Recht; een inleiding
College 1 inleiding recht
Stelling: ‘Als je wordt gearresteerd, mag de politie je tijdens het hele
opsporingsonderzoek gevangen blijven houden, ook als dit bijvoorbeeld een jaar
duurt.’
Nee, er zit een maximaal limiet aan. 14 dagen met verlengen van 90 dagen.
Pro forma = periode tussen verdenking en veroordeling.
Europees hof van de rechten van de mens (Staatsburg, Frankrijk): houdt zich
bezig met de grondrechten van Europeanen. Zij hebben bepaald dat pro forma 2 jaar
mag zijn. Dus NL is nog weinig.
Stelling: ‘Als iemand per ongeluk schade toebrengt aan een ander, moet hij de
schade vergoeden.’
Ja, ook al is het per ongeluk je moet de schade vergoeden.
Stelling: ‘In het Nederlandse strafrecht wordt er beslist door een jury.’
Nee, in België nog wel.
Stelling: ‘Levenslang in NL is ook echt je hele leven lang’
Ja. Echt tot dat je sterft.
Alleen de koning kan een gratie verzoek inwilligen. Dat houdt in dat je van een
levenslange gevangenisstraf af kunt komen.
Stelling: ‘in NL hebben we twee wetten; het BW en Wetboek van strafrecht.’
Nee, nog veel meer. Algemene wet bestuursrecht, grondwet, wegenverkeerswet
etc.
Stelling: ‘Er wordt niet streng genoeg gestraft door Nederlandse rechters.’
Dit is een mening. Bijvoorbeeld in de zaak met Humeira is de jongen veroordeeld
tot doodslag (doding zonder voorbedachte rade) en niet tot moord.
Waarom is er recht?
- Om te voorkomen dat men eigen rechten gaat spelen
- Orde
4 functies van recht:
1. Normatieve functie: het vastleggen van normen en waarden. Tot hoe ver kun
je gaan. Zoals regels je mag niemand vermoorden.
2. Geschil oplossende functie: wanneer 2 partijen het niet met elkaar eens zijn
kunnen zij het voorleggen aan een neutrale derde partij die de knoop
doorhakt. Daar blijft het dan ook bij.
3. Additionele functie: toegevoegde functie, bijvoorbeeld het rechts rijden. Puur
bedoeld om de samenleving te ordenen.
4. Instrumentele functie: het recht kan gebruikt worden om geschillen op te
lossen.
,Wat is recht?
Alle regels die hier en nu gelden.
Een regel is een rechtsregel wanneer je hem bij de rechter kunt afdwingen.
Wanneer het in het wetboek staat.
Al deze regels bij elkaar is het positief recht: alle op dit moment geldende
rechtsregels in Nederland.
Rechtsregel? Waar is de regel neergelegd, waar staat de regel?
Rechtsbronnen:
1. In de wet: rechtsregel
2. In de jurisprudentie: de uitspraken van rechters zijn ook rechtsregels, de
rechtsspraak.
3. In het gewoonterecht: een rechtsregel omdat het nou eenmaal gewoonte is.
Het gebeurt al heel lang zo, vaste gedragslijn. Het hoort zo te gaan.
4. In de verdragen: internationale verdragen.
Deze 4 samen noemen we de rechtsbronnen; de vindplaatsen van alle
rechtsregels. Als het hier niet in staat is er geen sprake van een rechtsregel.
Wet- en regelgeving
De wet wordt in Nederland gegeven door een wetgever: de regering (de ministers en
de koning) en de Staten-Generaal (= eerste en tweede kamer samen): staat in
grondwet boek 2, pagina 2895.
Tweede kamer: 150 leden, de baas in ons land.
- Gekozen door het volk
- Controleren de regering. De regering bestuurt het land maar de tweede kamer
controleert hoe ze dat doen.
- Kan geen regels maken; alleen maar samen met de regering. Niet zelf.
- Leden van de tweede kamer kunnen wel een wetsvoorstel indienen. Het recht
van initiatief.
Eerste kamer: 75 leden, ook wel senaat genoemd.
- Leden worden gekozen door de provinciale staten.
- Kan geen regels maken; alleen maar samen met de regering. Niet zelf.
- Mogen geen wetsvoorstellen indienen.
Hoe komen wij aan die regering? Door verkiezingen van het volk. De
vertegenwoordigers zitten in de tweede en eerste kamer.
Wie is de baas in je eigen gemeente? Onze vertegenwoordigers: de
gemeenteraad.
- Burgemeesters mogen zelf regels maken (wel gebonden aan hogere regels),
alleen voor noodsituaties. Dat heet noodverordeningen.
- De gemeenteraad is eigenlijk de wetgever in de gemeente. Die maakt regels
als op welke dag je het vuilnis buiten moet zetten etc. dat noemen we
verordeningen.
