Boek psychopathologie bij kinderen en jeugdigen
Hoofdstuk 1:
Ontwikkelingspsychopathelogie= de wetenschappelijke discipline die onderzoekt
hoe psychische stoornissen ontstaan en zich ontwikkelen
Ontwikkelingspsychopathelogie is anders dan psychiatrie
Psychiatrie= een medische discipline die zich bezighoudt met onderzoek,
diagnose en behandeling van de psychische stoornis
De Ontwikkelingspsychopathelogie gebruikt vanuit de inzichten verschillende
disciplines bij het kijken naar een stoornis
- De ontwikkelingspsychologie (normale ontwikkeling)
- De klinische psychologie (de afwijkende ontwikkeling)
- De pedagogie (de opvoeding)
- De kinderpsychiatrie (psychiatrische ziekten)
- De biologie (erfelijkheid en lichamelijke rijping)
- De sociologie (maatschappelijke processen)
- De antropologie (culturele normen en waarden)
- De epidemiologie (het voorkomen van ziekten en stoornissen onder de
bevolking)
Onder pubers verstaan we kinderen tussen 11/13 jaar
3 belangrijke thema’s uit de ontwikkelingspyschopathelogie:
1. Vroeger en nu
Hoe ouder kinderen worden hoe meer vaardigheden ze gaan beheersen.
Vroeger heeft ook invloed. Iemand die altijd is gepest, ziet een grap eerder
negatief dan iemand die altijd met plezier naar school is gegaan
Ervaringen en herinneringen zijn continu wisselwerkingen van elkaar.
2. Een dynamisch gezichtspunt
Of we gedrag normaal of abnormaal vinden hangt samen met ontwikkeling
opgaven
Normaal is als een 10-jarige bang is dat zijn ouders scheiden abnormaal is
dat hij gaat lopen schreeuwen als zijn moeder wegloopt van hem
, 3. Een uniek individu met een unieke ervaring
Het ontstaan van beloop van gedrag wordt op 3 verschillende factoren
beïnvloed
1. Kind gebonden (genetische aanleg, sekse, leeftijd, intelligentie,
impulsbeheersing
2. Ouder- & gezin gebonden (opleiding, inkomen,
opvoedingsvaardigheden, gezondheid
3. Omgeving gebonden (familieleden, buren, vrienden, maatschappelijke
factoren (welvaart, onderwijs, televisie, media, normen en waarden)
Alles heeft invloed, maar niet bij iedereen en niet bij iedereen evenveel
We zeggen geen autist maar kinderen met autisme enz.
Normale ontwikkeling= gemiddeld het vaakst voorkomt op een bepaalde leeftijd
Waar kijken mensen naar bij een stoornis?
Differentiaaldiagnose = op welke stoornis lijkt de besproken stoornis
Comorbiditeit= met welke andere psychische/ lichamelijke stoornis gaat de
stoornis samen
Prevalentie = hoe vaak komt de stoornis voor
De verschillen in de kenmerken van de stoornis en de prevalentie bij jongens en
meisjes
Cultuur heeft op 2 manieren invloed op de psychopathologie
1. Culturele waarden en maatschappelijke omstandigheden kunnen de kans
vergroten of verkleinen dat kinderen zich op een bepaalde manier
gedragen
Japanse jongeren trekken zich bv terug omdat ze bang zijn anderen te mishagen
en Westerse jongeren omdat ze bang zijn om af te gaan bij de rest (beide
gevallen sociale fobie)
2. Culturele normen en waarden kunnen de opvattingen van volwassenen het
gedrag van kinderen beïnvloeden, en daarmee hun psychopathologie
Bv Amerikaanse ouders vinden liegen, bedreigen enz. moeilijk en Thaise
verlegen, angst. Ook adviseerde beide ouders anders de Amerikaanse ouders
houden van gedragsmatige aanpak waarvan straf en beloning en Thaise van een
goed gesprek
Risicofactor = heeft negatieve invloed op de ontwikkeling van een kind en
vergroot de kans op een stoornis
- Biologisch niveau (genetische aanleg)
- Omgeving niveau
Beschermende factor= doet in een riskante situatie dit negatieve effect geheel of
gedeeltelijk teniet
