Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 Overgewicht en obesitas: de gevolgen.....................................................................................1
Hoorcollege 2 Honger en verzadiging............................................................................................................. 4
Hoorcollege 3 Diabetes mellitus type 2.......................................................................................................... 9
Hoorcollege 4 Hart- en vaatziekten: artherosclerose.....................................................................................13
Hoorcollege 5 Cholesterol en triglyceriden................................................................................................... 20
Hoorcollege 6 Hart- en vaatstelsel en hypertensie........................................................................................27
Hoorcollege 7 Vetweefsel en risicofactoren hart- en vaatziekten..................................................................42
Hoorcollege 1 Overgewicht en obesitas: de gevolgen
Leerdoelen
1
, Beschrijven wat obesitas en overgewicht zijn
Internationale en nationale trends van de epidemiologie van obesitas en overgewicht
benoemen
Factoren die epidemie veroorzaken en uitleggen
Aandoeningen benoemen waarbij obesitas/overgewicht een risicofactor zijn voor zowel
volwassenen als kinderen
Therapieën voor obesitas
Overgewicht > BMI 25
Obesitas > BMI 30
80% van diabetes type 2 ontstaat door obesitas/overgewicht
Nederland gemiddeld BMI 25,9
Sinds 1975 is er een verdrievoudiging in Westerse landen.
In Nederland heeft gemiddeld 13,8% obesitas en 48,9% overgewicht. Overgewicht komt vaker voor
bij mannen. Obesitas komt vaker voor bij vrouwen. Naarmate mensen ouder worden neemt het
aantal met overgewicht toe.
Risicofactoren bij kinderen
Genetische predispositie
Dieet met veel calorieën met vet en suiker
Lage mate van beweging
Lage sociaal economische klasse
Overgewicht of obesitas bij moeder voor zwangerschap
Zwangerschapsdiabetes
Flesvoeding ipv borstvoeding na geboorte
Ouders die als kind overgewicht hadden
Redenen van obesitas epidemie
Basis disbalans tussen energie inname en verbruik
Genetisch
Te weinig verbruik van energie
Veranderde voedselgewoontes
Multifcatoraal
Prader Willi syndrom is de meest voorkomende syndroom die genetisch bepaald.
Verhoogde morbiditeit bij obesitas
Hart- en vaatziekten (hypertensie en dyslipedemie)
Diabetes type 2
Sommige vormen van kanker
Mentale gezondheid
Galstenen
Arthrose
Beginnende prostaat hypertrofie
Hart- en vaatziekten bij obesitas
2
, Risicofactor voor hart- en vaatziekten
Waarbij ook dyslipedemie en hypertensie risicofactoren zijn
Klinisch: wordt nog behandeld.
Coronaire hartziekten
Diabetes type 2
Veroorzaakt door insuline resistentie
Vooral bij visceraal vet
Vaak onderdeel van metabool syndroom
Hoog risico voor hvz
Bij obesitas zeer hoge kans
Slokdarmkanker en nierkanker komt vaker voor bij mensen met obesitas. Borstkanker komt bij
vrouwen vaker voor met obesitas.
Mental health: Westerse wereld waardeert slankheid en stigmatiseert obesitas.
Therapie
Bij overgewicht accent op preventie
Bij obesitas therapie is geïndiceerd
Doel: ten minste 10-15% gewichtsreductie voor de lange termijn.
Bewezen bij BMI <35; 5-10% gewichtsreductie al gunstig
Ernstige obesitas is moeilijk te behandelen al bewezen gunstig bij BMI >35 15-20% reductie
Gedragstherapie: groepstherapie
Dieettherapie: gecombineerd met beweging
Medicatie: orlistat (lipase inhibitor)
Chirurgie: Bariatric surgery (bypass, stomach balloon, gastric sleeve)
WHO factsheet obesitas and overweight
Het aantal mensen met obesitas is verdriedubbeld sinds 1975. Vanaf BMI hoger dan 25 wordt
gesproken van overgewicht en met een BMI boven de 30 wordt gesproken van obesitas. BMI is in elk
land anders door de verschillende vetpercentages en lengtes in landen. 1,9 biljoen mensen hadden in
2016 overgewicht. 650 miljoen daarvan hadden obesitas. 13% van de wereldbevolking heeft
obesitas.
Wereldwijd wordt meer voedsel geconsumeerd met een hoge energiedichtheid zoals producten die
hoog in vet zijn. Ook neemt het aantal mensen dat beweegt drastisch af. Door de toename van
overgewicht en obesitas is er meer kans op hartziekten, diabetes, spierziekten en sommige vormen
van kanker.
Obesitas onder kinderen kan leiden tot obesitas op latere leeftijd. Ook hebben deze kinderen meer
kans op ademhalingsproblemen, botbreuken, hypertensie, vroege symptomen van hartziekten,
insuline resistentie en psychische effecten.
De voedingsindustrie kan ook een grote rol spelen in het promoten van voeding door het
verminderen van vet, suiker en zout in producten. Zorgen dat gezonde en voedzame producten
3
, beschikbaar en betaalbaar zijn voor alle consumenten, het beperken van reclame van ongezond
voedsel, het aansturen van lichaamsbeweging.
Mensen kunnen:
Energie inname verminderen van totaal vetten en suikers
Meer fruit groente, peulvruchten, volkorengranen en noten
Meer lichamelijke beweging.
Verhoogd BMI is een risicofactor voor:
HVZ
Diabetes
Vormen van kanker (borst, prostaat,lever, galblaas, nier en darm)
Obesitas ontstaat door:
Hogere inname met voeding met een hoge dichtheid die hoog zijn in vet
Toename van lichamelijke inactiviteit door zittend werk, meer openbaar vervoer,
verstedelijking
Hoorcollege 2 Honger en verzadiging
Regulatie van honger en verzadiging
Functie met betrekking op het hongergevoel/verzadigingsgevoel van ghreline, leptine, CCK,
insuline en glucagon
Exogene invloeden van honger gevoel
Fysiologie van afvallen
Medische fysiologie
21.2 Regulering van de voedselopname
Bij het handhaven van de balans tussen hongergevoel en de daadwerkelijke voeding speelt de
hypothalamus een centrale rol. Aangenomen wordt dat het hongercentrum voortdurend actief is,
maar opname van voedsel, door signalen, het verzadigingscentrum het hongercentrum inhibitor.
Eetlusopwekkers = orexogene
Eetlustremmers = anorexogene
Een belangrijke hongerprikkel wordt geleverd door de neurotransmitters neuropeptide Y en orexine-
A en -B die door verschillende groepen neuronen in de hypothalamus worden afgegeven en bij
injectie aanzetten tot voedselopname.
Centraal gelegen zijn sensoren voor de glucoseconcentratie in het bloed. Door gebrek aan
insuline kan glucose in onvoldoende mate de celmembraan passeren zodat ondanks een
abnormaal hoge glucosespiegel in het bloed intracellulair toch een glucosetekort optreedt.
Perifere informatie krijgt de hypothalamus over vetopslag in de vetdepots. De vetcellen
geven het hormoon leptine af, dit stimuleert het verzadigingscentrum. Ook krijgt de
hypothalamus informatie over de vertering in het maag-darmkanaal. Naarmate deze zich meer
vullen neemt de behoefte aan voedsel af. In de wand van een lege maag wordt het hormoon
ghreline gevormd. Ook andere hormonen van het spijsverteringskanaal zorgen voor een effect
op de eetlust, onder andere aan CCK, somatostatine en het in de pancreas geproduceerde
glucagon. Deze stimuleren in tegenstelling tot ghreline het verzadigingscentrum.
4