Samenvatting artikelen IDM
HC 2a: Zittoun et al., 2009
Fragmentation or Differentiation: Questioning the Crisis in Psychology
Dit ar(kel is een commentaar op een ander ar(kel van Yurevich waarin wordt gesteld dat de psychologie in
crisis is door zogenaamde “fragmenta(e”.
Fragmenta(e = dat psychologen werken in geïsoleerde velden met ieder hun eigen tradi(es, methoden en
theorieën. Gevolg: psychologen in verschillende sub-disciplines verzamelen op zulke verschillende manieren
kennis en interpreteren dat er geen sprake meer kan zijn van een gedeelde onderzoeksagenda.
Dit ar(kel geeI hier een op(mis(scher alterna(ef voor: fragmenta(e wordt geherdefini(eerd tot
differen(a(e = proces waarin iets zich in verschillende rich(ngen ontwikkelt.
Verdiepingsvragen:
- Waarom is fragmenta(e van de psychologie een oorzaak van “crisis”?
Onderzoekers in verschillende velden kunnen vaak niet goed samenwerken of communiceren. Hun
taal, technieken en construc(e zijn verschillend of zelfs niet met elkaar te vergelijken. Het kan
ingewikkeld zijn om gezamenlijke prioriteiten te stellen of gezamenlijk conclusies te trekken.
- Welk alterna(ef zeQen de auteurs tegenover “fragmenta(e”?
Differen(a(e.
- Welke analogieën uit de ontwikkelingspsychologie gebruiken de auteurs om de ontwikkeling van
een wetenschappelijk veld te beschrijven (m.b.t. het verdwijnen of ontstaan van disciplines)?
“From a developmental point of view, the evolu5on of sciences is seen as alterna5ng between
progressive, regular changes, and moments of massive reorganiza5on; Crises then are necessary
steps for further change. Some5mes resolu5on of the crisis causes the disappearance of the ini5al
components; Other crises lead to differen5a5on; Crises can also lead to both the ex5nc5on of
sciences or to more differen5a5on such as the prolifera5on of new sub-disciplines.”
- Een crisis in de psychologie kan ra(onalis(sch en pragma(s(sch gedefinieerd worden. Hoe wordt
een crisis volgens beide tradi(es gedefinieerd? En kunnen we dan spreken van een crisis?
Ra(onalis(sch: de aanname dat kennis binnen de psychologie intern consistent moet zijn, en dat
er sprake moet zijn van consensuele vooruitgang in de rich(ng van een grote, verenigende theorie
van de psychologie. Het ontbreken van deze eenheid is de crisis. De auteurs betwijfelen of het
terecht is dat we zo'n eenheid verwachten. Wat is de basis voor de aanname dat er een grote
verenigende theorie is?
Pragma(sch: volgens het pragma(sme wordt de waarde van een concept of een theorie bepaald
door wat het ons in staat stelt te doen. Er is sprake van een crisis als we als psycholoog niet de
ac(viteiten kunnen uitvoeren die we nodig hebben (schrijven, onderzoeken, lesgeven en
converseren met wetenschappers, het publiek en verschillende professionele groepen).
- Als fragmenta(e een symptoom is van een crisis dan moet er ook een ziekte zijn. Als er een ziekte
is moet er ook een “gezonde staat” van de psychologie zijn. Wat is die gezonde staat? Welke kri(ek
leveren de auteurs op dit idee van een “gezonde” psychologie?
De gezonde staat is een cumula(eve, objec(eve, feitenzoekende wetenschap - net als een
geïdealiseerde natuurwetenschap. “Yet today there are many who ques5on whether science in
general, and social science in par5cular, conforms to this idealised model of linear and progressive
development”
1
,- Kun je de metafoor van Hacker (1990) op pagina 108 uitleggen? En wat zegt het over de
psychologie?