En wie is dat in de provincie? Provinciale staten
- Provinciale staten is de wetgever op provinciaal niveau.
,Een ministeriële regeling: een regel die gemaakt is door alleen een minister. Hij
mag alleen deze regel maken als hij daarvoor de opdracht heeft gekregen van de
regering en Staten-Generaal of alleen van de regering.
1. De wet
Verschillende wetgevers
o Regering en Staten-Generaal; de hoogste wetgever. Hoe hoger de
regel hoe meer voorrang die heeft. Formele wetgever
o Regering (Mark Rutte, de koning en alle ministers), zij mogen ook
regels maken zonder de SG. Dit noemen we geen wet maar een
koninklijk besluit. Als deze regel in strijd is met een wet dan gaat een
hogere wet altijd voor.
o Minister; ministeriële regeling, mag alleen maar in opdracht van.
o Provincie (provinciale staten); zij mogen regels maken voor de hele
provincie. Betekent dat er verschillen zijn tussen de 12 provincies.
o Gemeente (gemeenteraad); ook hier geldt dat hogere regels voor gaan.
Wet
o In formele zin = gemaakt door onze hoogste wetgever
o In materiële zin = de tegenhanger. Een document met regels die voor
iedereen gelden, opgesteld door een wetgever. Kan hoog en laag zijn.
Bijvoorbeeld dat je je hond in Enschede aan de lijn moet uitlaten. Ook
een Koninklijk besluit is een wet in materiële zin.
Gemaakt door:
o Regering en Staten-Generaal
= wet in formele zin
o Regering
= Koninklijk besluit – AmvB (algemene maatregel van bestuur)
o Minister
= Ministeriële regeling
o Provincie (Provinciale Staten)
= Provinciale verordening
o Gemeente (Gemeente Raad)
= gemeentelijke verordening
Alles zijn wetten in materiële zin, alleen de eerste is wet in formele zin.
Er zijn dus 3 soorten wetten:
1. Wetten in formele zin, die niet tevens wetten in materiële zin zijn.
- Toestemmingswet voor een huwelijk: geldt alleen voor koningshuis
- Een begrotingswet: hierin wordt toestemming gegeven voor de begroting.
- Goedkeuringswet: waarin verdrag goed wordt gekeurd.
2. Wetten in formele zin, die ook weten in materiële zin zijn.
Wetten die zijn gemaakt door onze hoogste wetgever, maar tegelijkertijd staan
er regels in die voor ons allemaal gelden.
3. Wetten in materiële zin, die niet tevens wetten in formele zin zijn.
Bevatten regels voor ons allemaal maar zijn niet gemaakt door regering of
Staten-Generaal. Zijn op een lager niveau gemaakt.
, Hiërarchie
Lex superior derogat legi inferiori = de wet hoger ontkracht wetten lager.
De rechter toetst dit. Uitzondering: art. 120 GW.
Lex posterior derogat legi priori = de latere wet ontkracht de eerdere wet.
Lex specialis derogat legi generali = de speciale wet ontkracht de algemene
wet.
2. De gewoonte
Wanneer is iets een gewoonte?
Vereisten
1. Vaste gedragslijn; iets moet al heel lang op die manier gaan.
2. Opinio necessitatis; de overtuiging dat het zo moet, dat het noodzakelijk is.
3. Jurisprudentie
Rechterlijke uitspraak
Uitspraak
Vonnis; in een strafzaak, twee vechtende partijen
Rechterlijke beschikking; bijvoorbeeld als je je naam wilt veranderen. Of
dat je geslacht op je ID kaart wordt veranderd.
Arrest; uitspraak van gerechtshof of hoge raad.
Niet gebonden aan eerdere (of hogere) uitspraken
De rechter is onafhankelijk
4. Het verdrag
Geschreven overeenkomst tussen staten; een deal een contract.
Bilateraal = tussen twee landen of multilateraal = tussen meer dan twee
landen
College 2 inleiding vermogensrecht
Nederland is een decentraliseerde eenheidsstaat omdat Den Haag kan zorgen dat
alles weer in de juiste banen kan worden geleid, zij houden de provincie en
gemeente wel in de gaten.
Indeling recht
Objectief recht --- subjectief recht
Publiek recht --- privaatrecht
Formeel recht --- materieel recht
Dwingend recht --- aanvullend recht
Objectief recht --- subjectief recht
Bundel 1 pag. 403: BW 6 art. 162 de onrechtmatige daad
Objectief recht = de regel zoals die luidt, zoals die voor iedereen geldt. De
objectieve regel uit de rechtsbron.
Subjectief recht = de daaruit voortvloeiende rechten en plichten. In een concrete
situatie. Kan dus per situatie verschillen.