Samenvatting ontwikkelingspsychologie
Ontwikkelingspsychologie boek Robert S. Feldman 7e editie
Babytijd t/m de adolescentie
Hoofdstuk: Leerstof:
Hoofdstuk 5 (babytijd) Blz. 147 t/m 151, blz. 159 t/m 164
Hoofdstuk 6 (babytijd) Blz. 171 t/m 182, blz. 189 t/m 194
Hoofdstuk 7 (babytijd) Blz. 206 t/m 210, blz. 213 t/m 218, blz. 223
t/m 229
Hoofdstuk 8 (peuter en kleutertijd) Blz. 239 t/m 240, blz. 243 t/m 249
Hoofdstuk 9 (peuter en kleutertijd) Blz. 265 t/m 272, blz. 274 t/m 288
Hoofdstuk 10 (peuter en kleutertijd) Blz. 294 t/m 295, blz. 301 t/m 316
Hoofdstuk 11 (schooltijd) Blz. 324 t/m 325, blz. 332 t/m 337, blz. 339
t/m 341
Hoofdstuk 12 (schooltijd) Blz. 347 t/m 352, blz. 356 t/m 358, blz. 362
t/m 367
Hoofdstuk 13 (schooltijd) ALLES
Hoofdstuk 14 (adolescentie) Blz. 413 t/m 416, blz. 418 t/m 419, blz. 424
t/m 435
Hoofdstuk 15 (adolescentie) Blz. 441 t/m 443, blz. 445 t/m 450, blz. 452
t/m 453, blz. 458 t/m 459, blz. 460 t/m
462, blz. 464 t/m 467 en blz. 475 (vanaf
16.1.3)
Hoofdstuk 16 (adolescentie) Blz. 482 t/m 484, blz. 487 t/m 493, blz. 496
t/m 500
Ontwikkelingspsychologie Robert S. Feldman 8e editie
Jong volwassenheid t/m ouderdom
Hoofdstuk: Leerstof:
Hoofdstuk 1 (de jongvolwassene) Blz. 5 t/m 7, blz. 18 t/m 24
Hoofdstuk 2 (de jongvolwassene) Blz. 39 t/m 41, blz. 43 t/m 47, blz. 50 t/m
52, blz. 54 t/m 56, blz. 58 t/m 65, blz. 67
(2.3.4) t/m 68
Hoofdstuk 3 (de middelbare leeftijd) Blz. 77 t/m 84, blz. 90 t/m 91, blz. 95 t/m
101
Hoofdstuk 4 (de middelbare leeftijd) Blz. 109 t/m 112, blz. 114 t/m 115, blz. 117 t/
m 118, blz. 120 t/m 126, blz. 130 t/m 133
Hoofdstuk 5 (de ouderdom) Blz. 145 t/m 157, blz. 161 t/m 163, blz. 169 t/
m 175
Hoofdstuk 6 (de ouderdom) Blz. 183 t/m 195, blz. 199 t/m 200, blz. 203
t/m 207, blz. 210 t/m 212
2
,Inhoudsopgave
Babytijd (H5, H6, H7)...................................................................................................................................... 6
5.2 De fysieke ontwikkeling (babytijd).................................................................................................................6
5.2.1 Reflexen: onze aangeboren fysieke vaardigheden.................................................................................7
5.2.2 De motorische ontwikkeling (babytijd)..................................................................................................8
5.3 De ontwikkeling van de zintuigen..................................................................................................................8
5.3.1 Visuele perceptie: de wereld zien..........................................................................................................9
5.3.2 Auditieve perceptie: de wereld van het geluid......................................................................................9
5.3.3 Reuk en smaak........................................................................................................................................9
5.3.4 Gevoeligheid door pijn en aanrakingen...............................................................................................10
6.1 De cognitieve ontwikkeling (babytijd)..........................................................................................................10
6.1.1 Belangrijke elementen van Piagets theorie..........................................................................................10
6.1.2 De sensomotorische periode: de basis van de vroege cognitieve groei..............................................11
6.1.3 Meningen over Piaget: steun en kritiek...............................................................................................13
6.2 De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling..................................................................13
6.2.1 Codering, opslag en terughalen: de grondslagen van informatieverwerking......................................13
6.3 De wortels van onze taal..............................................................................................................................14
6.3.1 De basisbeginselen van taal: van geluiden naar symbolen..................................................................14
7.1 De sociale-persoonlijkheidsontwikkeling (babytijd).....................................................................................15
7.1.2 De ontwikkeling van het ik: weten baby’s wie ze zijn?........................................................................16
7.1.3 Social referencing: voelen wat anderen voelen...................................................................................16
7.2 relaties aangaan..........................................................................................................................................16
7.2.1 Hechting: het vormen van sociale banden...........................................................................................17
7.2.2 De totstandkoming van hechting: de rollen van de moeder en de vader...........................................18
7.3 Verschillen tussen baby’s.............................................................................................................................19
7.3.1 Persoonlijkheidsontwikkeling: kenmerken die baby’s uniek maken...................................................19
7.3.2 Temperament: stabiele factoren in het gedrag van een kind..............................................................19
7.3.3 Gender: jongens in het blauw, meisjes in het roze..............................................................................21
De peuter- en kleutertijd (H8, H9, H10)........................................................................................................ 22
8.1 De fysieke ontwikkeling (peuter- kleutertijd)...............................................................................................22
8.1.1 Het groeiende lichaam..........................................................................................................................22
8.1.2 Groeiende hersenen.............................................................................................................................22
