In dit document worden de hoorcolleges en de belangrijke hoofdstukken en hoofdstukdelen uit het boek Organisation Theory van Hatch besproken. Het document is dan ook verdeeld uit de hoorcolleges met daarbij de bijpassende aantekeningen en hoofdstukken. Het is een samenvatting waar alles in staat wa...
Stof hoorcollege direct
Hoofdvraag cursus: In hoeverre is het slim om organisaties die zich bezighouden met het aanpakken
van maatschappelijke vraagstukken anders te organiseren dan volgens de klassieke, bureaucratische
principes?
Wat slim is, is ten eerste afhankelijk van het (normatieve) perspectief. Er zijn 2 perspectieven:
overheidsparadigma’s en organisatieparadigma’s
- Organisatieparadigma’s
o Modern: Taylor
o Symbolisch: Weick
o Post modern: Foucault, hoe we ook presteren er is altijd een groep die onder druk
staat. Post-modernisme is vrij complex en niet vaak toepasbaar vandaar dat we niet
altijd hoeven te lezen. Foucault wordt wel behandeld in tentamen.
- Overheidsparadigma’s
o Traditioneel (bureaucratie)
o New public management
o New public service: Denhardt en denhardt
o Digital era governance: dunleavy
Er zijn 8 organisatietheorieën die in deze cursus aan bod komen. Vanuit de ene theorie is wat anders
belangrijk dan vanuit de andere. De theorieën zijn:
- Transactiekosten theorie
- Structurele contingentietheorie
- Resource dependency theory
- Cultuurtheorie
- Neo-institutionele theorie
- Populatie ecologie theorie
- Weick’s psychologische perspectief
Deelvragen cursus:
- Waarom hebben wij organisaties nodig om maatschappelijke vraagstukken aan te pakken?
- Onder welke omstandigheden leiden bureaucratische principes tot gewenste uitkomsten van
deze organisaties?
- Onder welke omstandigheden leiden alternatieve principes tot betere uitkomsten van deze
organisaties?
- Wanneer men organisaties wilt veranderen in lijn met deze nieuwe ideeën, waar moet men dan
rekening mee houden?
De drie organisatieparadigma’s
- Modern → Het ontdekken van wetmatigheden
- Symbolisch → Begrijpen van handelen vanuit een subjectief perspectief. Wat voor de ene
organisatie geldt hoeft niet voor de andere organisatie te gelden.
- Post-modernisme → Begrijpen van handelen vanuit een onderdrukking.
Taylor: principles of scientific management
- Het land lijdt aan inefficiëntie door ons dagelijkse handelen
- Dit kunnen we verbeteren door systematisch inzicht in plaats van zoeken naar het
buitengewone
- Management is de beste wetenschap gebaseerd op wetten, regels en procedures. Fundamentele
principes van wetenschappelijk beheer zijn van toepassing op allerlei menselijke activiteiten,
2
,Samenvatting Organisatietheorie
eenvoudige handelingen en het werk van grote bedrijven. Wanneer deze principes correct
worden toegepast dan is het resultaat weerzinwekkend.
- Taylor zag dat men niet goed werkten in organisaties. Hij wilde die mensen niet gelijk
ontslaan maar trainen zodat ze effectiever zouden gaan werken (principes).
- Waarom lukt het niet om het beste uit werknemers te halen?
o Ze zijn bang voor de gevolgen van een hogere productiviteit
o Zij ontvangen onvoldoende financiële middelen
o Zij worden aangestuurd met verkeerde managementprincipes
- Hoe kan men het beste uit werknemers halen?
o Werknemers en managers dienen hun houding te veranderen
o Methodisch of evidence based werken
Weick: The social psychology of organizing
Volgens Weick hebben mensen verschillende effecten. Hoe een organisatie werkt, heeft bepaalde
effecten op mensen.
Foucault: Discipline and punish (boek)
- Bedoelde effect van lijfstraffen
- Onbedoelde effect van lijfstraffen → Men ging de persoon beschouwen als een held in plaats
van een slachtoffer waardoor er rellen ontstonden
- Bijkomend voordeel van gevangenissen
- Een gedisciplineerde wereld
o Het disciplineren van de geest is beter dan van het lichaam want men wordt getraind
om zich weer te gedragen als ze vrijkomen
o Ook kan de staat dan beter orde handhaven
Hij vindt dat we mensen nu genoeg trainen, terwijl hij eerder vond dat men meer getraind moest
worden. Bij postmodernisme moet je een spiegel voorhouden → iets wat efficiënt lijkt, hoeft niet zo te
zijn in de werkelijkheid.
Wat is een organisatie?
Organisatie → Een groep mensen die gezamenlijk een bepaald doel nastreven
Hoofdstuk 1: Organization and its multiple perspectives
Wat is een theorie?
