Zorgthema Bloed
Bloed transporteert: zuurstof, voedingsstoffen, hormonen, kooldioxide en
warmte.
Bloed heeft twee hoofdcomponenten: water en cellen.
Belangrijke factoren van bloed zijn: bloedvolume, zuurstoftransport,
stolling, zuur-base-evenwicht en de bloedwaarden.
Fysiologische interactie en verbanden bloed:
Ademhaling: longen zorgenv oor zuurstofaanbod en afvoer van
kooldioxide.
Circulatie: bloed is de vloeibare vulling van het cardiovasculair systeem,
totale volume is verdeeld over diverse compartimenten en wordt naar de
behoefte rondgepompt.
Urogenitaal stelsel: bloed bestaat uit cellen en water, de hoeveelheid
water en concentraties van ionen worden gereguleerd door het urogenitale
stelsel.
Huid en afweersysteem: bloed heeft een zeer belangrijke rol in de
cellulaire en humorale afweer.
Hormonaal stelsel: hormonen zijn eiwitten die de werking van een orgaan
beïnvloeden, bloed transporteert hormonen van de hormoon producerende
organen naar de doelorganen.
Alle orgaansystemen: alle organen aangesloten op de circulatie worden
continu doorbloed voor de aanvoer van water, elektrolyten en
voedingsstoffen en de afvoer van kooldioxide, zuur etc.
Rode bloedcellen: zuurstof- en kooldioxidetransport
,Witte bloedcellen: verdediging van het lichaam
Bloedplaatjes: hemostase
1. Bloedvolume
Functie: vulling van circulatie, componenten en verhoudingen.
55% plasma
1% plaatjes en witte bloedcellen
44% rode bloedcellen
6 à 8% van het lichaamsgewicht is het totale bloedvolume.
Hematocriet (Ht): het percentage van het totale bloedvolume dat door de
bloedcellen wordt ingenomen.
Bloedplasma: 90-92% water, bevat eiwitten (albumine, globuline en
fibrinogeen: productie in lever).
Albumine: colloïd-osmotische druk
Globuline: bescherming tegen virussen, bacteriën en schadelijke stoffen.
Fibrinogeen: stolling
2. Zuur-base-evenwicht
Zure afvalstoffen: maagzuur, kooldioxide, vetzuren, waterstof en melkzuur.
Homeostase: vereist een evenwicht tussen de hoeveelheid zuren en basen
in het bloed afhankelijk van de longfunctie en de nierfunctie.
PH: potentio hydrogenium): waterstofionenconcentratie.
1 is heel zuur, 14 is heel weinig zuur.
Acidose: pH < 7,35
- Bij grote spieractiviteit en koorts produceren we meer CO2, als door
zuurstofgebrek anaerobe verbranding plaatsvindt komt melkzuur
vrij.
- Ook bij kilo’s vetafbraak verzuurt het metabolisme door
overproductie van zuren: ketoacidose.
- Verlies aan basen, bicarbonaat, door overmatig diarree
- Metabole overproductie, onvoldoende bicarbonaat, onvoldoende
uitscheiding van waterstof (nieren) of ophoping van kooldioxide
(longen).
Alkalose: pH > 7,45
- Door verlies van zuren bij braken
- Overschot aan bicarbonaat
- Overmatige uitscheiding van
kooldioxide (longen)
Buffer: moleculen die afhankelijk van de
zuurgraad waterstofionen kunnen afgeven of
opnemen. Buffersystemen:
bicarbonaatbuffering (HCO3-),
kooldioxidebuffering (CO2), hemoglobine, fosfaat.
, H+ via de nieren uitscheiden en CO2 via de longen uitscheiden.
Buffersysteem nieren komt langzaam op gang 24-48H.
3. Zuurstoftransport
Functie van bloed: het binden, vervoeren en afstaan van zuurstof in de
longen, het bloed en de weefsels.
Lucht: gasmengsel 21% zuurstof, 79% stikstof (N2) en een kleine
hoeveelheid edelgassen, kooldioxide en waterdamp.
pO2 (zuurstofspanning) is de maat van de druk van de in het plasma
opgeloste zuurstof.
De zuurstofspanning is nodig om de hemoglobine verzadigd te krijgen met
zuurstof.
Als de pO2 te laag is wordt de zuurstof in het bloed onvoldoende aan
hemoglobine gebonden, waardoor hypoxemie ontstaat.
Saturatie: percentage hemoglobine dat verzadigd is met zuurstof.
Zuurstoftransport ook afhankelijk van het hemoglobinegehalte en de
cardiac output: slagvolume x hartfrequentie.
Zuurstofspanningscascade: het verloop van de pO2 van de buitenlucht
naar de alveoli, pulmonaal bloed, arterieel bloed, capillair bloed en veneus
bloed (grootste verval is in de weefsesls)
Hemoglobine: eiwit dat de erytrocyten vult en de functie heeft om
nagenoeg de gehele hoeveelheid zuurstof (95%) en een deel van het
kooldioxide (30%) te binden en te vervoeren.
In elke rode bloedcel bevinden zich 640 miljoen hemoglobinemoleculen.
Elk hemoglobinemolecuul kan maximaal 4 zuurstofmoleculen of 4
kooldioxidemoleculen via een ijzerion binden.