8.1.4 De ontwikkeling van de zintuigen.........................................................................................................23
8.2 De motorische ontwikkeling (peuter- kleutertijd)........................................................................................23
8.2.1 De grove motoriek................................................................................................................................23
8.2.2 De fijne motoriek..................................................................................................................................24
8.2.3 Zindelijk worden: wanneer en hoe?.....................................................................................................24
8.2.4 Links- of rechtshandigheid....................................................................................................................24
8.2.5 De tekening al graadmeter van ontwikkeling.......................................................................................24
9.1 De cognitieve ontwikkeling (peuter- en kleutertijd).....................................................................................25
9.1.1 Piagets stadium van preoperationeel denken......................................................................................25
9.1.2 De informatieverwerkingstheorie van cognitieve ontwikkeling..........................................................26
9.1.3 Vygotsky ’s visie op cognitieve ontwikkeling: oog voor de rol van cultuur..........................................27
9.2 De taalontwikkeling.....................................................................................................................................28
9.2.1 Linguïstische vooruitgang in de peuter- en kleutertijd........................................................................28
9.2.2 Egocentrisch taalgebruik......................................................................................................................28
9.2.3 Armoede en taalontwikkeling..............................................................................................................29
2
9.3 De invloed van school en media...................................................................................................................29
, 9.3.1 Vroege vormen van onderwijs en opvang............................................................................................29
9.3.2 Leren via media: televisie en gaming...................................................................................................29
10 De sociale persoonlijkheidsontwikkeling (peuter- en kleutertijd).................................................................30
10.1 Een antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’....................................................................................................30
10.1.1 De persoonlijkheidsontwikkeling: conflicten oplossen......................................................................30
10.1.2 het zelfbeeld in de peuter- en kleutertijd..........................................................................................30
10.2 Vrienden en familie: het sociale leven van peuters en kleuters.................................................................30
10.2.1 Het ontstaan van vriendschappen......................................................................................................30
10.2.2 De regels van het spel.........................................................................................................................31
10.2.3 De theory of mind van peuters en kleuters: begrijpen wat anderen denken....................................31
10.2.4 Het gezinsleven van peuters en kleuters............................................................................................32
10.3 Morele ontwikkeling en agressie...............................................................................................................32
10.3.1 Het ontstaan van moreel besef: goed en fout in de maatschappij....................................................32
10.3.2 Agressie en geweld bij peuters en kleuters: oorzaken en gevolgen..................................................33
Schooltijd (H11, H12, H13)........................................................................................................................... 34
11.1 Het groeiende lichaam...............................................................................................................................34
11.1.1 De fysieke ontwikkeling (schooltijd)...................................................................................................34
11.1.2 De invloed van voeding......................................................................................................................35
11.2 De motorische ontwikkeling en de veiligheid van schoolkinderen (schooltijd)..........................................35
11.2.1 Motorische vaardigheden: voortdurende verbetering......................................................................35
11.2.2 On- en offline bedreigingen voor de veiligheid van schoolkinderen.................................................37
11.3.2 Specifieke leerproblemen...................................................................................................................37
11.3.3 Attention deficit hyperactivity disorder (ADHD)................................................................................37
Hoofdstuk 12 De Cognitieve ontwikkeling in de schooltijd................................................................................38
12.1 De intellectuele en taalkundige ontwikkeling............................................................................................38
12.1.1 De cognitieve ontwikkeling volgens Piaget........................................................................................38
12.1.2 Informatieverwerking in de schooltijd...............................................................................................38
