Zorgthema Spijsverteringsfuncties
Spijsvertering: proces dat begint in de mond en eindigt in de endeldarm
(24-72 uur)
Voedsel wordt omgezet in koolhydraten, eiwitten, vetten.
Intake & behoefte
Mondkeelholte: voedselintake & doorslikken
Slokdarm: peristaltische beweging naar de maag
Hersenstam: hongerprikkel > bioritme, maagsap, geuren
Afbraak & vertering
Gebit: happen, kauwen, fijnmalen van voedsel
Speekselklieren: speeksel > enzymen zetmeelafbraak
Maag: maagzuur & kneden darminhoud
Pancreaskop: bicarbonaat, lipase, amylase > duodenum
Absorptie
Dunne darm: absorberen voedingsstoffen in bloed
Dikke darm: absorberen water in bloed
Verwerking
Poortader: veneuze aanvoer van bloed uit darmen naar lever
Lever: ontgiften van bloed, galproductie, stofwisseling
vetten/eiwitten/koolhydraten, opslag van glycogeen, vitaminen, ijzer en
koper.
Defecatie
Rectum, ampulla: opvang feces, aandrang
Sfincter ani: continentie
Anus: kringspier afsluiten uitgang
Maag: opslaan voedsel en afbreken eiwitten
Pancreas: enzymen die zetmeel, vetten en eiwitten afbreken
Dunne darm: opnemen water, brandstoffen en bouwstoffen
Centra voor honger of verzadiging > hypothalamus > gevoelig voor
impulsen uit het digestieve systeem zoals maagvulling, chemische
signalen uit bloed (glucose, vettzuren en aminozuren) en signalen door
spijsverteringshormonen en hormonen vanuit het vetweefsel.
Energetische waarde van voeding bepaald door calorieën.
Voedingsstof: nutriënt > elke molecuul dat op enigerlei door het lichaam
opgenomen en nuttig gebruikt kan worden.
Essentiële nutriënten: voedingsstoffen die het lichaam niet zelf kan
aanmaken, maar wel nodig heeft.
1. Macronutriënten > brandstoffen, leveren calorieën.
Koolhydraten: leveren glucose
Vetten: reservebrandstof en bouwstof
Eiwitten: bouwstof en reservebrandstof
2. Micronutriënten: mineralen/vitamines
, Spijsverteringsstelsel: benodigde voedingsstoffen opnemen en afgeven
aan bloed.
Eiwitten, vetten, zetmeel, disachariden splitsen voor opname.
Afbraak door pancreassappen en gal uit lever voor emulgeren vetten:
Eiwitten > aminozuren
Koolhydraten > monosachariden
Vetten > glycerol en vetzuren
Bij een goede zelfzorgfunctie bij inname van voedsel: helder bewustzijn,
mobiliteit, hongergevoel en een intacte slikreflex.
Speeksel: water, slijm, amylase (zetmeelsplitsend enzym) en lysozyme
(schakelt bacteriën uit).
Speekselklieren:
1. Glandula parotis
2. Glandula submandibularis
3. Glandula sublingualis
Maag: afbraak van eiwitten door pepsiine.
Maagsap: zoutzuur > schakelt micro-organismen uit (2L per dag)
Maagslijmvlies beschermt tegen: pepsine, zoutzuur, alcohol.
Pepsinogeen wordt onder invloed van zoutzuur omgezet in pepsine >
splitst eiwitten.
Dunne darm: duodenum worden gal en pancreassap vermengd met de
voedselbrij.
Gal emulgeert vetten (grondig mengen van deeltjes in een vloeistof:
emulsie)
Eiwitten en koolhydraten worden door het pancreassap verder afgebroken
tot aminozuren en monosachariden.
Aminozuren, monosachariden en vetzuren door wand dune darm
opgenomen en aan bloed/lymfevaten gegeven.
Voedsel in dunne darm: aanmaak hormoon secretine > stimuleert
pancreas afgeven van sap.
Pancreassap: bestaat uit enzymen en elektrolyten:
- Bicarbonaat > neutraliseren zure maaginhoud
- Amylase > afbraak zetmeel tot maltose
- Eiwit of proteïne splitsende enzymen > eiwitten van aminozuren
(peptiden) in kortere fragmenten knippen.
- Lipase > splitsen van vetten/lipiden > glycerol en vetzuren
Chronische pancreatitis: gebrek lipase > vermagering
Onvoldoende werking pancreas: in feces onverteerde eiwitten/vetten
Gal: product van de lever, helpt om van vet en water melkachtige
vloeistof te maken.
Opgeslagen in de galblaas.