Samenvatting verbintenissenrecht
H1: Enige grondbeginselen
1.3: Burgerlijk wetboek
Boek 1 Personen- en familierecht
Boek 2 Rechtspersonen
Boek 3 Vermogensrecht in het algemeen
Boek 4 Erfrecht
Boek 5 Zakelijke rechten
Boek 6 Algemeen gedeelte van het verbintenissenrecht
Boek 7 Bijzondere overeenkomsten
Boek 7A Bijzondere overeenkomsten (vervolg)
Boek 8 Verkeersmiddelen en vervoer
Boek 10 Internationaal privaatrecht
Voorbeeld opschrijven van artikel uit BW:
Artikel 10 lid 1 uit boek 3 van het BW = Art. 3:10 lid 1 BW.
1.3.1: Personen- en familierecht en rechtspersonen (boek 1 en 2)
Natuurlijke personen: mensen van vlees en bloed
Rechtspersonen: de naamloze en besloten vennootschap, de vereniging, de coöperatie, de
onderlinge waarborgmaatschappij en de stichting (art. 2:3 BW).
Privaatrechtelijke rechtspersonen: rechtspersonen die hierboven zijn genoemd.
Publiekrechtelijke rechtspersonen: provincies, gemeenten en waterschappen.
Rechtssubjecten: dragers van rechten en plichten (rechtsbevoegd)
Natuurlijke personen en rechtspersonen zijn rechtsbevoegd. Hierdoor hebben zij vermogen. Als
iemand iets met dat vermogen wil doen, moet diegene handelingsbekwaam zijn.
Handelingsbekwaam: en persoon is in staat (onaantastbare) rechtshandelingen te verrichten.
In principe is iedere natuurlijke persoon handelingsbekwaam (art. 3:32 lid 1 BW). Er is een
uitzondering voor minderjarigen (art. 1:234 BW) en meerderjarigen die om een bepaalde reden onder
curatele zijn gesteld (art. 1:378 en 381 lid 2 BW). Rechtspersonen zijn altijd handelingsbekwaam.
Boek 1 regelt het familie recht (alleen van toepassing op natuurlijke personen).
Boek 2 geeft regels betreffende de rechtspersonen.
1.3.2: Vermogensrecht (boek 3 t/m 8)
Vermogen: de bezittingen en schulden van een bepaalde persoon.
Boek 3 spreekt i.p.v. vermogen over goederen. Goederen kunnen stoffelijk of materieel/tastbaar
zijn.
Stoffelijk: zaken (huis, auto, boek).
Niet-stoffelijk: vermogensrechten (op een huis, auto, koopsom).
Boek 4 (erfrecht) regelt wat er met iemands goederen gebeurt na diens overlijden.
Boek 5 behandelt de rechten op zaken eigendom, erfpacht en appartementsrechten.
, Boek 6 gaat over verbintenissen.
Boek 7 regelt de bijzondere overeenkomsten koopovereenkomst, de lastgeving, de
arbeidsovereenkomst en de vaststellingsovereenkomst.
Boek 8 staan wettelijke bepalingen m.b.t. het vervoer van personen en goederen.
1.3.3: Internationaal privaatrecht (boek 10)
Boek 10 bevat de Nederlandse regels m.b.t. het internationaal privaatrecht voor het oplossen van
conflicten, die kunnen ontstaat tussen de rechtsstelsels van verschillende landen. Boek 10 is
alleen van toepassing voor landen die geen deel uitmaken van de EU of waarmee Nederland
geen internationaal verdrag heeft gesloten.
1.3.4: Opbouw van het BW
Getrapte / gelaagde structuur: betekent dat eerst de algemene regels over een bepaald onderwerp
aan de orde komen en vervolgens de meer bijzondere regels.
Schakelbepalingen: verklaren een aantal rechtsregels van het Burgerlijk Wetboek ook buiten het
vermogensrecht van toepassing.
,H5: Rechtshandeling algemeen
5.1: Het begrip ‘rechtshandeling’
Bloot rechtsfeit: Er ontstaat juridisch iets, zonder dat er iets voor is gedaan, maar het is wel een
rechtsgevolg. (Vb: geboorte, dood, meerderjarig worden etc.)
Menselijke handeling: Handeling waar een rechtsgevolg aan is gebonden.
o Feitelijke handeling Het rechtsgevolg treedt in zonder dat het de bedoeling van was
diegene. Je maakt bijvoorbeeld schade zonder dat dit je bedoeling was.
Onrechtmatige daad: iemand slaan, door rood rijden, rechtsgevolg, art. 6:162 BW
Rechtmatige daad: je had het niet bedoeld, maar het is wel gebeurd, het heeft geen
beoogd rechtsgevolg, het is niet fout. (Vb: je ontvangt een pakketje voor de buren maar het
was niet jou bedoeling om dit pakketje te ontvangen.)
Rechtshandeling: Een rechtshandeling dat was bedoeld om een rechtsgevolg te hebben. Je wilt het
en een verklaring is vereist. (Vb: een televisie kopen.)
o Eenzijdige rechtshandeling: hierbij kan de wil van één persoon zorgen voor rechtsgevolg.
Ongericht: Rechtshandeling niet specifiek gericht op één persoon. Geen andere partij, wel
bescherming, bijvoorbeeld een geestelijk gestoorde die een testament weigert, maar dit wel
heel hard nodig heeft. (Vb: Afstand doen van de huwelijksgemeenschap of het plaatsen van
een advertentie in een weekblad of een testament opmaken.) Maakt je niét uit aan wie.