12.1.3 Vygotsky ‘s visie op cognitieve ontwikkeling en klassikaal onderwijs................................................39
12.2 Intelligentie: het bepalen van individuele sterke punten...........................................................................40
12.2.1 Criteria voor intelligentie: een onderscheid tussen intelligente en niet-intelligente kinderen.........40
12.2.4 Alternatieve visies op intelligentie.....................................................................................................40
12.2.5 Intelligentiescores onder en boven de norm.....................................................................................41
Hoofdstuk 13 De sociale ontwikkeling en de persoonlijkheidsontwikkeling in de schooltijd............................42
13.1 De ontwikkeling van het eigen ik...............................................................................................................42
13.1.1 De psychosociale ontwikkeling en zelfkennis in de schooltijd: vlijt versus minderwaardigheid.......42
13.1.2 Eigenwaarde: hoe kinderen een beeld van zichzelf ontwikkelen......................................................43
13.2 Relaties: vriendschappen in de schooltijd..................................................................................................44
13.2.1 Stadia van vriendschap: een veranderende kijk op vrienden............................................................44
13.2.2 Individuele verschillen bij vriendschap: wat maakt een kind populair?............................................45
13.2.3 Gender en vriendschap: segregatie van de seksen in de schooltijd...................................................45
13.2.4 Interetnische vriendschappen: integratie binnen en buiten het klaslokaal.......................................46
13.2.5 Pesten op school en online.................................................................................................................46
13.3 Het gezin in de schooltijd...........................................................................................................................46
13.3.1 De veranderende thuisomgeving.......................................................................................................46
13.3.2 Jeugdzorg............................................................................................................................................48
De adolescentie (H14, H15, H16).................................................................................................................. 48
Hoofdstuk 14: de fysieke ontwikkeling in de adolescentie.................................................................................48
2
14.1 Fysieke rijping.............................................................................................................................................48
, 14.1.1 Groei in de adolescentie: het snelle tempo van fysieke rijping.........................................................48
14.1.2 Puberteit: het begin van seksuele rijping...........................................................................................48
14.1.3 Beeld van het eigen lichaam: reacties op fysieke veranderingen......................................................49
14.1.4 Vroege en late rijping: gevolgen.........................................................................................................50
14.1.5 Hersenontwikkeling en denken: de opmaat voor cognitieve groei...................................................50
14.3 Bereidingen voor het welzijn van adolescenten.........................................................................................51
14.3.1 Voeding en beweging: gewichtige zaken...........................................................................................51
14.3.2 Drugs...................................................................................................................................................52
14.3.3 Alcoholgebruik en -misbruik...............................................................................................................52
14.3.4 Tabak: de gevaren van roken.............................................................................................................53
14.3.5 Seksueel overdraagbare aandoeningen.............................................................................................53
15.1 De intellectuele ontwikkeling.....................................................................................................................53
15.1.1 Formeel-operationele stadium van Piaget en adolescentie..............................................................54
15.1.3 De adolescent als middelpunt van het universum.............................................................................54
15.2 De morele ontwikkeling.............................................................................................................................55
15.2.1 Kohlbergs theorie van morele ontwikkeling......................................................................................55
15.2.2 Gilligans theorie van morele ontwikkeling.........................................................................................56
15.3.2 Sociaaleconomische status en schoolprestaties: individuele prestatieverschillen............................56
15.3.7 Het afbreken van de schoolcarrière...................................................................................................57
15.3.8 Naar het hoger onderwijs...................................................................................................................57
15.3.9 Gender en prestaties in het hoger onderwijs.....................................................................................57
15.4 Het kiezen van een beroep.........................................................................................................................57
15.4.1 De drie periodes van Ginzberg...........................................................................................................57