Bij beide factoren kan onderscheid gemaakt worden tussen
1. Het kind
2. De ouders/ gezin
3. Sociale netwerk, maatschappij, cultuur en omgeving
Binnen de Ontwikkelingspsychopathelogie wordt de nadruk gelegd op het
vroegtijdig herkennen van de risicofactoren
, - Worden ze herkend kunnen ze dingen voorkomen
- Zijn ze er al, kan er mee om worden gegaan
Hoofdstuk 2:
Classificatie= een persoon (voorwerp, situatie) herkennen er een naam aan
geven en indelen in een categorie
Nadeel classificatie
- Etiketten zijn niet altijd fijn voor mensen want mensen gaan zich ernaar
gedragen of worden nagewezen zoals de moeders ijskastmoeders
genoemd werden als hun kind ASS had
DSM-5
- Diagnostiek and statistical Manual of mental disorders (handboek voor de
classificatie van psychisme stoornissen)
- Het kan geen diagnoses stellen maar je er wel bij helpen
Geschiedenis DSM
- Duitse psychiater Emil Kraepelin (grondlegger)
- DSM 1/ begin jaren 50/ aandacht minder ernstige stoornissen, vooral op
psychoanalytische theorieën
- DSM-111/ 1980/ uit gaan waarneembare kenmerken, vanaf toen gingen
hulpverleners wereldwijd dezelfde criteria gebruiken/ mogelijkheden
onderzoek te doen naar psychische stoornissen
- DSM-IV/ 1994/ in 2000 licht aangepaste versie
- DSM-5/ 2013/ in 2014 de Nederlandstalige
Uitgangspunten DSM
Beschrijft van het symptoom
- Soort
- Aantal
- Mate (kan je nog goed functioneren)
- Termijn (belangrijk, je kan ff verdrietig zijn maar niet altijd)
Er zijn hier overal afspraken over gemaakt bijvoorbeeld iemand die minder dan 5
symptomen heeft die kenmerkend zijn voor een depressieve stoornis, de stoornis
niet heeft
- Als vuistregel geldt hoe meer puntjes je hebt hoe erger de stoornis
Groepen stoornissen in de DSM-5
- Ruim 300 stoornissen
- 20 categorieën
- Eerst was er kinderen en volwassen versie maar die is er niet meer, omdat
het niet opeens verdwijnt als je 18 wordt en oudere kunnen ook adhd
hebben
Tabel 2.1 – boek
Kantekeningen bij de opzet van het DSM-systeem
, - Volgens Ontwikkelingspsychopathelogie wordt er onvoldoende rekening
gehouden met ontwikkelingscontext waarin de stoornis ontstaan (ze
vinden dat DSM bv depressie beschrijft als een man maar kan bij vrouwen,
kinderen heel anders zijn)
- Houdt te weinig rekening met de culturele context
DSM gaat uit van 2 indelingen
- Categoriale= gaat men uit van wel of niet (symptomen zijn wel of niet
voldoende aanwezig)
- Dimensionale= gaat het om de mate van ernst (afhankelijk ernst en
hoeveelheid symptomen)
Meest gebruikte dimensionale vragenlijst = CBCL/ bestaat uit 120 uitspraken en
je moet invullen of het er wel niet veel of weinig is. Voor elke leeftijd en jongens
meisjes zijn er andere
CBCL voordelenen ten opzichte van de DSM
- Sluit beter aan bij Ontwikkelingspsychopathelogie ideeën
- Veel mensen geven hun ervaringen (ouders, leerkrachten, kind)
- De CBCL gaat er van uit dat er geen harde criteria bestaan voor psychische
stoornissen
CBCL nadelen ten opzichte van de DSM
- De mondiale vragenlijst is veel lager (voor buitenlanders)
- Vooral stoornissen die veel voorkomen in beeld
Diagnose= (voorlopig) eindpunt van het proces van luisteren vragen stellen,
observeren en beschrijven, informatie verzamelen ne relevante kennis erbij halen
In de puberteit groeit de kans op psychische problemen bij kinderen/ ze maken
dan veel veranderingen door op verschillende vlakken
Om psychische problemen in kaart te brengen zijn er 4 diagnostische methodes
voor
1. Het diagnostische gesprek
- Is het belangrijkste instrument bij classificatie en diagnostiek