Gericht: Rechtshandeling gericht op een bepaalde persoon. Geen speciale bescherming,
wel een andere partij. Het maakt je wél uit aan wie. (Vb: het opzeggen van huur of een
arbeidsovereenkomst, de ontbinding van een overeenkomst of verlenen van volmacht.)
Meerzijdige rechtshandeling: hierbij is de wil van twee of meer rechtssubjecten nodig om het door
hun beoogde rechtsgevolg te doen intreden. Overeenkomsten en besluiten van aan algemene
aandeelhoudersvergadering of een algemene ledenvergadering of het besluit tot oprichting van een
vereniging (art. 2:26 lid 2 BW).
Verbintenisscheppende overeenkomst: een meerzijdige rechtshandeling die is gericht op het
scheppen van verbintenis(sen). De handelende rechtssubjecten aanvaarden het, dus de wil is gericht.
Aan de hand van het aantal verbintenissen dat ontstaat, wordt de verbintenisscheppende
overeenkomst onderverdeeld in:
1. De wederkerige (verbintenisscheppende) overeenkomst;
2. De eenzijdige (niet-wederkerige) (verbintenisscheppende) overeenkomst.
Wederkerige overeenkomst: hierbij ontstaat er twee verbintenissen. De overeenkomst is wederkerig
omdat de contractpartijen over en weer schuldeiser en schuldenaar worden van de tot stand gekomen
verbintenissen. V.b. koopovereenkomst, arbeidsovereenkomst, reisovereenkomst en de
verzekeringsovereenkomst.
Eenzijdige (niet-wederkerige) overeenkomst: er staat maar één schuldeiser tegenover één
schuldenaar. V.b. schenken van een cadeau.
Rechtshandeling
Eenzijdig Meerzijdig
Gericht Ongericht Overeenkomst Andere
Familierechtelijk Goederenrechtelijk Bewijsrechtelijk Verbintenisscheppende
Eenzijdig Wederkerig
, 5.2: Totstandkoming van een rechtshandeling
Totstandkoming rechtshandeling
Drie eisen:
1. Handelingsbekwaam rechtssubject (art. 3:32 lid 1 BW)
2. Op rechtsgevolg gerichte wil (art. 3:33 BW)
3. Verklaring waarin de op een rechtsgevolg gerichte wil is geopenbaard (art. 3:33 BW)
Handelingsbekwaam: het kunnen verrichten van onaantastbare rechtshandelingen.
Een rechtspersoon wordt wat betreft het vermogensrecht, door de wet gelijkgesteld aan een natuurlijk
persoon (art. 2:5 BW).
Vertrouwensbeginsel (art. 3.35 BW): als er sprake is van een duidelijke vergissing of verspreking zal
er geen gebondenheid ontstaan. En als het de wederpartij gezien de omstandigheden niet duidelijk
was dat er sprake is van een vergissing zal er wel gebondenheid aan de rechtshandeling ontstaan.
Het hangt van de omstandigheden af of er sprake is van een misverstand of niet.
Degene die een verklaring in ontvangst neemt, moet zich afvragen of de ander zich wel realiseerde
wat hij verklaarde. Er rust op hem een onderzoeksplicht. Dat wil zeggen dat hij soms moet
onderzoeken of de ander werkelijk wil wat hij verklaart. Wanneer hij dit niet doet, dan kan hij geen
beroep meer doen op het vertrouwensbeginsel.
Ontvangsttheorie: De rechtshandeling komt pas tot stand als de verklaring de persoon tot wie zij
gericht is, heeft bereikt (art. 3:37 lid 3 BW).
Art. 3:37 lid 4 BW: Echter komt er soms ondanks het feit dat de verklaring de aanbieder niet heeft
bereikt, toch een rechtshandeling, v.b. een overeenkomst, tot stand, namelijk:
als de aanbieder zelf of degene voor wie hij aansprakelijk is, de oorzaak is van het feit dat de
verklaring hem niet of niet tijdig heeft bereikt;
wanneer er (persoonlijke) omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de ontvanger risico draait.
De persoon die een bepaalt middel van verzending gekozen heeft, draagt ook het risico voor een
eventuele daarmee gemaakte fout.
Intrekking aanvaarding: kan alleen als deze verklaring gelijktijdig of eerder dan de eerste verklaring
wordt bereikt art. 3:37 lid 5 BW
5.3: Nietigheid en vernietigbaarheid van een rechtshandeling (nulliteiten)
5.3.1: Wanneer is een rechtshandeling nietig of vernietigbaar?
Nietig zijn rechtshandelingen:
o Van rechtswege nietig;
o Waarbij de tijd nooit gaat lopen;
o Waarbij wordt geacht nooit te hebben bestaan vanaf moment rechtshandeling;
o In strijd met de goede zeden of openbare orde (art. 3:39 en 3:40 BW);
o In strijd met een dwingende wetsbepaling tenzij deze wetsbepaling alleen maar de bedoeling
heeft om een van de partijen bij een meerzijdige overeenkomst te beschermen. Dan is die
rechtshandeling namelijk vernietigbaar;
o Die zijn verricht door een handelingsonbevoegde (art. 3:43 BW);
o Ook nietig is de eenzijdige ongerichte rechtshandeling van een handelingsonbekwame (art.
3:32 lid 2 BW) en de eenzijdige ongerichte rechtshandeling die is verricht door iemand die
handelde onder invloed van een geestelijke stoornis (art. 3:34 lid 2 BW).