15.4.2 De zes persoonlijkheidstype van Holland...........................................................................................57
15.4.3 Gender en carrièrekeuze: vrouwenwerk............................................................................................58
16.1.3 Identiteitsvorming in de adolescentie: verandering of crisis?...........................................................58
16.1.4 Marcia’s theorie van identiteitsontwikkeling.....................................................................................58
16.1.7 Depressie en zelfmoord: psychische problemen in de adolescentie.................................................59
16.2 Relaties: familie en vrienden......................................................................................................................59
16.2.1 Familiebanden: veranderende relaties binnen het gezin...................................................................60
16.2.2 Ouder-kind conflicten in de adolescentie..........................................................................................60
16.2.3 Relaties met leeftijdsgenoten: het belang van ‘erbij horen’..............................................................60
16.2.4 Populariteit en druk van leeftijdgenoten in de adolescentie.............................................................61
16.3.1 Verkering: jongen ontmoet meisje in de 21 e eeuw............................................................................61
16.3.2 Seksuele activiteiten tijdens de adolescentie.....................................................................................62
16.3.3 Seksuele geaardheid: heteroseksualiteit en homoseksualiteit..........................................................62
De jongvolwassenheid (H1, H2).................................................................................................................... 63
Hoofdstuk 1 Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid..................................63
1.1 Lichamelijke ontwikkeling............................................................................................................................63
1.1.1 Lichamelijke ontwikkeling, fitheid en gezondheid...............................................................................63
1.1.2 Motoriek, fitheid en welzijn: gezond blijven........................................................................................63
1.2 Cognitieve ontwikkeling...............................................................................................................................64
1.2.1 Intellectuele groei tijdens de vroege volwassenheid...........................................................................64
1.2.2 Benadering van postformeel denken...................................................................................................64
1.2.3 Schaies stadia van ontwikkeling...........................................................................................................65
1.2.4 Intelligentie: wat is belangrijk tijdens de vroege volwassenheid?.......................................................66
Hoofdstuk 2: sociale en persoonlijke ontwikkeling tijdens de vroege volwassenheid.......................................66
2.1 Relaties aangaan: intimiteit, aardig vinden en liefhebben tijdens de vroege volwassenheid.....................66
2.1.3 Op zoek naar intimiteit: Eriksons visie op vroege volwassenheid........................................................67
2.1.4 Vriendschap..........................................................................................................................................67
2
2.1.5 Verliefd worden: als aardig vinden verandert in liefhebben................................................................67
, 2.1.6 Gepassioneerde en kameraadschappelijke liefde: de twee gezichten van liefde...............................68
2.1.8 Een partner kiezen: de ware Jacob/Jacoba herkennen........................................................................68
2.2 Het verloop van relaties...............................................................................................................................69
2.2.1 Huwelijk, samenwonen en andere relatievormen: de mogelijkheden tijdens de vroege
volwassenheid in kaart brengen....................................................................................................................69
2.2.3 Ouderschap: voor kinderen kiezen.......................................................................................................69
2.2.4 De invloed van kinderen op ouders: twee is genoeg, drie is te veel?..................................................70
2.2.5 Homoseksuele ouders..........................................................................................................................70
2.2.6 Alleen blijven: ik wil op mezelf zijn.......................................................................................................71
2.3 Werk: een beroep kiezen en aan de slag gaan............................................................................................71
2.3.1 Identiteit tijdens de vroege volwassenheid: de rol van werk..............................................................71
2.3.2 Een beroep kiezen: wat doe je met je leven?......................................................................................71
2.3.4 Waarom werken mensen? Geld is niet alles........................................................................................72
Middelbare leeftijd (H3, H4)......................................................................................................................... 72
3.1 Lichamelijke ontwikkeling............................................................................................................................72
3.1.1 Overgangsperiode: geleidelijke verschuiving van lichamelijke vermogens.........................................72
