Samenvatting van alle hoorcolleges, literatuur, arresten en videocolleges. Compleet voor het tentamen. Formeel strafrecht - Bachelor Jaar 2 Rechtsgeleerdheid - EUR - Blok 6.
Hoorcollege en jurisprudentie week 1
Het opsporingsonderzoek
Op grond van art. 1 Sv en het legaliteitsbeginsel mag opsporing alleen gebeuren als dat bij wet is voorzien.
Opsporing moet berusten op een wet in formele zin. De kern van het vooronderzoek bestaat uit een
opsporingsonderzoek.
Art. 132a Sv geeft een definitie van het opsporingsonderzoek: Onder opsporing wordt verstaan het
onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de officier van justitie met als doel het nemen
van strafvorderlijke beslissingen.
Het toetsingskader van het EHRM betreffende de inbreuk op grondrechten werd toegepast in
Kruslin/Huvig en kent dus een waarborgfunctie voor de EVRM-rechter.
EHRM 24 april 1990, m.nt. E.J. Dommering (Kruslin & Huvig): Is het aftappen van telefoongesprekken in
Frankrijk in strijd met art. 8 EVRM, wat als eis stelt dat inmenging in het recht op eerbiediging van
privéleven en correspondentie bij wet voorzien moet zijn? Om vast te stellen of er een schending van art.
8 EVRM is, moet eerst gekeken worden of de schending bij wet voorzien is. Dit is het geval als er een basis
in de nationale wet is en als de wet voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: accessible, foreseeable en
rule of law. Daarnaast moet de inmenging een legitiem doel beogen en noodzakelijk zijn in een
democratische samenleving.
Wanneer is er sprake van opsporing? Er is sprake van opsporing op het moment dat het onderzoek zich
richt op de vraag of strafrechtelijk moet worden ingegrepen: dus indien er wordt opgetreden door
politiële en justitiële autoriteiten naar aanleiding van een redelijk vermoeden dat een strafbaar feit is
begaan.
Personen belast met opsporing
Art. 127 Sv spreekt van personen met opsporing van strafbare feiten belast. Hiermee worden algemene
(art. 141 Sv) en buitengewone opsporingsambtenaren (art. 142 Sv) bedoeld. De opsomming is limitatief,
gezien het legaliteitsbeginsel.
Art. 141 Sv: algemene opsporingsambtenaren
o Sub a: officieren van justitie (art. 148 en 149a Sv)
o Sub b: ambtenaren van de politie
o Sub c: militairen van de Koninklijke marechaussee
o Sub d: opsporingsambtenaren van bijzondere opsporingsdienst
Art. 142 Sv: buitengewone opsporingsambtenaren
o Sub a: een bijzondere wet (art. 142 lid 1 sub c Sv)
o Sub b: een akte van opsporing die aan hen is verleend (art. 142 lid 1 sub a)
Officier van justitie. Op grond van art. 148 lid 2 Sv geeft de officier van justitie bevelen aan de overige
personen die belast zijn met opsporing. Hij heeft zeggenschap over alle opsporingsactiviteiten van
gewone of buitengewone opsporingsambtenaren. Het gezag dat hij ontleent uit art. 132a Sv concretiseert
zich in de bevoegdheid van art. 148 lid 2 Sv.
Reikwijdte opsporingsbevoegdheid. De opsporingsbevoegdheid van algemene opsporingsambtenaren
strekt tot de opsporing van alle strafbare feiten. De politie kan dus alle delicten opsporen, zelfs als het
niet strafbaar is gesteld. Buitengewone opsporingsambtenaren zijn beperkt tot strafbare feiten die in de
wet zijn neergelegd.
Vijf typen opsporingsonderzoek
1
, Klassieke opsporing: uitgangspunt van het onderzoek is een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit.
Daarom is het reactief: het reageert op al gepleegde strafbare feiten. Het gaat bij deze opsporing om
het verzamelen en veiligstellen van bewijs met het oog op de berechting van de vermoedelijke dader.
Het heeft twee kenmerken:
1) Het onderzoek vindt plaats naar aanleiding van een vermoedelijk gepleegd strafbaar feit;
2) Het moet gericht zijn op opheldering van dat feit.
Repressieve controle: er wordt gespeurd naar mogelijk gepleegde strafbare feiten. Er is nog geen
redelijk vermoeden dat het feit is gepleegd. Bijvoorbeeld de verkeerscontrole op alcohol. De
repressieve controle is gericht op strafrechtelijke handhaving van de wet. Het doel is eventuele
vervolging en berechting van opgespoorde feiten.
Proactieve opsporing: kenmerkend zou moeten zijn dat het gaat om opsporing van toekomstige, nog
niet gepleegde feiten. Dit is anders in de praktijk:
1) Het verschil met de klassieke opsporing is dat het onderzoek niet primair en niet alleen is gericht
op opheldering van reeds gepleegde feiten.
2) Het verschil is ook het doel van het onderzoek. Het onderzoek richt zich niet op het reeds
gepleegde feit, maar op een strafbaar feit dat in de toekomst gepleegd zal worden.