“What may grow in the brain, e.g., a tumor, cannot grow in the mind, and what may grow in the
mind, e.g., suspicion, cannot grow in the brain” à Misschien bestaan de verschillende
verschijnselen gewoon naast elkaar, en hebben ze niks met elkaar te maken. Dan zou er dus niet
meteen sprake van een probleem zijn, maar bestaan verschillende verschijnselen gewoon los van
elkaar zonder dat ze verbonden hoeven te zijn.
- Wat is er volgens de auteurs mis met de analyse dat fragmenta(e de oorzaak is van een crisis in
psychologie? Noem minstens 2 redenen.
Fragmenta(e hoeI niet tot een probleem/ crisis te leiden (metafoor van Hacker (1990) hierboven).
Het fragmenta(e narra(ef als diagnose van de crisis biedt geen uitweg uit deze crisis. Het is niet
erg duidelijk welke stappen er genomen kunnen worden om de problemen van fragmenta(e te
overwinnen, of hoe een “gezondere staat” voor de psychologie eruit zou zien, en dus waar we
naartoe zouden moeten streven.
- Onder de “crisis analyse” ligt de aanname dat er een “waarheid” is die ontdekt kan worden door
verschillende puzzelstukjes te vinden en die in elkaar te leggen. De auteurs stellen dat het heel
goed mogelijk is dat er niet een dergelijke grote puzzel is, maar dat ieder puzzelstukje complexer is
dan het vorige en dat er dus verder gedifferen(eerd moet worden om de werkelijkheid te
begrijpen. Welke voorbeelden voor deze “vertakkingsthese” noemen de auteurs?
“It is quite clear that each mode of observa5on of reality requires specific tools, conceptual means,
communi5es, and so on; Others have conceptualized social processes at intrapersonal,
interpersonal, ins5tu5onal, intergroup, societal and ideological levels. Each of these levels of
analysis is a branching point for knowledge construc5on.”
- Op het moment dat er nieuwe subdisciplines ontstaan, ontstaan er “grenzen” (boundaries) met de
bestaande disciplines. Wat is het nut van zulke grenzen? En welke 2 soorten problemen kunnen
ontstaan ten gevolge van deze grenzen?
Grenzen zijn noodzakelijk voor ontwikkeling van groepen; zorgen voor consisten(e, onderhouden
netwerken, stabiliseren en reguleren instrumenten, en zorgen voor opbouw van kennis op basis
van bestaande kennis.
1. Grenzen kunnen te rigide en outdated worden, en juist een obstakel voor progressie worden. Het
kan zijn dat afgegrensde disciplines verschijnselen onderzoeken die al door een andere discipline
zijn geanalyseerd. Er vindt geen produc(eve uitwisseling tussen de verschillende tradi(es plaats.
2. Als er een organisa(e van groepen is, is er geen a priori algemene hiërarchie van de wetenschap
als geheel: geen allesomvaQend, overkoepelend systeem dat alle onderdelen coördineert.
- De auteurs stellen een nieuw “developmental narra(ve” voor. Wat is het kernidee van deze
“narra(ve?
De psychologie wordt gezien als een ontwikkeling die plaatsvindt door aanpassingen aan zowel de
eisen van haar interne theore(sche en methodologische evolu(e als aan de eisen van de
veranderende sociaal-culturele omgeving.”
- Wat zijn de 3 situa(es waarin volgens de auteurs psychologen een “crisis” waarnemen?
Als: (1) onderzoekers andere onderzoekers tegenkomen die niet denken dat hun theore(sche
kader even fundamenteel is; (2) hun theore(sche hulpmiddelen niet toereikend zijn om de
problemen aan te pakken waarmee ze worden geconfronteerd; (3) onderzoekers niet in staat zijn
te communiceren en de noodzakelijke ac(viteiten te coördineren met onderzoekers uit andere
tradi(es.“Generally speaking, crises are occasions for reorganiza5on, differen5a5on and possibly
the disappearance of some subsystems.”