3.1.2 Lengte, gewicht en kracht: ijkpunten van verandering........................................................................73
3.1.3 De zintuigen: zien en horen tijdens de middelbare leeftijd.................................................................73
3.1.4 Reactietijd: vertraagt langzaam............................................................................................................74
3.1.5 Seks tijdens de middelbare leeftijd: de ontwikkelingen gaan door.....................................................74
3.2.3 De A’s en B’s van het hartinfarct: verband tussen gezondheid en persoonlijkheid............................74
Type A’s en type B’s.......................................................................................................................................74
3.2.4 De dreiging van kanker.........................................................................................................................75
3.3 Cognitieve ontwikkeling...............................................................................................................................75
3.3.1 Neemt de intelligentie af tijdens de middelbare leeftijd?....................................................................75
3.3.2 De ontwikkeling van expertise: het verschil tussen experts en leken..................................................76
3.3.3 Geheugen: dit mag je niet vergeten.....................................................................................................76
4.2 Persoonlijke ontwikkeling.............................................................................................................................76
4.4.1 Twee visies op persoonlijke ontwikkeling van volwassen....................................................................76
4.1.2 Eriksons stadium van zorg voor de volgende generatie versus stagnatie............................................77
4.2 Relaties: familie tijdens de middelbare leeftijd............................................................................................77
4.2.1 Huwelijk en scheiding...........................................................................................................................77
4.2.2 Ontwikkelingen in het gezin: van huis vol tot leeg nest.......................................................................78
4.2.4 Huiselijk geweld: de verborgen epidemie............................................................................................78
4.3 Werk en vrije tijd..........................................................................................................................................78
4.3.2 Werk en carrière: werken tijdens de middelbare leeftijd....................................................................79
De ouderdom (H5, H6)................................................................................................................................. 79
Hoofdstuk 5 Lichamelijke en cognitieve ontwikkeling tijdens de ouderdom.....................................................79
5.1 Lichamelijke ontwikkeling tijdens de ouderdom..........................................................................................79
5.1.1 Oud worden: mythe en realiteit...........................................................................................................79
5.1.2 Lichamelijke veranderingen bij ouderen..............................................................................................79
5.1.3 Langere reactietijd................................................................................................................................81
5.1.4 De zintuigen: zien, horen, proeven en ruiken......................................................................................81
5.2 Gezondheid en welzijn tijdens de ouderdom...............................................................................................82
5.2.1 Gezondheidsproblemen bij ouderen: lichamelijke en psychische aandoeningen...............................82
5.2.2 Welzijn tijdens de ouderdom: de relatie tussen ouder worden en ziekte...........................................82
5.3 Cognitieve ontwikkeling tijdens de ouderdom.............................................................................................83
5.3.1 Intelligentie bij ouderen.......................................................................................................................83
5.3.2 Recente ontdekkingen over de aard van intelligentie bij ouderen......................................................83
2
5.3.3 Geheugen: herinneringen van vroeger – en nu...................................................................................84
, Hoofdstuk 6: Sociale en persoonlijke ontwikkeling tijdens de ouderdom..........................................................85
6.1 Persoonlijke ontwikkeling en gelukkig oud worden.....................................................................................85
6.1.2 Leeftijdsstratificatie en ouderdom.......................................................................................................86
6.1.3 Komst wijsheid met de jaren?..............................................................................................................87
6.1.4 Gelukkig ouder worden: wat is het geheim?........................................................................................87
6.2.2 Financiële kwesties: de economische aspecten van de ouderdom.....................................................88
6.2.3 Werk en pensionering tijdens de ouderdom........................................................................................89
6.3 Relaties: in ziekte en gezondheid.................................................................................................................89
6.3.1 Het huwelijk op hoge leeftijd: eerst samen, later alleen.....................................................................89
Babytijd (H5, H6, H7)
5.2 De fysieke ontwikkeling (babytijd)
- Vorm en verhoudingen van pasgeboren baby’s zorgen ervoor dat ze geen soepele
bewegingen kunnen maken.
