Leerdoelen sociologie 2.3
Hoorcollege 1.
Leerdoel 1: De student beschrijft de relatie van de begrippen socialisatie, waarden, normen
en traditie in relatie tot de begrippen cultuur, subcultuur, nationale cultuur, sociale cultuur.
Wat is sociologie? Leer van gemeenschap. Het gaat om interactie binnen een groep en
samenleving. Gaat om jouw sociale bewustzijn. Groepen zijn belangrijk omdat je zelf vaak
handelt vanuit een groep, maatschappijen zijn juist gebaseerd op hoe men met elkaar
omgaat.
Referentiekader: Bestaat uit iemands kennis en verklaringen van een oordeel over de
sociale werkelijkheid. Gekleurde bril (kennis, waarden, oordelen).
Socialisatie: Leren spelen van rollen.
- Elke groepering leert nieuwkomers hoe zich te gedragen.
- Kritisch naar jezelf kijken vanuit een afstand.
- Internaliseren – iets van onszelf.
- Primaire socialisatie: Het gaat om algemene rollen.
o Vaak vanzelf en onbewust.
o Algemene rollen.
o Voltrekt zich vaak binnen het gezin.
o Voorbeelden: Leren lopen, zelf eten, genderrollen.
- Secundaire socialisatie: Het gaat om het aanleren van
meer specifieke rollen.
o Leren van een rol.
o Bewust proces.
o Voorbeeld: Leren van de rol van student.
- Anticiperende socialisatie: Het gedrag en houding lopen vooruit op een toekomstige rol.
o Kennismaking met nieuwe positie.
o Van tevoren al kennis maken met een nieuwe rol.
Interculturele communicatie.
De manier waarop de mens communiceert en communicatieve handelingen interpreteert,
wordt bepaald door zijn culturele achtergrond.
Cultuur met grote C: Beschaving, de vruchten van de beschaving zoals schilderkunst,
literatuur, muziek, theater, dans.
Cultuur met kleine c: De collectieve mentale programmering die de leden van één groep of
categorie mensen onderscheidt van die van andere (Hofstede). / Cultuur is een systeem
waarin leden dezelfde betekenis hechten aan woorden, communicatieve handelingen en
symbolen (Geertz). Geheel van waarden, normen, verwachtingen en doeleinden, die
leden van een groepering met elkaar delen.
Cultuur met een kleine c uit zich in cultuur met een grote c.
Kennis van cultuur met de kleine c is van groot belang om communicatief en adequaat te
kunnen functioneren, het is wellicht nog belangrijker dan een perfecte uitspraak en
beheersing van grammatica.
Cultuuroverdracht.
- Vorm van socialisatie.
- Media, zorg, overheid.
- Bewust en onbewust.
1
, Veel verschillende soorten culturen.
- Nationale culturen: Groepen mensen die bij elkaar horen omdat ze in één land wonen.
o Binnen 1 land kunnen er toch wel cultuurverschillen zijn tussen regio’s.’
o Eenzelfde cultuur kan zich aan beide zijden van een staatsgrens bevinden.
o Taal ≠ cultuur.
- Sociale culturen.
o Cultuurverschillen vind je tussen migranten uit verschillende delen van de wereld die in
één land samenleven. De eerste generatie houdt zich vast aan eigen cultuur van
herkomst, latere generaties passen zich steeds meer aan.
o Cultuurverschillen vinden plaats tussen sociale klassen, geslacht, leeftijd en religie.
o Cultuurverschillen tussen ogenschijnlijk gelijke groepen: scholen, verenigingen,
bedrijven, beroepsgroepen, gezinnen.
- Andere cultuur: Een cultuur die afwijkt van in onze samenleving algemene aanvaarde,
centrale waarden, normen, verwachtingen en doeleinden.
o Multiculturele samenleving.
o Omgang met verschillen.
o Bedreigd voelen.
- Subcultuur: Een cultuur die in zekere mate afwijkt van de algemene cultuur maar wel de
belangrijkste elementen van de algemene cultuur bevat.
o Nationaal, regionaal, binnen organisaties of beroepsgroepen.
o Weinig spanning.
Leerdoel 2: De student legt uit hoe individueel gedrag wordt vormgegeven door drie niveaus
van mentale programmering (waarmee individueel gedrag dus niet te reduceren valt tot
slechts cultureel bepaald).
Mentale programmering (Hofstede).
Hofstede: Cultuur als de collectieve mentale programmering die de leden van een groep of
categorie mensen onderscheidt van die van andere.
- Menselijke natuur.
o Alles wat is aangeboren. = Nature.
o De hardware Hoe werken onze hersenen,
psychologie.
o = Nature.
o Onze behoeften, basisemoties, biologisch.
o Universeel, wat we allemaal hebben.
- Cultuur.
o Wordt verwezen naar de regels en wetten die een
groep mensen nodig heeft om voort te bestaan.
o Zodra de mens in een groep leeft, moet hij zich aanpassen aan die regels.
o Al die regels vormen cultuur met een kleine c.
o = Nurture.
o We bepalen als cultuur wat we weten, waar en wanneer.
o Mentale programmering: Een groep mensen wordt getraind om zich op een bepaalde
manier te gedragen. Het gebeurt in een sociale omgeving waarin we opgroeien en
onze levenservaring opdoen.
- Persoonlijkheid.
o Elk mens is anders.
o Eigen levensverhaal, ervaringen en reacties op het leven.
o Bestaat uit een aangeboren en aangeleerd gedeelte.
Aangeboren Persoonlijkheidskenmerken die genetisch zijn bepaald.
Aangeleerd Persoonlijkheidskenmerken die je krijgt door persoonlijke ervaringen.
2