Theorie → Een systeem van ideeën of een reeks van constructies waarvan de relaties uitleg
(modernistisch), begrip (symbolisch) of waardering (postmodern) van een fenomeen belang bieden.
Concepten → Een mentale categorie waarin ideeën kunnen worden gesorteerd, opgeslagen en
georganiseerd.
Abstractie → Alleen in gedachte bestaande, een idee dat geen materiaal bestaan heeft; eigendom van
nieuwe technologieën, met name die digitaal of elektronisch gemedieerd, die aangeven dat hun
werkprocessen verborgen zijn voor het zicht binnen de apparaten die ze bedienen en niet direct
waarneembaar zijn voor de gebruiker. Functies worden gedestilleerd in een bepaalde categorie.
- Voordeel: het verkort de tijd die nodig is om de informatie te verwerken. Je hebt gelijk
toegang tot het relevante deel van de kennis om de strategie te bepalen.
- Nadeel: steeds meer details worden verwijderd
Heuristiek→ Vuistregelstrategieën voor probleemoplossing of besluitvorming
3
, Samenvatting Organisatietheorie
Kennisstructuur → Een systeem voor het organiseren van concepten in het geheugen, waarbij typisch
lagere-hogere concepten van hogere orde worden genest (een hond is bijvoorbeeld ook een zoogdier,
dat deel uitmaakt van het dierenrijk).
Fenomeen van interest → Een object van perceptie dat een theorie wil verklaren, begrijpen of
waarderen; iets waarneembaars wat kan worden bestudeerd, meestal iets dat niet volledig wordt
gewaardeerd, begrepen of uitgelegd.
Theoriseren → Theorie gebruiken
Verschillende perspectieven
Theoretisch perspectief → Oogpunt: de positie waaruit men het fenomeen en de concepten beschouwd
en beoordeeld.
Paradigma → Een wereldbeeld dat concepten, theorieën, theorievorming en methodologie bepaalt die
aanvaardbaar wordt geacht dor degene die erop abonneren.
Modern perspectief → Benadering die de voorkeur geeft aan een causale verklaring gevormd door
kennis van de antecedenten en de gevolgen van het fenomeen van belang.
Verklaring → Een causaal verhaal over het bestaan, karakter of de staat van een fenomeen
Kwantitatieve methoden → Empirische onderzoeksmethoden die waarneembare fenomenen
onderzoeken en numerieke vergelijkingen en statistische inferenties gebruiken
Symbolisch perspectief → Voorkeur voor theorie met subjectieve ervaringen en interpretatieprocessen
die begrip produceren of verbeteren.
Kwalitatieve methoden → Empirische onderzoeksmethoden die toegang vereisen tot de subjectiviteit
van degenen die het fenomeen interesse produceren of ermee omgaan.
Etnografie → De beschrijving van een bepaalde groep mensen of cultuur
Overgeneralisatie → Een conclusie trekken die verder gaat dan het beschikbare bewijs.
Post-modernisme → Voorkeur voor kritische of esthetische waarderingen van fenomenen;
postmodernisten gaan ervan uit dat realiteit en waarheid lege concepten zijn, en theorie is slechts een
machtsspel dat het best kan worden beoordeeld op basis van haar schoonheid ipv waarheid.
Waardering → gebruik van kritische of esthetische capaciteiten om een fenomeen aan te pakken.
Kritiek → Een methode die wordt gebruikt om de beperkingen van een concept, theorie of perspectief
te onthullen
Reflexitief → Met het vermogen tot zelfreferentie, bijvoorbeeld een theorie die naar zichzelf wijst.
Ontology en epistemology
Ontology → De tak van de filosofie die veronderstellingen over het bestaan en definities van de
realiteit bestudeert
Epistemology → De tak van de filosofie die onderzoekt wat telt als kennis en hoe we weten
Modernisme
Objectief ontology → Geloof in een onwrikbare realiteit die buiten de menselijke invloed bestaat
Positivist epistemology → Veronderstelling dat de waarheid over een fenomeen kan worden ontdekt
door toepassing van een wetenschappelijke methode
Symbolisch
Subjectief ontology → Geloof dat alle kennis wordt gemedieerd door subjectiviteit
Interpretief epistemology → Veronderstelling dat kennis wordt gecreëerd of begrepen binnen de
contexten die ervaring betekenis geven
Subjectiviteit → vertrouwen op innerlijke ervaringen
Objectificatie → De behandeling van iets concreets of onpersoonlijks
Postmodernisme
Redevoering → Het gebruik van taal om gedachten en ideeën uit te wisselen
Linguistisch onology → De overtuiging dat dingen bestaan in de mate dat ze in taal verschijnen
Linguidtische draai → Gericht op de rol van taalspelen bij creëren van de realiteit
Reflexief epistomology → Veronderstelling dat kennis zonder inhoud is, en weten is daarom een
illusie
Wat komt verder?
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anoukdekleijn. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.