o Hoofd groot en zwaar jonge baby’s niet de kracht om hem op te tillen
2
, o Ledematen kort in verhouding tot rest van het lichaam bewegingen beperkt
o Baby’s voornamelijk vet met een beperkte spiermassa bezitten weinig
kracht
- Baby’s beginnen snel een mate van mobiliteit te ontwikkelen, ze bezitten bij de
geboorte vaardigheden die mogelijk worden gemaakt door aangeboren reflexen.
5.2.1 Reflexen: onze aangeboren fysieke vaardigheden
De fundamentele reflexen
- Reflexen: niet-aangeleerde, gestructureerde, onvrijwillige responsen die automatisch
optreden in de aanwezigheid van bepaalde stimuli.
- Reflexen bieden een beschermende functie. Sommige reflexen zoals de knipperreflex
blijft het hele leven bestaan. Zwemreflex verdwijnt na paar maanden.
- Reflexen vormen wellicht de basis voor toekomstige, complexere gedragspatronen.
- Reflexen kunnen delen van de hersenen stimuleren die verantwoordelijk zijn voor
complexere gedragspatronen.
- Intensieve oefening kan leiden tot eerdere manifestatie van bepaalde motorische
activiteiten. De kinderen die intensieve oefening hebben gehad voeren de activiteiten
niet kwalitatief beter uit.
o Onderzoek van Philip R. Zelazo lopen (stapreflex)
Etnische en culturele variaties en overeenkomsten bij reflexen
- Reflexen zin per definitie genetisch bepaald en bij iedereen aanwezig. Er bestaan
echter wel culturele variaties in de manier waarop ze zich manifesteren.
o Voorbeeld Moro-reflex:
Blanke baby’s vertonen een zeer uitgesproken reactie op situaties die
de moro-reflex oproepen. Ze spreiden hun armen en schreeuwen ook
en reageren op een geagiteerde manier.
Navajo-baby’s reageren veel kalmer op dezelfde situatie. Ze spreiden
armen niet zo dramatisch en schreeuwen zelden.
- Reflexen komen op vaste tijdstippen en verdwijnen ook op vaste tijdstippen. Hun aan
of afwezigheid kan wijzen op dat er iets mis is met de ontwikkeling van het kind.
- Volgens sommige onderzoekers kunnen bepaalde reflexen volwassenen in de buurt
van het kind ertoe stimuleren het te verzorgen en te voeden.
2
,5.2.2 De motorische ontwikkeling (babytijd)
- Er bestaan geen duidelijkere fysieke veranderingen dan het gloeiende scala aan
motorische vaardigheden dat baby’s de eerste twee jaar van hun leven aanleren.
Grove motoriek
- De motorische vaardigheden van pasgeboren baby’s zijn niet vreselijk complex in
vergelijking met de prestaties die ze niet veel later zullen verrichten.
- Kruipen 8-10 maanden oud
- Lopen door vast te houden aan meubels 9 maanden
- Loslopen eind van eerste levensjaar
- Zitten zonder ondersteuning 6 maanden
Fijne motoriek
- Als baby’s 3 maanden oud zijn ze enigszins in staat om de beweging van armen en
benen op elkaar af te stemmen.
- Rond 4 maanden ontstaat er een nauwkeurige manier van grijpen
o Het duurt wat langer voordat baby’s hun grijpvermogen kunnen coördineren.
Vrij snel kunnen ze hand uit steken en object vasthouden.
- 11 maanden: objecten van grond pakken die zo groot zijn als een knikkers
- 2 jaar oud: beker vasthouden, naar hun lippen brengen en slok nemen zonder te
morsen.
