Functie: Afvalstoffen en overtollig vocht worden verwijderd via urine.
Structuur van Nefronen
• Aantal nefronen: >2 miljoen in beide nieren samen.
• Componenten:
o Glomeruli: Filteren kleine moleculen uit het bloed.
o Tubuli: Resorberen voornamelijk nuttige stoffen terug.
• Stroom van filtraat:
o Kapsel van Bowman → proximale tubulus → lis van Henle → distale tubulus → verzamel-
buisje.
o Na verwerking in de tubuli wordt het filtraat urine.
Regulatie van Stoffen
• Gereguleerde stoffen: Water, Na+, K+, Ca++, Cl-, HCO3- (bicarbonaat), PO4--- (fosfaat).
• Afvalstoffen: Ureum en creatinine.
• Belangrijke processen:
. Filtratie: Vanuit de glomeruli naar het kapsel van Bowman.
. Terugresorptie: In de tubuli, lis van Henle en verzamelbuizen.
. Actieve excretie: Hoofdzakelijk in de distale tubulus.
3