2
, - Wat zijn de 3 mogelijke gevolgen van een “crisis” in een wetenschappelijk veld volgens de auteurs?
(1) Depressie, (2) alle hoop ves(gen op één grote, verenigende oplossing die alle spanningen zou
oplossen, en (3) betrokkenheid bij collabora(ef onderzoek.
- Wat zijn “nodal” concepts? En waarom zijn ze belangrijk voor interdisciplinaire samenwerking (of
samenwerking tussen psychologen uit verschillende subdisciplines)?
Kruispunt/aanknopingspunt, concepten die gebruikt kunnen worden om verschillende disciplines
met elkaar in gesprek te brengen. Maken coördina(e van verschillende theorieën en modellen
mogelijk.
- Wat is er nodig voor interdisciplinaire samenwerkingen? Zowel op persoonlijk als op ins(tu(oneel
niveau?
Er moet common ground gevonden worden: specifieke begrippen en modellen op het
middengebied. Er is (jd en vrijheid nodig, maar voor deze (jd en vrijheid is een derde implica(e op
ins(tu(oneel niveau nodig: ondersteunende ins(tu(onele omstandigheden.
HC 2b: McAdams & Pals, 2006
A New Big Five: Fundamental Principles for an Integrative Science of Personality
Vijf nieuwe principes volgens McAdams & Pals (2006): (1) Evolu5on and Human Nature, (2) The
Disposi5onal Signature, (3) Characteris5c Adapta5ons, (4) Life Narra5ves and the Challenge of Modern
Iden5ty, en (5) The Differen5al Role of Culture.
1. Persoonlijkheidspsychologie begint met de menselijke natuur. Vanuit het standpunt van de biologische
wetenschappen kan de menselijke natuur het beste worden beschreven in termen van menselijke evolu(e.
De individuele persoon is net als alle andere personen. Menselijke natuur bestaat uit een samenstel van
losjes georganiseerde modules, die elk door natuurlijke selec(e zijn ontworpen om een specifiek
aanpassingsprobleem op te lossen dat teruggebracht kan worden tot overleving en voortplan(ng.
Soort-typische universalia, ontworpen door evolu(e, vormen het eerste van vier verschillende niveaus voor
het analyseren van persoonlijkheid. Op dit eerste level, groepeerde Sheldon basis fysiologische behoeIen,
aangeboren sociaal-cogni(eve mechanismen, psychologische behoeIen en sociaal-culturele prak(jken. Van
primair belang voor de persoonlijkheid zijn de psychologische behoeIen: autonomie, competen(e en
betrokkenheid. Sociale accepta(e en status zijn de belangrijkste dimensies waarop het menselijke sociale
leven is georganiseerd, zowel in moderne samenlevingen als in de EER.
2. Varia(es op een kleine set van brede disposi(onele kenmerken die betrokken zijn bij het sociale leven,
vormen het meest stabiele en herkenbare aspect van psychologische individualiteit. Disposi(onele
kenmerken: brede, onvoorwaardelijke, gedecontextualiseerde en impliciet vergelijkende dimensies van de
menselijke individualiteit als extraversie, dominan(e, vriendelijkheid, depressie, enzovoort.
Als de momentane constella(e van iemands gedachten, gevoelens en gedragingen zijn of haar huidige
“state” vormen, dan kunnen eigenschappen worden gezien als de meest voorkomende soorten “states” die
een persoon ervaart in verschillende situa(es en in de loop van de (jd. De individuele persoon is net als
sommige (maar niet alle) andere personen.
Er zijn studies die een substan(ële erfelijkheid voor karaktereigenschappen laten zien. Studies van
tweelingen hebben consistent erfelijkheidsquo(ënten van rond de 50% opgeleverd voor de meeste
persoonlijkheidskenmerken. Er is ook onderzoek begonnen om verbanden te vinden tussen bepaalde
eigenschappen en de hersenen (bv. BIS en BAS).
3