- Gijpen volgt net als andere motorische activiteiten een hiërarchisch
ontwikkelingspatroon, waarbij verschillende eenvoudige vaardigheden gecombineerd
worden tot complexere vaardigheden.
Gemiddelde leeftijd (in maanden) Vaardigheid
3 Opent hand duidelijk
3.5 Grijpt rammelaar
8,5 Grijpt met duim en wijsvinger
11 Houdt potlood op de juiste manier vast
14 Bouwt toren van twee blokken
16 Plaatst stokjes in gaatjes
24 Imiteert lijnen op papier
33 Kopieert cirkel
5.3 De ontwikkeling van de zintuigen
- De wereld van een pasgeboren baby mist helderheid en stabiliteit van de volwassen
belevingswereld, maar wordt met de dag begrijpelijker naarmate de baby beter in
staat is om de omgeving met zijn zintuigen waar te nemen.
- Sensatie: de fysieke stimulatie van de zintuigen.
- Perceptie: het met behulp van de zintuigen en de hersen ordenen. Interpreteren,
2
analyseren en integreren van stimuli.
,5.3.1 Visuele perceptie: de wereld zien
- Anatomisch gezin is het oog van een baby nog niet helemaal klaar om te functioneren
en ook de myelinisering van de gezichtszenuw laat te wensen over.
o Een pasgeboren baby ziet alleen scherp wat zich op circa twintig à dertig
centimeter afstand bevindt.
o Een maand na de geboorte is het gezichtsvermogen van de baby verbeterd,
maar details kan bij nog steeds niet goed onderscheiden.
o Na drie maanden ziet de baby scherp.
- Binoculaire gezichtsvermogen: het vermogen om de beelden van beide ogen te
combineren zodat we diepte en beweging kunnen onderscheiden.
Ontstaat rond de 14e week.
- Experiment van ontwikkelingspsychologen Eleonor Gibson en Richard Walk.
o Met de visuele klif wordt de diepteperceptie van baby’s onderzocht.
Meeste baby’s tussen 6 en 14 maanden niet overgehaald worden om
over de klif te steken.
Konden dus blijkbaar al diepte onderscheiden
- Visuele voorkeuren baby’s bij geboorte:
o Ze kijken liever naar stimuli met patronen dan naar eenvoudiger stimuli.
o Voorkeur voor kleuren, vormen, configuraties van verschillende stimuli.
o Ze kijken liever naar kromme dan rechte lijnen
o Ze kijken liever naar driedimensionale dan naar tweedimensionale figuren
o Ze kijken liever naar menselijke gezichten dan naar andere beelden.
- Tussen 6e en 9e maand: baby’s worden beter in het onderscheiden van verschillende
mensengezichten, terwijl ze de gezichten van andere soorten steeds minder goed van
elkaar kunnen onderscheiden.
5.3.2 Auditieve perceptie: de wereld van het geluid
- Kinderen worden geboren met voorkeuren voor bepaalde geluidscombinaties.
- Auditieve perceptie van baby’s direct na geboorte al vrij goed > gehoor voor geboorte
al kunnen oefenen in de baarmoeder.
- Eerste twee jaar van babyleven: steeds gevoeliger voor hoge en lage frequenties.
- Baby’s minder gevoelig voor middenfrequentie > gevoeligheid neemt toe.
- Geluidslokalisatie: bepalen uit welke richting het geluid komt.
o Lastig voor baby’s: oren dicht bij elkaar, lastig om te bepalen waar het geluid
vandaan komt.
o Neemt af in de eerste twee maanden, daarna neemt het pas weer toe.
o Als baby’s een jaar zijn kunnen ze zichzelf meten met volwassenen.
- Met 6 maanden kunnen baby’s de verandering van één noot in een melodie met zes
tonen waarnemen. Ook reageren ze op veranderingen in de toonaard.
- Na 1 maand kunnen baby’s onderscheid maken tussen twee op elkaar lijkende
geluiden
- Na 4,5 maand kunnen ze hun eigen naam onderscheiden van woorden die daarop
lijken.
- Na 5 maanden kunnen ze het verschil horen tussen Nederlandse en Spaanse passages.
