Klinische Pathologie, 4e druk, H15, Motoriek/beweging
INLEIDING
FUNCTIES VAN HET BEWEGINGSAPPARAAT
• Botten:
o Geven stevigheid en vorm aan het lichaam.
o Beschermen kwetsbare organen.
o Dienen als opslagplaats voor calcium.
o Bevatten rood beenmerg, waar bloedcellen worden geproduceerd.
• Gewrichten: Maken beweging mogelijk tussen botten.
• Spieren en pezen: Drijven beweging aan door buigen (flexoren) en strekken (extensoren).
Regulatie van beweging
• Vrijwillige bewegingen: Worden aangestuurd door de cortex cerebri (hersenschors)
• Reflexmatige bewegingen: Worden gecontroleerd door het ruggenmerg en de hersenstam
• Bijvoorbeeld lopen:
o Het zenuwstelsel coördineert afwisselende acties van extensoren en flexoren in de
benen.
o Het standbeen blijft stevig gestrekt, terwijl het zwaaibeen naar voren beweegt.
15.1 BEWEGINGSAPPARAAT
Het bewegingsapparaat bestaat uit verschillende structuren die samenwerken om beweging mogelijk te
maken. Voor een goed functionerend bewegingsapparaat is een correcte werking van hersenen,
ruggenmerg, perifere zenuwen, spieren, pezen, botten, gewrichten en sensoren in spieren en gewrichten
essentieel. Sensorische informatie, zoals proprioceptie, speelt een cruciale rol in het verfijnen van
bewegingen.
SKELETFUNCTIES
• Het skelet biedt stevigheid en vorm aan het lichaam.
• Het beschermt vitale organen, zoals de hersenen, het hart en de longen.
• Het dient als opslagplaats voor calcium en is essentieel voor het handhaven van de
calciumconcentratie in het bloed.
• In het rode beenmerg worden voortdurend bloedcellen gevormd
BOTWEEFSEL
Structuur en samenstelling
• Samenstelling van botweefsel:
o Collageenvezels: Deze geven het bot flexibiliteit en kunnen trekkrachten opvangen.
o Calciumfosfaatverbindingen: Deze maken het bot stijf en zorgen voor de hardheid die
nodig is om krachten te weerstaan.
1
,Klinische Pathologie, 4e druk, H15, Motoriek/beweging
Ontwikkeling van botweefsel
• Ontstaanswijze:
o Kraakbeenfase: De meeste botten, zoals die in de ledematen, ontwikkelen zich uit
kraakbeen. Dit kraakbeen wordt geleidelijk vervangen door botweefsel door de afzetting
van kalkzouten.
o Directe verbening: Sommige botten, zoals de schedelbeenderen, ontstaan direct uit
bindweefsel zonder een kraakbeenfase.
Dynamiek van botweefsel
• Celtypen:
o Osteoblasten: Verantwoordelijk voor de opbouw van nieuw botweefsel.
o Osteoclasten: Breken botweefsel af om ruimte te maken voor vernieuwing en herstel.
• Continu proces:
o Botweefsel wordt voortdurend opgebouwd en afgebroken, een proces dat essentieel is
voor groei, onderhoud en herstel van botten.
o Bij kinderen is de activiteit van osteoblasten groter dan die van osteoclasten, wat leidt tot
snelle groei. Bij volwassenen is er balans, en op latere leeftijd neemt de botmassa af
doordat osteoclasten domineren.
Botbedekking: Het periost
• Eigenschappen:
o Het periost (beenvlies) is een dun, gevoelig membraan dat de botten bedekt.
o Het bevat veel zenuwen en bloedvaten, wat het gevoelig maakt voor pijn bij botbreuken.
• Functies:
o Het speelt een cruciale rol bij botvorming en -herstel.
o Het levert voedingsstoffen aan het botweefsel via de bloedvaten.
Botgroei
• Breedtegroei:
o Bot wordt aan de buitenzijde onder het periost gevormd.
o Tegelijkertijd wordt aan de binnenzijde de mergholte vergroot.
• Lengtegroei:
o Vindt plaats in de epifysaire schijven (groeischijven) van pijpbeenderen.
o In deze schijven wordt nieuw kraakbeen gevormd, dat vervolgens wordt omgezet in
botweefsel.
Invloed van externe factoren
• Lichaamsbeweging:
o Stimuleert de botopbouw door osteoblasten te activeren.
2
, Klinische Pathologie, 4e druk, H15, Motoriek/beweging
• Voeding:
o Voldoende calcium en vitamine D zijn essentieel voor een gezonde botmassa.
• Hormonen:
o Geslachtshormonen spelen een cruciale rol in botgroei en -onderhoud. Na de
menopauze treedt bij vrouwen vaak botverlies op door de afname van
oestrogeenproductie.
Leeftijdsgebonden veranderingen
• Bij kinderen:
o Botten bestaan grotendeels uit kraakbeen, wat ze buigzamer maakt en minder
breekbaar.
• Bij jongvolwassenen: De balans tussen botopbouw en -afbraak is optimaal
• Bij ouderen: Botmassa neemt af, waardoor de kans op breuken groter wordt
INDELING VAN BOTTEN
Verschillende soorten botten onderscheiden:
• Platte beenderen: Hersenschedel, schouderbladen, heupbeen, ribben en borstbeen.
• Pijpbeenderen: Opperarmbeen, dijbeen, scheenbeen en kuitbeen.
• Onregelmatige beenderen: Wervels, voetwortelbeentjes en handwortelbeentjes.
BOTVERBINDINGEN
Botten zijn op verschillende manieren met elkaar verbonden
• Synoviale gewrichten: Zeer beweeglijk, maar kwetsbaar (zoals het schoudergewricht).
• Kraakbeenverbindingen: Minder beweeglijk en stabieler (zoals de verbinding tussen ribben en
borstbeen).
• Vezelige verbindingen: Zeer stabiel, zoals schedelnaden.
SYNOVIALE GEWRICHTEN
Kenmerken en structuur
• Synoviale gewrichten worden gevormd door twee of meer botstukken waarvan de uiteinden zijn
bekleed met kraakbeen.
• Het kraakbeen vormt een gladde, elastische laag op de gewrichtsoppervlakken die samen met de
gewrichtsvloeistof (synovia) een soepele beweging mogelijk maakt.
Functies
• Schokabsorptie: Kraakbeen is elastisch en vangt schokken op, zoals bij hardlopen en springen.
• Wrijving verminderen: Synovia smeert de gewrichtsvlakken, waardoor wrijving minimaal blijft en
slijtage wordt beperkt.
Gewrichtskapsel en synovia
• Gewrichtskapsel: Synoviale gewrichten zijn omgeven door een stevig gewrichtskapsel. Binnen
dit kapsel bevindt zich de synoviale laag, die synovia (gewrichtsvloeistof) produceert.
3