3) Ook gaat het om opheldering van vermoedelijk reeds gepleegde feiten.
Inlichtingenwerk: elk politiekorps heeft een Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE), die informanten
runt. Naar aanleiding van de vergaarde inlichtingen kan er een opsporingsonderzoek worden
ingesteld. Vergaarde inlichtingen zelf zijn geen bruikbaar bewijsmateriaal, maar zijn wel een
sturingsfunctie. Het doel is niet het verzamelen van bewijsmateriaal, maar het opbouwen van een
informatiepositie.
Verkennend onderzoek: dit onderzoek wordt gerekend tot de taak van de politie: het gaat om het
verkrijgen van een beeld van een bepaalde sector in de samenleving. De sector wordt doorgelicht met
als doel om de aard en omvang van de zich voordoende criminaliteit te kunnen vaststellen. De
resultaten van het onderzoek kunnen aanleiding geven tot gerichte opsporingsonderzoeken.
Bijzondere opsporingsbevoegdheden (bob): observatie
Observatie. Er is sprake van observatie als er een geringe inbreuk wordt gemaakt op iemand zijn
grondrechten. Wanneer observeren niet tot een bepaalde persoon is gericht valt het onder de algemene
opsporingsbevoegdheid van art. 141 en 142 Sv.
Stelselmatige observatie. Stelselmatige observatie is geregeld in art. 126g Sv. Op grond hiervan kan de OVJ
in geval van verdenking van een misdrijf en in het belang van het onderzoek bevelen dat een
opsporingsambtenaar stelselmatig een bepaalde persoon volgt (dynamische observatie) of stelselmatig
diens aanwezigheid of gedrag waarneemt (statische observatie).
Voor stelselmatige observatie is een bevel vereist. Er is sprake van stelselmatigheid wanneer: observaties
die meer dan beperkte inbreuk maken op de privacy van de betrokkene, hoe privacygevoeliger de
observatie, hoe eerder de observatie stelselmatig is.
Er zijn drie domeinen over de bevoegdheid van stelselmatige observatie in de bijzondere wet
opsporingsbevoegdheden (Titel IVA, eerste boek).
Verschil observatie en stelselmatige observatie. Wanneer er gesproken wordt van een stelselmatige
observatie moet dit gaan via art. 126g Sv. Dit is wanneer er een nauwkeurig omschreven persoon wordt
gevolgd en daarmee dus een inbreuk op zijn privacy wordt gemaakt. Bij een geringe inbreuk van de
2
,grondrechten is de bevoegdheid van art. 3 Pw voldoende (normale observatie). Bij stelselmatige
observatie is er een speciale opsporingsbevoegdheid nodig (bob).
Voor dit onderscheid zijn twee vragen van belang:
1. Gaat het om een bepaalde persoon?
2. En gaat het om een stelselmatig karakter van de observatie waarbij een meer dan beperkte
inbreuk wordt gemaakt op het privéleven?
Bijzondere opsporingsbevoegdheden (bob): aftappen mobiele communicatie (art. 126m Sv)
Het wetsartikel spreekt van het volgende: “een opsporingsambtenaar bevelen dat met een technisch
hulpmiddel niet voor het publiek bestemde communicatie die plaatsvindt met gebruikmaking van de
diensten van een aanbieder van een communicatiedienst, wordt opgenomen.” Het is dus
techniekonafhankelijk.
Aan de hand van opnamen kan men achteraf controleren of de opsporingsambtenaar de gesprekken
correct heeft weergegeven.
Art. 126m vs. art. 126l Sv. Het verschil is dat het bij art. 126l Sv gaat op het opnemen van vertrouwelijke
communicatie die niet via een telecommunicatienetwerk verloopt, zoals het opnemen van gesprekken
met behulp van een richtmicrofoon of het plaatsen van afluisterapparatuur in een woning.
Aftappen andere personen. Niet alleen de verdachte, maar ook bekenden van de verdachte of nog niet
verdachte personen kunnen worden afgetapt. Het is dus toegestaan dat bij verdenking van een misdrijf
als omschreven in art. 67 lid 1 Sv ook afzonderlijke gesprekken worden afgetapt.
Notificatieplicht. Een opsporingsonderzoek kan leiden tot een vervolging. Soms leidt een
opsporingsonderzoek niet tot een vervolging van degene die als verdachte werd aangemerkt. Hiervoor
geldt de notificatieplicht van art. 126bb lid 1 en 2 Sv.
De regeling die geldt voor alle bob-bevoegdheden vereist dat de onderzoeksresultaten die voor de
beoordeling van de zaak van belang zijn, bij de processtukken moeten worden gevoegd. Pas als de zaak is
geëindigd na afloop van het onderzoek, moet tot vernietiging worden overgegaan. Een uitzondering op de
vernietigingsplicht is gemaakt in art. 126dd Sv.