- De prenatale blootstelling aan hun moeders stem, ook al werd die gedempt door de
vloeibare omgeving van de baarmoeder, lijkt invloed te hebben op de
luistervoorkeuren van de baby.
5.3.3 Reuk en smaak
- De reukzin is bij heel jonge baby’s (12-18 maanden) zo goed ontwikkelt dat ze hun
moeder op basis van geur herkennen.
o Baby’s die borstvoeding krijgen zijn hier beter in dan baby’s die flesvoeding
krijgen.
2
- Smaak blijkt bij baby’s ook buitengewoon ver ontwikkeld.
, o Walging bij bittere smaak al sinds geboorte aanwezig, jonge baby’s glimlachen
als er een zoete vloeistof op hun tong gedruppeld wordt.
- Evolutionaire erfenis: baby’s die voorkeur gaven aan zoet hadden meer kans om
voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen en te overleven (moedermelk is zoet).
5.3.4 Gevoeligheid door pijn en aanrakingen
- Vroeger: mensen gingen ervan uit dat baby’s geen echte pijn konden voelen.
- Nu: baby’s worden geboren met het vermogen om pijn te voelen
- Pijn bij baby’s lijdt tot teken van agitatie: een snellere hartslag, zweten,
gezichtsuitdrukkingen die aangeven dat ze het niet naar hun zin hebben en
veranderingen in intensiteit en de toon van hun huilen.
o Hieruit maken ze op dat baby’s wel degelijk pijn voelen.
- Reacties op pijn lijken sterker te worden als kinderen ouder worden.
o Komt mogelijk door de relatief tragere overdracht van informatie binnen het
zenuwstelsel van de pasgeborene.
- Blootstelling aan pijn in de babytijd zorgt voor permanente veranderingen in het
zenuwstelsel veroorzaken die kunnen leiden tot een grotere gevoeligheid voor de pijn
in de volwassenheid.
Reacties op aanrakingen
- De kleinste baby’s reageren op lichte aanrakingen zoals een troostende aai om een
huilende, geagiteerde baby te kalmeren.
- Tastzin is een van de meest geavanceerde zintuigen bij een pasgeboren baby.
o Tastzin een van de eerste zintuigen die zich ontwikkelt.
o 32 weken na conceptie blijkt het hele lichaam al gevoelig voor aanrakingen.
o Tastzin komt van pas om de wereld te verkennen.
o Speelt belangrijke rol bij de toekomstige ontwikkeling van een organisme
Zet een complexe chemische reactie in gang die kinderen helpt te
overleven.
- Na 6 maanden stoppen baby’s alles wat ze in hun hand hebben in hun mond.
Zintuigelijke reactie op het gevoel van een object in hun mond geeft Informatie
over de aard van dat object.
- Aanraking is ook geassocieerd met sociale ontwikkeling.
6.1 De cognitieve ontwikkeling (babytijd)
Jean Piaget
6.1.1 Belangrijke elementen van Piagets theorie
- De ontwikkelingstheorie van Piaget is gebaseerd op een stadiamodel. Hij ging ervan
uit dat alle kinderen van geboorte tot adolescentie in een vaste volgorde vier
universele stadia doorlopen:
1. Het sensomotorische stadium (0-2 jaar)
2. Het pre operationele stadium (2-7 jaar)
3. Het concreet operationele stadium (7-12 jaar)
4. Het formeel operationele stadium (12 jaar tot volwassenheid)
Overgang verliep wanneer het kind het juiste niveau van fysieke rijping heeft bereikt én is
blootgesteld aan relevante ervaringen.
- Cruciaal om te kijken naar de veranderingen in kwaliteit van de kennis en het begrip
van kinderen.
o Tijdens cognitieve ontwikkeling veranderd bijvoorbeeld hun begrip van wat
wel en niet kan in de wereld.
- Piaget geloofde dat mentale structuren, die hij schema’s noemde, de fundamentele
bouwstenen zijn van de manier waarop wij de wereld zien.
2
o Schema: georganiseerde mentale structuur en patronen.