Bijzondere opsporingsbevoegdheden (bob): inbeslagneming smartphone / bevel tot uitlevering
Inbeslagneming. De inbeslagneming van een voorwerp staat uitgewerkt in art. 134 lid 1 Sv. De
inbeslagneming wordt in artt. 94 en 94a Sv geconcretiseerd en ingeperkt. De
inbeslagnemingsbevoegdheden die de politie heeft staan in art. 95 en 96 Sv. Hierbij geldt dat art. 96
toekomt aan alle opsporingsambtenaren die de verdachte op heterdaad betrappen of als er sprake is van
een misdrijf omschreven in art. 67 lid 1 Sv. Hiervoor is voldoende dat het redelijk vermoeden bestaat dat
een dergelijk strafbaar feit is gepleegd.
Bevel tot uitlevering. Art. 96a Sv geeft opsporingsambtenaren de bevoegdheid om de uitlevering te
vorderen van voor inbeslagneming vatbare voorwerpen. Bij dit bevel gaat het niet om vrijwillige
medewerking. Het bevel mag alleen gegeven worden als er sprake is van een misdrijf in art. 67 lid 1 Sv.
Ontdekking op heterdaad maakt hier niet uit: er moet een redelijk vermoeden bestaan dat de persoon tot
wie het bevel wordt gericht houder is van een voor inbeslagneming vatbaar voorwerp.
Bijzondere opsporingsbevoegdheden (bob): toetsingskader
Bekijk de voorwaarden in de wet bij de desbetreffende bevoegdheid. Zij hebben ieder dezelfde
systematiek:
1. Wat houdt de bijzondere opsporingsbevoegdheid in?
2. Wie is de bevoegde autoriteit?
3
, 3. Wie is het subject?
4. In welk geval?
5. Op welke grond?
De inbreuk op het recht van de persoonlijke levenssfeer (art. 8 EVRM)
EHRM 24 april 1990, m.nt. E.J. Dommering (Kruslin & Huvig): Een inbreuk op art. 8 EVRM is pas
gelegitimeerd als die inbreuk bij een wet is voorzien, een legitiem doel nastreeft en noodzakelijk is in een
democratische samenleving (lid 2). De wetgeving (inclusief ongeschreven recht) moet voldoende
toegankelijk (accessible), voorzienbaar (forseeable) en precies (sufficient precision) zijn. Die inbreuk op de
persoonlijke levenssfeer moet in accoedance with the law en particulary precise zijn.
In de noot van Dommering staan ook kwaliteitseisen waaraan het nationaal taprecht moet worden
voldaan. Hij noemt een aantal criteria waaraan het Franse recht niet voldeed:
Regels m.b.t. de categorie van personen die mogen worden afgeluisterd;
Regels m.b.t. de beperking in de tijd dat mag worden afgeluisterd;
Regels m.b.t. de delicten waarbij mag worden afgeluisterd;
Regels m.b.t. de terbeschikkingstelling aan de rechter en verdediging van de weergave van de
opgenomen gesprekken;
Regels m.b.t. de vernietiging of wissing van de opgenomen banden.
Van belang bij de rechtmatigheidsvraag is de vraag naar de mate waarin een inbreuk wordt gemaakt op
het recht van de persoonlijke levenssfeer van de verdachte.
1. In welke mate is er sprake van een inbreuk op een persoonlijke levenssfeer (beperkt of meer dan
beperkt)?
2. Is de inbreuk meer dan beperkt? Dan is er een specifieke wettelijke grondslag vereist (HR 1 juli
2014, m.nt. P.H.P.H.M.C. van Kempen (Stille sms))
Meer dan beperkt is wanneer ongeveer een compleet beeld van het persoonlijke leven wordt
gezien, dit is te bepalen aan de hand van de hoeveelheid onderzocht materiaal, gerichtheid van
het onderzoek, de aard van de info, de duur, de plaats, de intensiteit en het gebruik van
technische hulpmiddelen.
Er geldt een vast toetsingsschema bij de beoordeling van een inbreuk op de privacy van art. 8 EVRM.
1. Op grond van art. 8 lid 2 EVRM moet eerst de vraag worden beantwoord of er sprake is van een
interference by public authority:
a. Heeft er interference voorgedaan: of het optreden waarover wordt geklaagd een inbreuk
maakte op de privacy van de klager?
b. Is er sprake van een inbreuk op de privacy by a public authority: is het de overheid die
een inbreuk maakte?
2. Art. 8 lid 2 EVRM bepaalt dat er uitzonderingen mogelijk zijn op het recht op privacy en
formuleert drie cumulatieve voorwaarden waaraan die uitzonderingen moeten voldoen:
a. Is de inbreuk in accordance with the law? Deze voorwaarden kent twee aspecten: (1) er
mag geen schending van het nationale recht zijn (2) de kwaliteit van het nationale recht
moet goed zijn, de regeling mag niet vaag en onbepaald zijn.
b. Is er sprake van een legitimate aim? De legitieme doelen staan vaak opgesomd in lid 2
van het betreffende EVRM-artikel.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Kxlly. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,56. Je zit daarna nergens aan vast.